Op 30 oktober 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Het verzoeker, wonende te Den Haag, stelde dat de schijn van partijdigheid was gewekt omdat een vertegenwoordigster van het Openbaar Ministerie (OM) samen met de rechter en de griffier in de zittingszaal aanwezig was voordat de zaak werd uitgeroepen. Verzoeker baseerde zijn argument op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2014, waarin werd geoordeeld dat dergelijke aanwezigheid de schijn van vooringenomenheid kan wekken.
De wrakingskamer oordeelde echter dat uit het genoemde arrest niet kan worden afgeleid dat de aanwezigheid van de OM-vertegenwoordiger voldoende is om de schijn van partijdigheid te wekken. De rechter verklaarde schriftelijk dat zij buiten de aanwezigheid van verzoeker niet met de OM-vertegenwoordiger over zijn zaak had gesproken, en verzoeker heeft dit niet weersproken. De rechter gaf aan dat de aanwezigheid van de OM-vertegenwoordiger gebruikelijk is bij Mulderzittingen vanwege de grote hoeveelheid zaken die behandeld worden.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter en dat het wrakingsverzoek om die reden werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.