ECLI:NL:RBNHO:2025:1308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
15/089170-24, 15/261155-23 (ttz. gev.) en 15/233576-23 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Onderzoek Lupine. Veroordeling wegens het veroorzaken van een explosie, openlijke geweldpleging en mishandeling.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het veroorzaken van een explosie, openlijke geweldpleging en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 februari 2024 in Medemblik, waar de verdachte samen met anderen een explosie veroorzaakte bij een woning door een vuurwerkbom te gebruiken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de bewoners van de woning. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging op 11 juli 2023 en mishandeling op 12 juli 2023. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte is ook veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 80 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten, en toezicht door de jeugdreclassering. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/089170-24, 15/261155-23 (ttz. gev.) en 15/233576-23 (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 30 januari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 16 januari 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht. Op de zitting is verder het woord gevoerd door [vertegenwoordiger van de raad] van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de Raad) en [jeugdreclasseerder] van de jeugdreclasseerder bij de William Schrikker Stichting (verder te noemen: WSS).
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en van wat namens hen door [medewerker] van Slachtofferhulp naar voren is gebracht, alsmede van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en van wat namens de benadeelde partijen door hun wettelijke vertegenwoordigers naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/089170-24
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning aan de [adres] door een of meer stuk[s] vuurwerk [Cobra] vastgebonden/getaped aan een flesje gevuld met benzine aan te steken en naar die woning te gooien, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de genoemde woning en/of belendende panden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in de woning aanwezige personen, waaronder onder andere [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 15/261155-23
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Medemblik openlijk, te weten, op de [plek] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] door
- die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan,
- die [benadeelde partij 4] vast te pakken en/of te houden en/of
- die [benadeelde partij 3] bij zijn shirt te pakken;
Ten aanzien van parketnummer 15/233576-23
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Enkhuizen [benadeelde partij 6] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het gezicht/hoofd, in elk geval het lichaam, en/of meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen de benen, in elk geval het lichaam.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummers 15/089170-24, 15/261155-23 en 15/233576-23 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het woord gevoerd, waarbij zij heeft aangegeven dat de verdachte heeft toegegeven de hem verweten strafbare feiten te hebben gepleegd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van parketnummer 15/089170-24
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen (artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv)), te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 1] d.d. 14 februari 2024
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 2] d.d. 22 februari 2024
  • een proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , betreffende het analyseren camerabeelden [adres] d.d. 18 februari 2024 (p. 260 t/m 273);
  • een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] d.d. 21 maart 2024
  • een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat van de ontploffing naast het algemeen gevaar voor goederen ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, nu dit naar algemene ervaringsregels namelijk voorzienbaar was. De bewoners van de woning waren ten tijde van de ontploffing, rond 20.00 uur, thuis. De bewoonster [benadeelde partij 1] zat op de bank voor het voorraam televisie te kijken, vlak naast de plek waar de aan het explosief vooraf gegooide steen terecht gekomen is. De bedoeling van de verdachten was dat het explosief achter de steen aan door dit gat naar binnen zou worden geworpen. De bewoner [benadeelde partij 2] was boven in zijn slaapkamer. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat het ging om zwaar vuurwerk, namelijk een Cobra, vastgebonden aan een flesje benzine, die buiten voor het raam in de voortuin tot ontploffing is gekomen en daar zeer forse schade heeft toegebracht aan onder meer de zich daar bevindende tuintafel.
Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat zwaar vuurwerk, zoals een Cobra, zeer gevaarlijk is en levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Zonder zich ervan te vergewissen of zich personen in de woning bevonden, hebben de verdachte en zijn mededaders een Cobra bij het voorraam van de woning tot ontploffing gebracht. Het is alleszins voorzienbaar dat, zoals ook het geval bleek te zijn, op voornoemd tijdstip één van de bewoners zich in de woonkamer zou bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand als gevolg van het ter ontploffing brengen van de Cobra in levensgevaar zou raken en/of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van parketnummer 15/261155-23
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen (artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv), te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 3] d.d. 27 juli 2023
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 4] d.d. 13 juli 2023
  • een proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 26 juli 2023
  • een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] d.d. 4 september 2023 (p. 81 t/m 87);
  • een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] d.d. 4 september 2023 (p. 90 t/m 95).
