ECLI:NL:RBNHO:2025:1291

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
15-174823-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens afpersing, bedreiging en openlijke geweldpleging met gebruik van vuurwapens en andere wapens

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, bedreiging met geweld en openlijke geweldpleging. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan in de gemeente Velsen, waarbij de verdachte op 13 juli 2023 samen met anderen een slachtoffer heeft bedreigd met een hamer en een schroevendraaier, en later met een vuurwapen. Daarnaast was de verdachte op 11 november 2023 in het bezit van cocaïne en heeft hij op 21 juni 2024 openlijk geweld gepleegd tegen een ander slachtoffer. Ondanks het advies van deskundigen om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, waarbij de verdachte onder toezicht komt te staan van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder het volgen van een forensische behandeling en het naleven van toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidivegevaar van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn persoonlijke omstandigheden en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/174823-23, 15/221879-24 (gevoegd) en 15/176035-24 (gevoegd)
Uitspraakdatum: 10 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 27 januari 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in Forensisch Centrum [het forensisch centrum] te [plaats] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de Pro Forma zitting van 2 oktober 2024 gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[de OvJ] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
15/174823-23
Feit 1:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen op of aan de openbare weg [adres] , althans op of aan een openbare weg aldaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een helm, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1]
- [op korte afstand] een hamer en/of een schroevendraaier, althans een of meer scherpe/puntige/stevige voorwerpen voor te houden en/of te tonen en/of
- die [benadeelde partij 1] bij een arm vast te pakken en/of
- een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp nabij/tegen de hals/nek/kin van die [benadeelde partij 1] te zetten/drukken/houden en/of
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen te maken naar, althans in de richting van die [benadeelde partij 1] en/of
- die helm los te trekken/rukken/grissen uit de hand[en] van die [benadeelde partij 1] en daarbij te zeggen: "zo, die is van mij";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 1]
- [op korte afstand] een hamer en/of een schroevendraaier, althans een of meer scherpe/puntige/stevige voorwerpen voor te houden en/of te tonen en/of
- een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp nabij/tegen de hals/nek/kin van die [benadeelde partij 1] te zetten/drukken/houden en/of
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen te maken naar, althans in de richting van die [benadeelde partij 1] ;
Feit 2:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een [op een] vuurwapen [gelijkend voorwerp] op die [benadeelde partij 1] te richten en/of gericht te houden en/of [vervolgens] dat [op een] vuurwapen [gelijkend voorwerp ]door te laden;
Feit 3:
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
15/221879-24 (hierna: feit 4)hij op of omstreeks 21 juni 2024 te Haarlem openlijk, te weten, aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , door die [benadeelde partij 2]
- één of meerdere keren te slaan in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam.
15/176035-24 (hierna: feit 5)hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een plak hash, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 3] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- een of meer [op] vuurwapen[s] [gelijkende voorwerpen] te tonen en/of door te laden en/of te richten op, althans in de richting van die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of
- een of meer schoten te lossen met een of meer [op] vuurwapen[s] [gelijkende voorwerpen] al dan niet gericht op die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of
- die [benadeelde partij 3] met een [op] vuurwapen [gelijkend voorwerp] in de nek/tegen het hoofd te slaan en/of
- die [benadeelde partij 5] tegen een kaak/het hoofd te slaan/stompen en/of
- een of meermalen met een of meer [op] vuurwapen[s] [gelijkende voorwerpen] te schieten op, althans in de richting van die [benadeelde partij 4] waarbij deze werd geraakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een plak hash, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] en/of een derde toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een of meer [op] vuurwapen[s] [gelijkende voorwerpen] te tonen en/of door te laden en/of te richten op, althans in de richting van die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of
- een of meer schoten te lossen met een of meer [op] vuurwapen[s] [gelijkende voorwerpen] al dan niet gericht op die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of
- die [benadeelde partij 3] met een [op] vuurwapen [gelijkend voorwerp] in de nek/tegen het hoofd te slaan en/of
- die [benadeelde partij 5] tegen een kaak/het hoofd te slaan/stompen en/of
- een of meermalen met een of meer [op] vuurwapen[s] [gelijkende voorwerpen] te schieten op, althans in de richting van die [benadeelde partij 4] waarbij deze werd geraakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden
vrijgesproken van de feiten 1 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de
verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat er geen sprake is van het oogmerk van de verdachte om zich de helm wederrechtelijk toe te eigenen.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering
Feit 1 subsidiair:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er een conflict is ontstaan tussen de verdachte en aangever en dat de verdachte de confrontatie heeft opgezocht met aangever. Hij is hoofd tegen hoofd gaan staan met aangever en heeft daarbij gezegd “moeten we je kapot slaan”. De medeverdachte is erbij gekomen met een schroevendraaier en een hamer en de verdachte heeft de hamer aangepakt. Vervolgens heeft de medeverdachte de schroevendraaier in de nabijheid van de keel van aangever gehouden en stekende bewegingen gemaakt met de schroevendraaier naar aangever.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een voldoende nauwe en bewuste
samenwerking en actieve betrokkenheid van de verdachte bij het plegen van het feit is geweest. De verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedreiging waardoor het ten laste gelegde feit 1 subsidiair bewezen kan worden verklaard.
