ECLI:NL:RBNHO:2025:12848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/15/370349 HA RK 25-153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in Mulderzaak wegens gebrek aan schijn van partijdigheid

Op 30 oktober 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Het verzoeker, wonende te Den Haag, stelde dat de schijn van partijdigheid was gewekt omdat een vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie (OM) samen met de rechter en de griffier in de zittingszaal aanwezig was voordat de zaak werd uitgeroepen. Verzoeker baseerde zijn argument op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2014, waarin werd geoordeeld dat dergelijke aanwezigheid de schijn van vooringenomenheid kan wekken.

De wrakingskamer oordeelde echter dat uit het genoemde arrest niet kan worden afgeleid dat de aanwezigheid van de OM-vertegenwoordiger voldoende is om de schijn van partijdigheid te wekken. De rechter verklaarde schriftelijk dat zij buiten de aanwezigheid van verzoeker niet met de OM-vertegenwoordiger over zijn zaak had gesproken, en verzoeker heeft dit niet weersproken. De rechter gaf aan dat de aanwezigheid van de OM-vertegenwoordiger gebruikelijk is bij Mulderzittingen vanwege de grote hoeveelheid zaken die behandeld worden.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter en dat het wrakingsverzoek om die reden werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/370349 HA RK 25-153
Beslissing van 30 oktober 2025
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende te Den Haag,
verzoeker,
procederend in persoon
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S. Kleij
hierna te noemen: de rechter

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2025, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 oktober 2025;
  • de zitting van de wrakingskamer van 16 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Verzoeker is op de zitting van de wrakingskamer verschenen. De rechter en de zittingsvertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM) zijn eveneens uitgenodigd, maar niet verschenen. De rechter heeft een bericht van verhindering gestuurd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bij deze rechtbank team Handel, Kanton en Insolventie aanhangige Mulderzaak met zaaknummer 11641636 / WM VERZ 25-1589, hierna te noemen: de hoofdzaak.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2025 en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Een vertegenwoordigster van het OM was vóór het uitroepen van de zaak al binnen in de zittingzaal, tezamen met de rechter en de griffier. Op basis van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2014 mag dit niet en bij andere rechtbanken gebeurt dit ook niet. Daar gaat de vertegenwoordiger van het OM na iedere zaak naar buiten en bij het uitroepen van een nieuwe zaak weer naar binnen. De rechter heeft zich niet aan deze werkwijze gehouden. Doordat de vertegenwoordigster van het OM tezamen met de rechter en de griffier in de zittingszaal aanwezig was voordat de zaak werd uitgeroepen, is de schijn van partijdigheid gewekt.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
3.2.
Niet in geschil is dat een vertegenwoordigster van het OM samen met de rechter en de griffier in de zittingzaal aanwezig was voordat de hoofdzaak werd uitgeroepen. De verzoeker stelt zich op het standpunt dat deze handelwijze niet is toegestaan, en dat dit op zichzelf al voldoende is om de schijn van partijdigheid te wekken en derhalve een grond tot wraking oplevert.
3.3.
Ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek heeft verzoeker een beroep gedaan op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2014. [1] Anders dan verzoeker meent kan uit de uitspraak van het Gerechtshof niet worden afgeleid dat bovengenoemde handelwijze voldoende is om de schijn van partijdigheid te wekken. In die uitspraak is het wrakingsverzoek toegewezen omdat er een mogelijkheid tot vooroverleg was geweest en de wrakingskamer bij gebreke van uitlatingen daarover van de betreffende raadsheer en de vertegenwoordiger van het OM niet kon vaststellen dat er van vooroverleg tussen hen desondanks geen sprake was geweest. Het Gerechtshof heeft in die zaak dan ook geoordeeld dat dit voldoende was om de schijn van vooringenomenheid te wekken.
3.4.
Daarvan is in de onderhavige zaak echter geen sprake. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie verklaard dat zij buiten de aanwezigheid van verzoeker niet met de vertegenwoordigster van het OM over zijn zaak heeft gesproken. Verzoeker heeft dit niet weersproken en hij heeft ook niet aangevoerd dat hij de indruk had dat er over zijn zaak was gesproken buiten zijn aanwezigheid. Daarbij heeft de rechter in haar schriftelijke reactie toegelicht dat voornoemde handelwijze bij Mulderzittingen gebruikelijk is vanwege de grote hoeveelheid zaken die op de zitting worden behandeld en dat zij er zorgvuldig op toeziet dat de zaken niet worden besproken buiten de aanwezigheid van betrokkenen.
3.5
De wrakingskamer gaat er gezien het vorenstaande van uit dat er geen vooroverleg heeft plaatsgevonden tussen de rechter en de vertegenwoordigster van het OM. Overige aanwijzingen om in deze zaak te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt of om aan te nemen dat de schijn van partijdigheid is gewekt, zijn gesteld noch gebleken. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
4.
Beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de zittingsvertegenwoordiger van het OM een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.W.M. Giesen, voorzitter, mr. A.A. Fase en mr. T. van Muijden, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. L.G. de Grunt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.