Ten aanzien van parketnummer 15/233576-23
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen (artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv), te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 6] d.d. 12 juli 2023
  • een schriftelijk bescheid, zijnde een huisartsverklaring omtrent [benadeelde partij 6]
  • een proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , betreffende het uitkijken van camerabeelden d.d. 23 juli 2023 (p. 21 t/m 23).
3.3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15/089170-24, 15/261155-23 en 15/233576-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/089170-24
hij op 13 februari 2024 te Medemblik tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning aan de [adres] door een Cobra, getaped aan een flesje gevuld met benzine, aan te steken en naar die woning te gooien, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de genoemde woning en belendende panden, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige personen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] te duchten was.
Ten aanzien van parketnummer 15/261155-23
hij op 11 juli 2023 te Medemblik openlijk, te weten op de [plek] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] door
- die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] meermalen tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan,
- die [benadeelde partij 4] vast te pakken en te houden, en
- die [benadeelde partij 3] bij zijn shirt te pakken.
Ten aanzien van parketnummer 15/233576-23
hij op 12 juli 2023 te Enkhuizen [benadeelde partij 6] heeft mishandeld door meermalen te slaan en te stompen tegen het hoofd en het lichaam en te schoppen tegen het lichaam.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/089170-24
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van parketnummer 15/261155-23
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van parketnummer 15/233576-23
mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zij vordert aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de Raad in het rapport van 2 januari 2025 en ter terechtzitting van 16 januari 2025 onderschreven en aangevuld door de Jeugdreclassering, te weten een contactverbod met de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in de zaak met parketnummer 15/089170-24, alsmede een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte 1] , zolang de jeugdreclassering dat nodig acht, en een locatieverbod voor de straat waar slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] wonen ( [adres] te [plaats] ), zoals verzocht door het slachtoffer [benadeelde partij 1] . Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal bevelen.
Verder heeft zij gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen jeugddetentie bij het niet of niet goed uitvoeren hiervan.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – samengevat – verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn jeugdige leeftijd. De raadsvrouw heeft verzocht geen voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen. Gelet op zijn beïnvloedbaarheid zou het onwenselijk zijn dat hij in de toekomst, bij contact met politie en/of justitie, terug zou moeten naar de jeugdgevangenis. Tevens heeft zij verzocht de gevorderde duur van de werkstraf te matigen zodat de verdachte niet wordt overvraagd. Zij heeft er daarbij op gewezen dat het gaat om een jongen die veel verplichtingen heeft, zoals stage, school en hulpverlening. De raadsvrouw heeft verzocht een werkstraf voor de duur van maximaal 120 uren op te leggen, waarvan 40 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de vordering tot dadelijke uitvoerbaarheid hiervan heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 13 februari 2024 schuldig gemaakt aan een zeer ernstig en gevaarlijk strafbaar feit. Samen met zijn mededaders heeft hij, in opdracht van een ander, een ontploffing veroorzaakt aan de woning aan de [adres] te [plaats] . Een medeverdachte heeft eerst een baksteen door het raam van de woonkamer gegooid, waardoor de ruit is gesneuveld en er glas in de woonkamer terecht is gekomen. De steen kwam vlak naast het slachtoffer [benadeelde partij 1] terecht, die op dat moment op de bank voor het raam lag. Ook zij kreeg allemaal glas op zich. Vervolgens zag zij iets branden, waarna zij dekking heeft gezocht. Direct daarna vond een explosie plaats, doordat de verdachte een vuurwerkbom, te weten een flesje gevuld met benzine met daaraan een Cobra 6 gebonden, richting het raam gooide die in de voortuin tot ontploffing kwam. De explosie is erg bedreigend en beangstigend geweest voor de bewoners van de woning en leidt ook nu nog tot veel angstklachten bij hen. Dit blijkt mede uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring waaruit onder meer naar voren komt dat het slachtoffer en haar kinderen na dit incident een tijd lang afzonderlijk van elkaar ondergedoken hebben gezeten uit angst voor nog een aanslag.