Feit 5 primair:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte contact heeft opgenomen met aangever [benadeelde partij 3] om hasj te kopen. De verdachte is samen met een medeverdachte naar de afgesproken plek gegaan en zij hebben pistolen meegenomen. Aangever [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat de verdachte en de medeverdachte op hem afkwamen. De verdachte pakte een pistool en laadde deze door en richtte die op zijn hoofd. De verdachte schreeuwde dat hij de hasj wilde hebben. De verdachte schoot met het pistool en de medeverdachte sloeg aangever [benadeelde partij 3] met een revolver op zijn hoofd, waarna hij pijn aan zijn oor had. Hierna heeft aangever [benadeelde partij 3] de plak hasj naar een van de verdachten gegooid. De verdachten zijn er vervolgens met de hasj vandoor gegaan.
De rechtbank vindt deze verklaring van aangever [benadeelde partij 3] betrouwbaar. De verklaring wordt niet alleen ondersteund door de verklaringen van aangevers [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 4] maar uit het dossier blijkt ook dat aangever [benadeelde partij 3] letsel had aan zijn gezicht. De rechtbank stelt dan ook vast dat de geweldshandelingen door de verdachte en de medeverdachte zijn verricht voordat de hasj is afgegeven door [benadeelde partij 3] . De verklaring van de verdachte, dat hij door aangevers is bedreigd met een mes en enkel heeft gedreigd met geweld om te ontkomen, vindt op geen enkele wijze steun in het dossier. De rechtbank schuift deze verklaring dan ook terzijde.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de opzet heeft gehad om [benadeelde partij 3] te dwingen tot de afgifte van een plak hasj.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
15/174823-23
Feit 1, subsidiair:
hij op 13 juli 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 1]
- op korte afstand een hamer en een schroevendraaier te tonen en
- een schroevendraaier nabij de hals van die [benadeelde partij 1] te houden en
- met een schroevendraaier stekende bewegingen te maken naar die [benadeelde partij 1] ;
Feit 2:
hij op 13 juli 2023 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een [op een] vuurwapen [gelijkend voorwerp] op die [benadeelde partij 1] te richten en gericht te houden;
Feit 3:
hij op 11 november 2023 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,58 gram cocaïne;
15/221879-24
Feit 4:
hij op 21 juni 2024 te Haarlem openlijk, te weten, aan de Vondelweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , door die [benadeelde partij 2]
- meerdere keren te slaan in het gezicht en/of tegen het hoofd;
15/176035-24Feit 5, primair:
hij op 10 mei 2024 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een plak hasj, dat aan die [benadeelde partij 3] toebehoorde door:
- [op] vuurwapens [gelijkende voorwerpen] te tonen en door te laden en te richten op die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en
- schoten te lossen met [op] vuurwapens [gelijkende voorwerpen] al dan niet gericht op die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en
- die [benadeelde partij 3] met een [op] vuurwapen [gelijkend voorwerp] tegen het hoofd te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: medeplegen van bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Feit 5 primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) en daarnaast tot een
jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de voorlopige hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het redelijk is dat, indien alle feiten worden bewezen, de op te leggen jeugddetentie gelijk wordt gesteld aan het voorarrest. De verdachte zit al geruime tijd in voorarrest en een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie zal niet de oplossing zijn voor de verdachte. Wel moet de verdachte goed ‘de hulpverlening in’. Primair heeft de verdediging bepleit een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, inclusief eventueel een ambulante behandeling, op te leggen. In het oog moet worden gehouden dat de verdachte geen indrukwekkend strafblad heeft. Subsidiair heeft de verdediging bepleit de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Er ligt een plan van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Indien