In deze zaak hebben zes passagiers compensatie verzocht van de luchtvaartmaatschappij EasyJet Europe Airline GmbH voor een geannuleerde vlucht van Hurghada naar Amsterdam op 1 januari 2022. De luchtvaartmaatschappij betwistte de claim en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk (water)schade op de luchthaven van Hurghada door slechte weersomstandigheden en het geldende nachtregime op Schiphol. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van het vluchtnummer slechts een administratieve wijziging was en dat de schemawijziging gelijkgesteld kon worden aan een langdurige vertraging. Het beroep op buitengewone omstandigheden werd door de kantonrechter geaccepteerd, omdat de vervoerder voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De passagiers kregen geen compensatie toegewezen, en de proceskosten werden aan hen opgelegd.
Het procesverloop begon met een vorderingsformulier dat op 28 december 2023 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de vervoerder op 31 oktober 2024. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor de vlucht, maar arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie, tenzij de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder beweerde dat de vertraging voortkwam uit een combinatie van slechte weersomstandigheden en een nachtregime, wat de kantonrechter bevestigde.
De kantonrechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie. De passagiers werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, en de relevante artikelen van de Verordening en het Burgerlijk Wetboek werden genoemd in de uitspraak.