ECLI:NL:RBNHO:2025:1287

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
15-192523-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel wegens afwezigheid van recidivegevaar en zorg voor welzijn betrokkene

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een betrokkene, geboren op een onbekende datum en verblijvende in een Forensisch Centrum. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel met vier maanden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden meer zijn voor verlenging, aangezien er geen recidivegevaar meer aanwezig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk zal eindigen, maar heeft wel ambtshalve bijzondere voorwaarden vastgesteld voor de nazorg van de betrokkene. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de zorgen over het welzijn van de betrokkene, die psychisch kwetsbaar is en zorg nodig heeft. De rechtbank heeft de deskundigen gehoord, die bevestigden dat de betrokkene een duidelijke groei heeft laten zien en dat het recidiverisico laag is. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 6:6:31 en 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/192523-18
Uitspraakdatum: 10 februari 2025
BESLISSING (ex artikel 6:6:31 Sv)van de rechtbank Noord-Holland, meervoudige raadkamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken, naar aanleiding van de op 2 januari 2025 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) van
[de betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
thans verblijvende in Forensisch Centrum [Forensisch Centrum] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene en/of [de betrokkene] ,
zal verlengen met vier maanden.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
 het vonnis van deze rechtbank, locatie Alkmaar, van 25 april 2019 waarbij aan
betrokkene een voorwaardelijke PIJ-maatregel is opgelegd terzake van een poging tot zware mishandeling en mishandeling. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
  • het vonnis van deze rechtbank van 18 maart 2021, waarbij de voorwaardelijke PIJ- maatregel is omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel;
  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze
rechtbank van 7 februari 2023, waarbij de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur
van 21 maanden;
  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 19 september 2024, waarbij de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van 4 maanden;
  • de vordering van de officier van justitie d.d. 2 januari 2025;
  • een ingevolge artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering recent opgemaakt, met redenen omkleed advies, gedateerd 2 januari 2025 en ondertekend door [de gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper en [directeur Forensisch Centrum] , directeur Forensisch Centrum [Forensisch Centrum] , met daarbij als bijlage aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.
Tijdens de gesloten behandeling in raadkamer van 27 januari 2025 zijn gehoord betrokkene, zijn raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen, de officier van justitie, alsmede de deskundigen [de gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper en [de psycholoog] , psycholoog, beiden werkzaam bij Forensisch Centrum [Forensisch Centrum] .
Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het standpunt van de inrichting