Een woning is bij uitstek de plek waar eenieder zich veilig moet kunnen voelen. Een ontploffing zorgt ook voor omwonenden en in algemene zin binnen de samenleving voor onrust en gevoelens van angst en onveiligheid, zeker in de huidige tijd waarin veel ontploffingen in of bij woningen plaatsvinden. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld. Bovendien mag de verdachte van geluk spreken dat de vuurwerkbom niet in de woning maar in de voortuin is ontploft en dat er geen grote brand is ontstaan, anders hadden de gevolgen nog veel ernstiger kunnen zijn.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 11 juli 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in [plaats] . Het begon er mee, zo blijkt uit zowel de aangiftes als de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten, dat er een woordenwisseling plaatsvond tussen een drietal jongens, en een meisje, genaamd [meisje] , dat samen was met twee medeverdachten. Na te zijn gebeld zijn de verdachte en zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte 3] , ter plaatse gekomen om te “praten”. De andere jongens, zijnde de latere slachtoffers, waren op dat moment al weggelopen naar snackbar “ [snackbar] ”. De verdachten hebben de confrontatie opgezocht met deze jongens. Medeverdachte [medeverdachte 4] reed de slachtoffers klem op zijn fiets, zodat zij niet weg konden en toen heeft de verdachte als eerste geweld gebruikt tegen slachtoffer [benadeelde partij 3] . Daarna is de situatie geëscaleerd, waarbij ook slachtoffers [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] door de verdachten zijn vastgepakt en tegen hun hoofd en lichaam zijn geslagen. De verdachte maakte actief deel uit van de groep personen van waaruit de agressie tegen de slachtoffers begon.
Het handelen van de verdachte en zijn mededaders heeft pijn bij de slachtoffers veroorzaakt en hun lichamelijke integriteit aangetast. Uit de aangiftes en hetgeen ter terechtzitting door de moeders van de slachtoffers naar voren is gebracht, blijkt dat het gebeuren een enorme weerslag op de slachtoffers heeft gehad. Dit gewelddadige optreden in het openbaar wordt bovendien in de samenleving als schokkend ervaren en brengt sterke gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Voorts heeft de verdachte zich op 12 juli 2023 schuldig gemaakt aan mishandeling in Enkhuizen. Ter bescherming van een vriendin van de verdachte, die naar haar zeggen zou worden bedreigd, is hij op het latere slachtoffer afgelopen en heeft haar direct meerdere vuistslagen in haar gezicht en tegen haar lichaam gegeven. De verdachte bleef daarmee doorgaan, zelfs toen het slachtoffer weg probeerde te komen. Ook heeft de verdachte het slachtoffer geschopt. Pas toen een omstander ingreep, is de verdachte gestopt met zijn geweldshandelingen. Ook dit is een ernstig strafbaar feit. Het recht op lichamelijke integriteit is een belangrijk recht van ieder mens, waar met mishandeling inbreuk op wordt gemaakt. De rechtbank houdt rekening met de impact die de gedragingen van de verdachte op het slachtoffer hebben gehad en de pijn die zij hiervan heeft ondervonden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder door een rechter is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Raad gedateerd 2 januari 2025, opgesteld door raadsonderzoeker [raadsonderzoeker] . Dit rapport houdt onder meer in dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Zoals hierin wordt aangegeven liggen de grootste risico's voor de kans op herhaling op het domein ‘vaardigheden’. De verdachte heeft veel moeite met het herkennen van probleemsituaties en als hij deze herkent, heeft hij moeite met het bedenken van oplossingen. Verder worden risico’s gezien op de domeinen ‘geestelijke gezondheid’, ‘houding’, en ‘agressie’. De verdachte heeft veel begeleiding nodig bij het maken van de juiste keuzes. Hij is beïnvloedbaar en kan zonder begeleiding makkelijk meegaan in antisociaal gedrag. Hij heeft moeite met het omgaan met autoriteit, vooral als hij onrecht of onduidelijkheid ervaart. Omdat hij zijn gedrag zelf moeilijk kan afstemmen, heeft hij een omgeving nodig die op hem af kan stemmen. Ook heeft hij moeite met het inschatten van, omgaan met en praten over zijn emoties. Hij wordt bijvoorbeeld boos/agressief en loopt weg als hij verdriet ervaart. Soms heeft hij dan ongecontroleerde woedeaanvallen. Samengevat gaat het om een jongen die voortdurend een beschermend netwerk om zich heen nodig heeft om de juiste keuzes te kunnen maken. Mogelijk heeft hij altijd een vorm van begeleiding nodig die hem helpt om in kleine stapjes, met veel herhaling, zijn vaardigheden te vergroten.
