ECLI:NL:RBNHO:2025:13148

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11689644 \ CV EXPL 25-1730
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzet en rectificatie van procespartij in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter te Alkmaar, hebben de eisende partijen, [naam 1] c.s., verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat hen verplichtte tot betaling van een bedrag aan [bedrijf 1]. De zaak betreft een geschil over de ontbinding van een cursusovereenkomst en de terugbetaling van cursusgeld. De eisende partijen hebben aangevoerd dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden door [bedrijf 1] en dat zij niet ontvankelijk zijn in de oorspronkelijke vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat [naam 1] c.s. ontvankelijk zijn in hun verzet. Tevens is geoordeeld dat [bedrijf 1] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij zelf heeft gesteld dat zij niet de rechthebbende is op de vordering. De kantonrechter heeft het verstekvonnis vernietigd en [bedrijf 1] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 5 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11689644 \ CV EXPL 25-1730
Vonnis van 5 november 2025
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [naam 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser],
te [plaats 2] ,
eisende partijen in verzet,
hierna ook samen te noemen: [naam 1] c.s.,
gemachtigde: mr. R.P. Groot,
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n.
[bedrijf 1],
te [plaats 3] ,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [bedrijf 1] ,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 7 december 2023
- het verstekvonnis van 10 januari 2024
- de verzetdagvaarding van 29 april 2025
- het tussenvonnis van 25 juni 2025
- een akte van 6 oktober 2025 om 14.38 uur per e-mail bij de rechtbank binnengekomen, met producties, afkomstig van gemachtigde Boeder voornoemd
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] heeft bij factuur van 22 juni 2023 een bedrag van € 1.874,29 bij [bedrijf 1] in rekening gebracht voor het volgen van een basiscursus ‘Micro Solderen’ (hierna: de cursus) op 24, 25 en 26 juli 2023. Dit bedrag is betaald.
2.2.
[naam 2] heeft op 22 juli 2023 een e-mail aan [naam 1] gezonden waarin samengevat is opgenomen dat hij er bij toeval achter is gekomen dat de cursus niet door gaat en dat [naam 1] hem op korte termijn geen redelijk alternatief kan bieden zodat zij in gebreke is. Er staat dat hij de overeenkomst wil ontbinden en het door hem betaalde cursusgeld van € 1.874,29 terug wil ontvangen van [naam 1] , met het verzoek om dit binnen zeven dagen terug te betalen.
2.3.
[naam 1] heeft geen cursusgeld terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
[bedrijf 1] heeft bij inleidende dagvaarding van [naam 1] c.s. betaling gevorderd van € 2.184,40, vermeerderd met rente en kosten. [bedrijf 1] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden en dat [naam 1] c.s. het cursusgeld aan [bedrijf 1] moeten terug betalen.
3.2.
[naam 1] c.s. zijn door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen.
3.3.
[naam 1] c.s. vorderen, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voeren [naam 1] c.s. aan dat [bedrijf 1] niet gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden omdat de datum waarop de cursus zou plaatsvinden geen fatale termijn was. Ten eerste had [bedrijf 1] [naam 1] c.s. in gebreke moeten stellen en de gelegenheid moeten bieden alsnog na te komen. Ten tweede geldt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en in artikel 11 van de algemene voorwaarden is opgenomen:
“We geven geen restitutie na aankoop van een cursus.”.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het verzet
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat het door [naam 1] c.s. ingestelde verzet tijdig is gedaan. [1] [naam 1] c.s. zijn niet eerder dan 8 april 2025 bekend geworden met de inhoud van het vonnis, namelijk toen er beslag werd gelegd. Vervolgens is binnen vier weken verzet ingesteld.
4.2.
De kantonrechter volgt niet de stelling dat [naam 1] niet-ontvankelijk is in haar verzet omdat zij inmiddels is uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ook de ontbonden vennootschap onder firma kan immers als partij optreden. [2]
4.3.
De conclusie is dat [naam 1] c.s. ontvankelijk zijn in hun verzet.
Ontvankelijkheid [bedrijf 1]
4.4.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of [bedrijf 1] ontvankelijk is in de (oorspronkelijke) vordering op [naam 1] c.s.
4.5.
De gemachtigde van [bedrijf 1] stelt bij akte onder meer het volgende, zoals hierna als citaat is opgenomen:
“De factuur, produktie 1 bij dagvaarding, is betaald door [naam 2] . [naam 2] was destijds part time werkzaam bij [gedaagde] ( [bedrijf 1] ). [naam 2] heeft vanaf de computer van [bedrijf 1] de online module cursusovereenkomst ingevuld waardoor de computer automatisch [bedrijf 1] heeft ingevuld als cursist.
[naam 2] wilde de cursus volgen op 24-25-26 juli 2023 en heeft van het cursusgeld betaald. [naam 2] heeft de cursus overeenkomst ontbonden. Het vorderingsrecht op terugbetaling rust op [naam 2] .