In genoemd verslag en advies van de kliniek is onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende opgenomen:
[de betrokkene] heeft jarenlange behandeling achter de rug in het kader van een PIJ-maatregel. Inmiddels moet geconcludeerd worden dat de problematiek, zoals die ten tijde van de oplegging van de maatregel is gediagnosticeerd, behoorlijk is veranderd. Waar jaren geleden een adolescent werd gezien die veelal met agressie reageerde, wordt nu vooral een psychisch kwetsbare jongeman gezien. Deze psychische kwetsbaarheid vindt zijn oorsprong in de draagkracht die onvoldoende is om zich in het dagelijkse leven staande te houden.
Bij oplopende druk wordt een neiging tot psychotisch decompenseren waargenomen, waarvan de ernst nog onduidelijk is. [de betrokkene] is op dit moment niet in staat om zelfstandig te functioneren en is aangewezen op zorg. In forensisch opzicht (dat wil zeggen ten behoeve van het verlagen van recidive) is het behandelplafond bereikt. Er wordt een laag risico op herhaling van de indexdelicten gezien en daarmee kan geconcludeerd worden dat een van de primaire doelen van de PIJ-maatregel is behaald.
[de betrokkene] stond gedurende zijn STP al met een been in de maatschappij en was al niet meer klinisch in [Forensisch Centrum] opgenomen. Complicerend is dat [de betrokkene] in de staart van zijn STP psychotisch is ontregeld. Vanuit zorgaspect lijkt het plots beëindigen van de maatregel dan ook contra-geïndiceerd. Er is op dit moment geen vervolgplek en het is thans onduidelijk of [de betrokkene] zal voldoen aan de criteria van een klinische opname in het kader van een zorgmachtiging. Vast staat dat zijn problematiek op dit moment meer raakvlakken heeft met de GGZ dan met de forensische zorg. In de meest ideale situatie vindt er dan ook een overdracht plaats tussen het strafrechtelijk en het civielrechtelijk kader waarbij idealiter een plaatsing in een GGZ instelling wordt gerealiseerd, dan wel een vorm van beschermd wonen met ambulante behandeling, zodat de zorg in civielrechtelijk kader kan worden gecontinueerd.
Formeel kan bij een laag recidiverisico geen forensisch gedragskundig advies tot verlenging van de maatregel plaatsvinden, omdat immers niet aan het gevaarscriterium wordt voldaan.
Vanuit het zorgaspect mag duidelijk zijn dat het plots wegvallen van het forensische kader niet wenselijk is als er geen vangnet is binnen de GGZ. Het is echter onduidelijk of het zal lukken om dit vangnet te realiseren.
Vanuit [Forensisch Centrum] wordt geadviseerd om de PIJ-maatregel te beëindigen, aangezien deze niet langer voldoet aan de criteria van het gevaarscriterium en het belang van de meest gunstige ontwikkeling van de jeugdige. Een beëindiging van de PIJ-maatregel zou in dit geval echter betekenen dat [de betrokkene] , indien er nog geen passende woonplek is gevonden, tijdelijk zou moeten overbruggen op een crisisplek. Daarbij bestaat het risico dat hij binnen korte termijn opnieuw zal ontregelen.
Indien enkel vanuit het zorgaspect zou worden geredeneerd zou een verlenging van enkele maanden (bijvoorbeeld 3) mogelijk opportuun zijn om de overgang tussen het forensische en het civielrechtelijke kader te bewerkstelligen.
De deskundigen [de gedragswetenschapper] en [de psycholoog] hebben bij de behandeling van de vordering voormeld advies toegelicht en onderschreven en hebben daaraan – zakelijk weergegeven – het volgende toegevoegd.
Bij de FOBA in de [de RJJI] is geen psychotische ontregeling gezien. De zorgbehoefte is nog steeds aanwezig. Er is inmiddels een beschermd wonen plek gevonden bij [beschermd wonen locatie] in [plaats] . Hier wordt 24 uurs zorg op maat gegeven. Overmorgen is er een intakegesprek en hij zou daar direct terecht kunnen als hij wordt aangenomen. De jeugdreclassering kan zich ook vinden in deze overgang. Er zijn nog wel bepaalde kaders nodig. Bepaalde doelen zijn behaald, maar [de betrokkene] heeft nog wel behandeling nodig om een psychotische ontregeling te voorkomen. Hij is daarom aangemeld bij de forensisch ambulante zorg (FAZ). Hij heeft het STP-traject niet kunnen volbrengen. Zijn dag- en nachtritme en schoolgang gingen niet goed en er zijn paranoïde gedragingen waargenomen. Met meer ondersteuning zal het hem wel gaan lukken. De deskundigen zijn blij dat er nu een goede plek voor hem is gevonden en het advies is om de PIJ-maatregel te beëindigen. Mocht de rechtbank anders beslissen, dan kan het STP-traject weer worden aangevraagd en opgestart.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat aan de juridische eisen voor een PIJ-maatregel is voldaan. Volgens de deskundigen is het recidiverisico laag, dus is er geen sprake van dat er helemaal geen recidivegevaar meer is. Betrokkene heeft goede stappen gezet, maar heeft nog wel een steuntje in de rug nodig. Er is nog sprake van een diagnostische puzzel en het is nog onduidelijk waar betrokkene gestructureerd heen kan. Intensieve begeleiding mag niet zomaar wegvallen. Om het recidiverisico laag te houden, moet betrokkene wel blijven meewerken. Er is daarbij een risico van overvraging. Het geschetste plan van de deskundigen is voor nu niet strak genoeg. Er ligt ook geen rapport met voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging. Betrokkene zal eerst het STP-traject moeten doorlopen om vervolgens over te gaan naar een voorwaardelijke beëindiging. Het gevaar is dat het nu te snel gaat.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met vier maanden.