De ambulant begeleider van de verdachte [ambulant begeleider] (van BuroFlo) heeft aangegeven dat het opleggen van een straf na zo’n lange tijd niet meer te begrijpen is voor de verdachte, mede gelet op zijn licht verstandelijke beperking. Hoewel de Raad zich dit kan voorstellen, acht zij het belangrijk dat de verdachte een consequentie ervaart voor zijn handelen.
Geadviseerd wordt om een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen, en een deels voorwaardelijke werkstraf met toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering met daaraan verbonden een drietal bijzondere voorwaarden, te weten meewerken aan school en dagbesteding, aan de begeleiding van BuroFlo, en aan behandeling, bijvoorbeeld psychomotorische therapie (PMT). Hierbij kan worden gedacht aan behandeling bij de Waag of een soortgelijke instantie met expertise op het gebied van een licht verstandelijke beperking.
Ter terechtzitting van 16 januari 2025 is [medewerker bij de Raad] , werkzaam bij de Raad, als getuige gehoord en heeft zij aangevuld dat de verdachte lijkt te profiteren van de stevige kaders die gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn ingezet. Mochten er nieuwe voorwaarden worden toegevoegd, dan is de verdachte kwetsbaar en wordt hij overvraagd. Uit informatie van de Raad is gebleken dat de verdachte op korte termijn kan starten met PMT. De Raad acht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden passend.
Eveneens is ter terechtzitting van 16 januari 2025 als getuige gehoord [jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder. Zij heeft aangevuld dat de verdachte zich goed aan zijn schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Hij krijgt begeleiding door BuroFlo, waarmee hij onder andere aan zijn weerbaarheid werkt. Op dit moment gaat de verdachte naar school en loopt hij stage bij [stageplek] . Daarnaast is hij vanuit BuroFlo aangemeld voor PMT, hiervoor staat hij nog op de wachtlijst. De jeugdreclassering acht het wenselijk dat BuroFlo betrokken blijft bij de verdachte, gelet op hun connectie. De verdachte heeft die begeleiding ook nodig. Er wordt geadviseerd tevens een contactverbod met de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , alsmede met de medeverdachte [medeverdachte 1] op te leggen.
Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen het begaan van de feiten en de berechting. Er is bij twee feiten sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daarnaast was de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten 14 en 15 jaar oud en is hij niet eerder door een rechter veroordeeld. Verder is hij met ingang van 22 maart 2024 geschorst en heeft hij zich reeds geruime tijd goed gehouden aan ingrijpende schorsingsvoorwaarden waaronder een avondklok en elektronische controle. De verdachte heeft zich na zijn schorsing niet opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Positief is dat de ingezette hulpverlening goed verloopt en de verdachte op de zitting zelf ook heeft aangegeven dat hij vindt dat hij hier ook baat bij heeft.
De straffen
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke werkstraf. Met name voor de door de verdachte veroorzaakte explosie, is alleen een jeugddetentie op zijn plaats.
Gezien hetgeen hiervoor uiteengezet is, acht de rechtbank het echter niet in het belang van de verdachte om hem terug te sturen naar de jeugdgevangenis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om een groot deel van de jeugddetentie voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het voorarrest zal de reeds ingezette hulpverlening doorkruisen. De rechtbank acht dat niet wenselijk.