de rechtbank dit plan niet voldoende concreet acht, heeft de verdediging bepleit de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is een ultimum remedium en is pas aan de orde als verder niets meer mogelijk is. Er zijn nog openingen. De verdachte wil meewerken aan een behandeling en heeft zijn medewerking ook daadwerkelijk getoond door het volgen van de MDFT-therapie. Hij kan, eventueel na een opname in een behandelsetting als De Catamaran, bij zijn moeder gaan wonen of hij kan begeleid gaan wonen. De verdediging heeft moeite de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs te volgen, in die zin dat een PIJ-maatregel de enige optie is die passend is. De verdediging sluit zich dan ook aan bij de conclusies van de Raad en de reclassering. Daarnaast heeft de verdediging gewezen op het feit dat het niet aan de verdachte te wijten is dat de oudste feiten uit 2023 niet al eerder zijn afgedaan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de
rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de
omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van
een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de
rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst feiten
De verdachte heeft zich (samen met anderen) schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten.
Op 13 juli 2023 heeft de verdachte samen met een medeverdachte op een koopavond in een winkelcentrum een conflict met een slachtoffer. Zij bedreigen hem met een hamer en een schroevendraaier. Vervolgens zijn de verdachten weggegaan en teruggekomen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en hebben zij vervolgens hetzelfde slachtoffer daarmee bedreigd. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een conflict op een dergelijke manier wil oplossen.
Op 10 mei 2024 heeft de verdachte zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing, waarbij het slachtoffer is bedreigd met (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen), er geschoten is en het slachtoffer op zijn hoofd is geslagen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en zodoende het slachtoffer is gedwongen tot afgifte van een plak hasj. Op de vluchtroute hebben de verdachte en de medeverdachte zelfs nog meerdere keren geschoten op een van de aangevers die achter hen was aan gegaan. De verdachte heeft tijdens het plegen van dit ernstige feit op geen enkele manier rekening gehouden met de slachtoffers, die zich erg bedreigd gevoeld moeten hebben. Bovendien zijn meerdere mensen, waaronder jonge kinderen, getuige geweest van de achtervolging waarbij geschoten is.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 21 juni 2024 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door het slachtoffer meerdere keren in het gezicht te slaan. Dit soort feiten versterken de gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Tenslotte was de verdachte in november 2023 in het bezit van een hoeveelheid cocaïne. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Het bezit van harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het op naam
van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 november 2024 in
aanmerking genomen, waaruit blijkt dat de verdachte in 2023 een strafbeschikking heeft gekregen in de vorm van een werkstraf voor de duur van 25 uur voor heling van een bromfiets.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het psychiatrisch rapport van [psychiater] van 8 januari 2025 en het psychologisch rapport van [psycholoog] van 23 december 2024. De rapporteurs zijn het in grote lijnen met elkaar eens en kort samengevat houden hun bevindingen het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en een stoornis in cannabisgebruik. Alle stoornissen beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijd van de tenlastegelegde feiten gedeeltelijk.
De deskundigen adviseren de verdachte de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 4, te weten de bedreigingen in Velserbroek en de openlijke geweldpleging, in verminderde mate toe te rekenen. De deskundigen adviseren de verdachte om het cocaïnebezit en de ten laste gelegde afpersing volledig toe te rekenen. De kans op recidive van een geweldsdelict wordt als hoog ingeschat.