De app-correspondentie over de overeenkomst is tussen [naam 1] ( [naam 1] ) is gevoerd met [naam 2] (produktie 2 bij dagvaarding):
Geachte heer [naam 2] , Ik kan geen terug betaling doen omdat u door de betaling zelf als akkoord bent gegaan met onze algemene voorwaarden, en ik u ook een optie aanbiedt. Mocht u een andere datum weten hoor ik graag van u".
De betaling heef [naam 1] ontvangen van [bedrijf 2] ( = [naam 2] ).
Omdat de factuur is gesteld op naam van [bedrijf 1] , is [bedrijf 1] ( [gedaagde] ) abusievelijk als eisende partij opgenomen in plaats van [naam 2] .
[naam 2] verzoekt de kantonrechter toe te staan dat [naam 2] in plaats van [gedaagde]
in de plaats treedt van de oorsrpronkelijk genoemde eiser, aangezien is gebleken dat [naam 2] de rechthebbende is op de vordering waarop het geschil betrekking heeft. (…)”.
4.6.
Namens [naam 1] c.s. is bij de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. Daarbij is naar voren gebracht dat dit verzoek heel laat is gedaan en dat dit een heel vreemde gang van zaken is, nu er zelfs tussentijds beslag is gelegd door [bedrijf 1] , terwijl de gemachtigde van [bedrijf 1] nu opeens stelt geen vordering op [naam 1] te hebben.
Rectificatie/wijziging procespartij?
4.7.
Het is vaste rechtspraak dat rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partijaanduiding mogelijk is als de gedaagde heeft begrepen of in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de partijaanduiding op een vergissing berustte, de rectificatie tijdig plaatsvindt en de gedaagde door deze vergissing en rectificatie niet wordt benadeeld of in zijn verdediging geschaad. [3] De gedachte hierachter is dat fouten en vergissingen niet tot fatale gevolgen behoren te leiden en dat zoveel mogelijk moet worden beslist tussen de werkelijk belanghebbende partijen bij de rechtsbetrekking in geschil. [4]
4.8.
Of [naam 1] c.s. hebben begrepen of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat de vermelding van [bedrijf 1] op een vergissing berustte, hangt samen met de vraag welke partij [naam 1] als contractspartij kon en mocht beschouwen.
In de akte heeft de gemachtigde van [bedrijf 1] erop gewezen dat [naam 2] de online overeenkomst heeft ingevuld, dat de app-correspondentie is gevoerd met [naam 2] en dat [naam 1] de betaling heeft ontvangen van [bedrijf 2] (= [naam 2] ), aldus de gemachtigde. Volgens [bedrijf 1] was [naam 2] dus de contractspartij. Namens [naam 1] c.s. heeft de gemachtigde bij de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij steeds zijn uitgegaan van [bedrijf 1] als contractspartij en dat nu opeens daags voor de zitting een wissel in eisende partij wordt voorgesteld. Volgens de gemachtigde van [naam 1] c.s. heeft [vennoot] , de andere vennoot van [naam 1] , het contact gehad over de overeenkomst, maar is deze vennoot naar het buitenland vertrokken en onbereikbaar. De factuur voor de cursus is op naam van [bedrijf 1] gezet. De heer [eiser] heeft daaraan toegevoegd dat zij de factuurgegevens hebben opgevraagd en dat de klant toen doorgaf wat de wens was. Gelet op dit verweer is het de kantonrechter niet gebleken dat [naam 1] c.s. hebben begrepen of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat de vermelding van [bedrijf 1] in de oorspronkelijke dagvaarding op een vergissing berustte. [bedrijf 1] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om anders te oordelen.
4.9.
De kantonrechter concludeert dat, nog daargelaten het bijzonder late tijdstip van de akte met het verzoek tot wisseling van eisende partij, niet is voldaan aan de vereisten voor rectificatie van de oorspronkelijke dagvaarding en een wisseling van de oorspronkelijk eisende partij reeds daarom niet aan de orde is.
Conclusie
4.10.
Omdat [bedrijf 1] zelf stelt dat zij niet de rechthebbende van de vordering op [naam 1] c.s. is, zal de kantonrechter [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren. De conclusie is dan ook dat de kantonrechter het verzet van [naam 1] c.s. gegrond zal verklaren, het verstekvonnis zal vernietigen en [bedrijf 1] dus niet-ontvankelijk in haar vordering zal verklaren.
4.11.
[bedrijf 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van de verzetprocedure betalen (inclusief nakosten) betalen. De kosten van de verzetdagvaarding blijven voor rekening van [naam 1] c.s. [5]
De proceskosten van [naam 1] c.s. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
510,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet gegrond;
5.2.
vernietigt het door de kantonrechter te Alkmaar op 10 januari 2025 tussen partijen uitgesproken verstekvonnis (bekend onder zaaknummer 10837765 CV EXPL 23-5410) en ontheft [naam 1] c.s. van de tegen hen uitgesproken veroordeling, en opnieuw rechtdoende:
5.3.
verklaart [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.4.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten van € 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bedrijf 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.Zie artikel 51 Rv.
3.Zie Hoge Raad 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:B4765.
4.Zie Hoge Raad 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881.
5.Zie artikel 141 Rv.