Alles afwegende legt de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie van 120 dagen op, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht het zorgelijk dat de verdachte de ten laste gelegde feiten lijkt te hebben gepleegd vanuit een sterke beïnvloedbaarheid. Het is daarom noodzakelijk dat de verdachte behandeling en begeleiding krijgt voor zijn problematiek en werkt aan zijn weerbaarheid. Dit alles dient te gebeuren in het strakke kader, zoals voorgesteld door de Raad en de Jeugdreclassering. De rechtbank zal daarom alle door de Raad en Jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden overnemen, evenals het door het slachtoffer [benadeelde partij 1] verzochte locatieverbod. Dergelijke voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank bepaalt dat toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de William Schrikker Stichting in Alkmaar wordt uitgevoerd.
Verder is de rechtbank van oordeel dat tevens een werkstraf voor de duur van 80 uren moet worden opgelegd, zodat de verdachte ook de directe consequenties van zijn handelen ervaart. De rechtbank ziet in hetgeen is aangegeven over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in zijn voordeel af te wijken van de eis van de officier van justitie en een lagere werkstraf op te leggen. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de verdachte niet overvraagd dient te worden en het belangrijk is dat de verdachte zich richt op de door hem te ondergane hulpverlening en zijn school en dagbesteding.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten (kort gezegd) het veroorzaken van een explosie met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, openlijke geweldpleging en mishandeling.
Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn sterke beïnvloedbaarheid en het recidiverisico dat door de Raad als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom dergelijke misdrijven zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan de verdachte zal opleggen, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 15/089170-24 opheffen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.253,78 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade, die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/089170-24 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit:
  • post 1: picknicktafel € 50,00
  • post 2: vitrage woonkamer € 50,00
  • post 3: verlies inkomsten arbeid € 487,38
  • post 4: beveiligingscamera € 119,00
  • post 5: reiskosten € 47,40
- immateriële schade € 3.500,00
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor een totaalbedrag van € 4.253,78, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft verzocht dit bedrag hoofdelijk toe te wijzen.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de schadeposten picknicktafel, vitrage woonkamer en reiskosten geen opmerkingen gemaakt. Wat betreft de schadeposten verlies inkomsten arbeid en de aanschaf van een beveiligingscamera heeft de raadsvrouw gesteld dat deze dienen te worden afgewezen, omdat deze geen rechtstreeks verband hebben met het bewezenverklaarde feit. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Verder heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de immateriële schade hoofdelijk kan worden toegewezen.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 15/089170-24 bewezen verklaarde feit [kort gezegd: veroorzaken van een explosie], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de posten picknicktafel, vitrage woonkamer en reiskosten voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadeposten, die door de raadsvrouw ook niet zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
Wat betreft de gevorderde materiële schade ten aanzien van de post van verlies van inkomsten uit arbeid verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake zou zijn van een rechtstreeks verband. De benadeelde partij heeft toegelicht dat zij de eerste periode na het incident niet in haar eigen huis kon wonen en veel last had van nachtmerries. Bij terugkomst in haar woning bleef zij last houden van angst en een onveilig gevoel. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde partij nauwelijks sliep, veel huilde en veel stress had. Door alle (angst)klachten durfde de benadeelde partij een lange tijd niet naar haar werk en/of de straat op te gaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten van het verlies van inkomsten uit arbeid in zodanig verband staan met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Dit is anders voor wat betreft de kosten voor het aanschaffen van de beveiligingscamera. De rechtbank is, met de raadsvrouw, van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de aanschaf van de beveiligingscamera niet in voldoende rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde feit en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de vordering voor dat gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
Wat betreft de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals onderbouwd in de toelichting op de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring, zijn zodanig geweest dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” in de zin van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 2.000,00 billijk voor. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag, gelet op de onderbouwing van de vordering en bedragen die in soortgelijke gevallen als vergoeding worden toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.634,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor het overige.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: veroorzaken van een explosie] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De wettelijke vertegenwoordiger (moeder) [benadeelde partij 1] heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een vordering tot schadevergoeding van € 3.500,00 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit immateriële schade, die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/089170-24 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor een totaalbedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft verzocht dit bedrag hoofdelijk toe te wijzen.