Historische risicofactoren vormen de vroege verstoring in de verzorgingssituatie, zich onttrokken hebben aan ouderlijk toezicht en geringe schoolprestaties in verhouding tot zijn cognitieve niveau. Er is veel invloed van de mededaders en pedagogische onmacht van moeder. Individuele risicofactoren vormen zijn negatieve, antisociale opvattingen, zwakke empathie, het sterke externaliseren, gebrek aan interesse in school, impulsiviteit en middelengebruik. Protectief wordt gezien dat de verdachte openstaat voor MDFT en dat de relatie met de moeder recent is hersteld.
Een voorwaardelijk (PIJ)kader biedt te weinig wat de verdachte nu nodig heeft. Dit is eerder geprobeerd en niet gelukt. Begeleiding vanuit thuis is niet mogelijk aangezien geen van beide ouders de verdachte de benodigde structuur, toezicht en begrenzing kan bieden. Indien de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd zou krijgen, zou er sprake kunnen zijn van een langdurig traject waarbij heropvoeding een belangrijk onderdeel is. Hierbij dient de neiging tot verslaving behandeld te worden. Ook wordt geadviseerd om het MDFT-traject voort te zetten. Er zijn toenemende zorgen over verdachtes antisociale en criminele gedragskeuzes. Door zowel de psychiater als de psycholoog wordt een onvoorwaardelijke PIJ maatregel geadviseerd.
Ter terechtzitting is hieraan door de psychiater en de psycholoog het volgende toegevoegd.
Een plaatsing bij De Catamaran is nooit overwogen. Zij hebben 25 plekken en daar
zitten jongens met de meest complexe psychische stoornissen. Dat is niet passend voor de verdachte. Een plek voor begeleid wonen voor jongeren is te vrijblijvend en open voor hem, en biedt onvoldoende structuur.
Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is overwogen, maar de deskundigen denken dat dit niet gaat slagen en dat het dan allemaal nog langer duurt. De verdachte vindt het lastig om zich aan voorwaarden te houden en de structuur van de JJI doet hem goed.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van voornoemde rapporteurs om het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en maakt deze conclusie tot de hare.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad van 21 januari 2025 waarin de Raad adviseert om een onvoorwaardelijke jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De Raad heeft in het rapport de algemene en bijzondere voorwaarden opgenomen en adviseert om die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De Raad ziet dat de verdachte de afgelopen maanden stappen heeft gezet binnen de JJI. Hij zoekt meer pro sociale jongeren op, heeft interesse in school en werk en heeft geen verdovende middelen meer gebruikt in de JJI. Hij stelt zich reflectief en begeleidbaar op.
De Raad ziet desondanks een hoog recidiverisico en is van mening dat intensieve behandeling nodig is om de ontwikkeling van de verdachte positief te beïnvloeden en om de kans op recidive te verkleinen. Specifiek zal er aandacht moeten zijn voor zijn emotie- en agressieregulatie, zijn onderliggende en nog onverwerkte trauma’s en voor zijn cannabisgebruik.
De verwachting is dat binnen een gesloten kader de verdachte op korte termijn een gedragsverandering door zal maken. De Raad vindt het daarom onwenselijk als de verdachte direct een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zou krijgen. Het is belangrijk dat er perspectief wordt geboden aan de verdachte en dat hij zijn getoonde motivatie blijft vasthouden. De Raad wil daarom opties openhouden, zodat mocht hij zich goed ontwikkelen, de hulpverlening op den duur omgezet kan worden naar ambulante hulpverlening.
Dat door de deskundigen wordt gesteld dat de verdachte zich niet aan voorwaarden kan houden, dient genuanceerd te worden. De hulpverlening vanuit MDFT was weliswaar begonnen, maar deze behandeling heeft, net zoals de hulpverlening vanuit een IFA-coach, een aantal maanden stilgelegen. Bovendien is de Jeugdreclassering een periode tekort geschoten in het toezicht op de voorwaarden en de begeleiding van de verdachte.