4.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een PIJ-maatregel niet meer nodig is. Zij heeft gesteld dat het goed gaat met betrokkene. Het recidiverisico is laag en er is geen gevaarscriterium meer. Betrokkene heeft nog wel zorg nodig in de vorm van begeleiding en woonvoorziening. De raadsvrouw verzoekt beëindiging van de PIJ-maatregel met voorwaarden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aanhouding van de zaak, zodat de jeugdreclassering een maatregelenrapport kan opstellen. Betrokkene zal zich houden aan de voorwaarden. Hij kan alleen niet beloven dat hij met betrekking tot de cannabis toch nog een terugval krijgt.
Betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij een beëindiging van de PIJ-maatregel wil. De behandeldoelen zijn behaald en hij is geen gevaar meer voor de samenleving. Hij heeft spijt dat hij voorwaarden heeft overtreden tijdens het STP-traject. Dat er zorgelijk gedrag bij hem is geconstateerd, komt voort uit verkeerde interpretaties. Volgens hem ging het goed en was het ook niet nodig dat hij naar de [de RJJI] moest om zijn gedrag te laten onderzoeken. Betrokkene is nu drie maanden gestopt met blowen en wil een studie oppakken. Hij wil graag naar begeleid wonen. Daarnaast staat hij open voor gesprekken met psychologen over verdere doelen.
Betrokkene voelt zich goed en is klaar om te participeren in de samenleving. Hij is veranderd en wil een gewoon leven leiden en een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij.
5. De beoordeling
De rechtbank heeft bij het onderzoek in raadkamer bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het verlengingsadvies, de daarbij overgelegde aantekeningen en het verhandelde in raadkamer.
Van de zijde van de instelling is gemotiveerd aangegeven dat betrokkene gedurende de PIJ-maatregel een duidelijke groei heeft laten zien, met name in de copingvaardigheden en de regulerende vaardigheden. Daarnaast heeft hij meer inzicht gekregen in zijn problematiek. Hij is zich bewust van het feit dat hij gebaat is bij structuur en dat hij tijd nodig heeft om informatie te verwerken. Door zijn verleden heeft hij moeite om mensen te vertrouwen. Het lukt hem nu meer om te praten over wat er in hem omgaat en waar hij spanning van krijgt. Betrokkene heeft al gedurende langere periode geen agressie meer laten zien. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Wel is in de staart van het STP-traject waargenomen dat betrokkene psychotisch is ontregeld. Dat maakt dat er zorgen zijn over het welzijn van betrokkene, maar niet over mogelijke recidive.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en het belang van een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van betrokkene niet langer meer eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd. De rechtbank zal, overeenkomstig het advies en het verzoek van de raadsvrouw en betrokkene, de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel dan ook afwijzen.
De rechtbank overweegt dat als gevolg hiervan de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk zal eindigen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de zorgen over het welzijn van betrokkene en om een verder resocialisatietraject goed af te kunnen ronden, het noodzakelijk is dat hij zich naast de algemene voorwaarden, ook aan bijzondere voorwaarden zal houden zoals hieronder geformuleerd. Weliswaar ontbreekt een advies van de jeugdreclassering over de te stellen bijzondere voorwaarden, maar de rechtbank acht zich na het horen van de deskundigen voldoende voorgelicht om bijzondere voorwaarden vast te kunnen stellen. Op deze wijze kan de benodigde nazorg van betrokkene zo spoedig mogelijk in gang gezet worden. Indien op enig moment zou blijken dat deze voorwaarden niet voldoen, kan alsnog wijziging hiervan worden verzocht.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op de artikelen 6:6:31 en 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De beslissing

De rechtbank:
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[de betrokkene], geboren op [geboortedatum] , zodat de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk zal eindigen;
Stelt (ambtshalve) vast, naast de van rechtswege geldende algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 77ta, eerste lid, Sr (zie hierna), als
bijzondere voorwaarden, gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, dat betrokkene:
 meewerkt aan het toezicht door de reclassering. Deze medewerking houdt onder andere in dat betrokkene:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of
om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
 verblijft in [beschermd wonen locatie] te [plaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich
aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld.
 meewerkt aan urinecontroles om zicht te houden op zijn drugsgebruik. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
 zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van (betaald) werk en/of scholing.
 meewerkt aan behandelingen bij de Forensische Ambulante Zorg of een soortgelijke instantie om een psychotische ontregeling te voorkomen.
Stelt vast dat als
algemene voorwaardenvan rechtswege gelden dat betrokkene:
  • zich tijdens de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt;
  • zal meewerken aan het toezicht door de reclassering.
Gelet op artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt de rechtbank vast dat de maatregel, behoudens verlenging van de voorwaardelijke beëindiging, zal eindigen op 28 februari 2026.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mrs. J. van Beek en E.K.A. van den Bos, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van W. van den Bergh, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2025.
mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.