7.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 15/089170-24 bewezen verklaarde feit [kort gezegd: veroorzaken van een explosie], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Wat betreft de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals onderbouwd in de toelichting op de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring, zijn zodanig geweest dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” in de zin van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 2.000,00 billijk voor. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag, gelet op de onderbouwing van de vordering en bedragen die in soortgelijke gevallen als vergoeding worden toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor het overige.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: veroorzaken van een explosie] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De wettelijke vertegenwoordiger (moeder) [de wettelijke vertegenwoordiger (moeder)] heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een vordering tot schadevergoeding van € 350,00 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit immateriële schade, die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/261155-23 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor een totaalbedrag van € 116,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag betreft een percentage van 33,33% van het gevorderde totaalbedrag uitgaande van drie mededaders, conform de beslissing van de rechtbank in de zaken van de mededaders.
7.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 116,00.
7.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 15/261155-23 bewezen verklaarde feit [kort gezegd: openlijke geweldpleging], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering, de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging en de beslissing van de rechtbank in de zaken van de mededaders, bepalen dat het bedrag tot schadevergoeding niet hoofdelijk wordt toegewezen, maar in een percentage. De rechtbank acht de verdachte, uitgaande van drie daders, voor 33,33% verantwoordelijk voor het veroorzaken van de immateriële schade van de benadeelde partij. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 116,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hetgeen meer of anders is gevorderd, afwijzen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijke geweldpleging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De wettelijke vertegenwoordiger (moeder) [de wettelijke vertegenwoordiger (moeder)] heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 4] een vordering tot schadevergoeding van € 350,00 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit immateriële schade, die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/261155-23 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor een totaalbedrag van € 116,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag betreft een percentage van 33,33% van het gevorderde totaalbedrag uitgaande van drie mededaders, conform de beslissing van de rechtbank in de zaken van de mededaders.
7.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 116,00.
7.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 15/261155-23 bewezen verklaarde feit [kort gezegd: openlijke geweldpleging], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
Vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering, de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank zal, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging en de beslissing van de rechtbank in de zaken van de mededaders, bepalen dat het bedrag tot schadevergoeding niet hoofdelijk wordt toegewezen, maar in een percentage. De rechtbank acht de verdachte, uitgaande van drie daders, voor 33,33% verantwoordelijk voor het veroorzaken van de immateriële schade van de benadeelde partij. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 116,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hetgeen meer of anders is gevorderd, afwijzen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijke geweldpleging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 141, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15/089170-24, 15/261155-23 en 15/233576-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.3.2. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
117 (honderdzeventien) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het (jeugd)reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de (jeugd)reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de (jeugd)reclasseringsinstelling dit in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan school en/of dagbesteding;
  • meewerkt aan de hulpverlening van BuroFlo;
  • meewerkt aan behandeling, bijvoorbeeld psychomotorische therapie (PMT), van de Waag of een soortgelijke instantie met expertise op het gebied van LVB problematiek;
  • zich niet zal bevinden in de [adres] te [plaats] ;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
o [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] ,
voor de maximale duur van één (1) jaar, of zoveel korter als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
De benadeelde partijen:
o [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] ;
o [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] .
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting, gevestigd te Alkmaar, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de veroordeelde tot het verrichten van
80 (tachtig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.634,78 (zegge: tweeduizend zeshonderdvierendertig euro en achtenzeventig cent), bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening aan, [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.634,78 (zegge: tweeduizend zeshonderdvierendertig euro en achtenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul)dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening aan, [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul)dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
116 euro (zegge honderdzestien euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening aan, [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de veroordeelde verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
116 euro (zegge honderdzestien euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot
betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
116 euro (zegge honderdzestien euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening aan, [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de veroordeelde verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
116 euro (zegge honderdzestien euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot
betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissingen over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde in de zaak met parketnummer 15/089170-24.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Cuvelier, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. J. Lintjer en mr. E.K.A. van den Bos, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2025
mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.