De Raad ziet een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een opname op een klinisch (forensische) groep voor de verdachte als mogelijkheid die aansluit bij zijn behoeften. De Raad denkt hierbij aan een groep zoals de Catamaran in [plaats] of een soortgelijke klinisch (forensische) groep. Bij de Catamaran zou nu een wachtlijst zijn van vier à vijf maanden. Mocht de verdachte zich niet aan de voorwaarden houden, kan de PIJ-maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd, waardoor hij hoe dan ook de behandeling zal krijgen die nodig is. Het zal als stok achter de deur en extra motivatie kunnen dienen om aan de behandeling mee te werken.
Ter zitting heeft de Raad haar advies gehandhaafd en daaraan het volgende toegevoegd.
Op dit moment zit er wat ruis op de lijn met de Catamaran. Als de jongere goed gemotiveerd is, nemen ze die jongere wel aan, ook gevallen die lijken op die van de verdachte. Als hij toch niet naar de Catamaran kan, dan moet op zoek worden gegaan naar een andere geschikte plek met een strikte setting.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting aangegeven dat in het forensisch kader te weinig hulp is ingezet voor de verdachte. De verdachte is nu gemotiveerd voor behandeling, ook in het ambulant kader. De jeugdreclassering kan zich vinden in het advies van de Raad om de verdachte een kans te geven en een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Vrijheidsbenemende straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van twaalf maanden moet worden opgelegd met aftrek van het aantal dagen dat de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het uitgangspunt is dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Dit betekent dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van één maand. Deze overschrijding heeft deels te maken met de feiten die er in de loop der tijd bij zijn gekomen en schorsingsvoorwaarden die de verdachte heeft overtreden, waardoor meer onderzoek naar de persoon van de verdachte noodzakelijk werd gevonden. In het belang van de verdachte zijn de feiten 1 en 2 gezamenlijk met de andere feiten aangebracht. Gelet op het voorgaande en de beperkte overschrijding zal de rechtbank volstaan met een constatering van deze overschrijding.
6.4.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van wat de
psycholoog, de psychiater en de Raad in hun rapporten hebben vermeld en ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, komt de rechtbank tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Ondanks de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de voorliggende adviezen van de psychiater en psycholoog, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op dit moment een brug te ver. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is een ultimum remedium (zoals de verdediging terecht stelt), ook op grond van artikel 37, sub b van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Er zijn nog minder vergaande mogelijkheden om de noodzakelijke behandeling voor de verdachte in te zetten in een passende omgeving. Daarbij komt dat het voor de behandeling noodzakelijk is dat de verdachte gemotiveerd is en deze ook accepteert. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is naar het oordeel van de rechtbank een forse stok achter de deur (forser dan eerdere schorsingsvoorwaarden die aan hem zijn opgelegd) en zal de op dit moment bij de verdachte bestaande motivatie voor de behandeling ten goede komen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat deze maatregel vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat de verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad. De verdachte krijgt hiermee nog een laatste kans om aan zichzelf te werken en zijn leven te beteren. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte deze kans grijpt en zich voor de noodzakelijke behandeling zal inzetten.
6.5.
Bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten bedreigingen en afpersing. Gelet op het hoge recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
twaalf (12) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met bevel dat deze maatregel
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het (jeugd)reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zal verblijven bij de Catamaran te [plaats] of een soortgelijke instelling, waar hij zich zal houden aan de regels en dagstructuur die bij de instelling geldt, voor de duur van twaalf (12) maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig acht;
  • gedurende deze periode van twaalf (12) maanden, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de jeugdreclassering nodig vinden, meewerkt aan een forensische klinische behandeling ten behoeve van zijn normoverschrijdende gedragsstoornis bij de Catamaran te [plaats] of een soortgelijke instelling;
  • gedurende de proeftijd, na de klinische behandeling, meewerkt aan een (nazorg)behandeling in een ambulant kader door een nader te bepalen zorgverlener, indien de jeugdreclassering dit in overleg met de behandelaren noodzakelijk vindt;
  • gedurende de proeftijd, ook na de klinische behandeling, een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs en/of werk en daarvoor inzet zal tonen, voor zover de behandeling dit toelaat.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te [plaats] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. J. Lintjer en mr. E.K.A. van den Bos, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2025.
Mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.