ECLI:NL:RBNHO:2025:12694

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
370020
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen Vereniging van Eigenaren en eigenaar over medewerking aan verduurzamingsproject

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2025, is er een geschil ontstaan tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en een lid van de VvE, [gedaagde], over de medewerking aan een verduurzamingsproject van het appartementencomplex. De VvE heeft [gedaagde] verzocht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van de verduurzamingsplannen, maar [gedaagde] heeft geweigerd en zelfs gesommeerd om het project te stoppen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de VvE voldoende belang heeft bij een veroordeling van [gedaagde] tot medewerking, aangezien de besluiten van de VvE rechtsgeldig zijn genomen en [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze besluiten. Daarnaast is er sprake van overlast door het gedrag van [gedaagde], wat ook onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om haar medewerking te verlenen, zich te onthouden van ongewenst gedrag en haar betalingsachterstand te voldoen. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet. De VvE heeft de proceskosten toegewezen gekregen, die door [gedaagde] moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/370020 / KG ZA 25-616
Vonnis in kort geding van 3 november 2025
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS [adres 1],
te [plaats], gemeente [gemeente],
eisende partij,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. M.B. van Munster,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
[eisende] partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van de woning aan de [adres 2] te [plaats] en is van rechtswege lid van de VvE. De VvE vordert medewerking van [gedaagde] aan de uitvoering van verduurzamingsplannen waartoe de VvE heeft besloten. Hoewel [gedaagde] in aanloop naar dit kort geding bereid leek te zijn om tot afspraken te komen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de VvE voldoende belang heeft bij een veroordeling van [gedaagde] tot medewerking, die zal worden toegewezen als in de beslissing vermeld. Daarnaast lijkt [gedaagde] geen oog te hebben voor de last die haar gedrag anderen binnen de VvE oplevert. Omdat dit moet veranderen, bevat dit vonnis een voorziening om [gedaagde] te stimuleren haar gedrag aan te passen. Hoewel [gedaagde] heeft toegezegd de voorschotbijdragen voortaan maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, bevat dit vonnis, gezien haar eerdere opstelling, ook een voorziening zodat de VvE haar aan die toezegging kan houden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de mondelinge behandeling van 30 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
De VvE is een vereniging van eigenaars in de zin van artikel 5:124 BW, opgericht bij splitsingsakte d.d. 30 december 1974 (hierna: de splitsingsakte), die ziet op de adressen [adres 1] [nummer 1] tot en met [nummer 2] even nummers te [plaats]. In de splitsingsakte is het Modelreglement 1973 van toepassing verklaard (hierna: het splitsingsreglement).
3.2.
[gedaagde] is eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van de woning aan de [adres 2] en is van rechtswege lid van de VvE.
3.3.
Op de vergaderingen van de VvE van 23 januari 2025 en 20 februari 2025 is het besluit genomen om in het kader van verduurzaming van het door de VvE geëxploiteerde appartementsgebouw onder meer de kozijnen van alle woningen te laten vervangen. Aan dit besluit is een traject voorafgegaan met inspraak voor alle leden van de VvE. Het bestuur is door de vergadering gemandateerd om de offertes te tekenen die in het kader van het verduurzamingstraject waren opgevraagd.
Tijdens de laatstgenoemde vergadering is unaniem besloten om de projectbegroting aan te nemen en om een onderhandse lening aan te gaan als VvE. Alle leden zijn gewezen op de mogelijkheid om ex artikel 5:130 BW bij de kantonrechter een verzoek in te dienen als zij zich niet met deze besluiten konden verenigen.
3.4.
Tijdens de vergadering van 10 april 2025 is (de kleur van) het buitenaangezicht van het gebouw vastgesteld en bepaald dat het uiterlijk van de voordeuren zal voldoen aan de vereisten van de Adviescommissie Omgeving Kwaliteit.
3.5.
[gedaagde] heeft op 11 mei 2025 aan het bestuur van de VvE een e-mail gestuurd met een memo waarin zij aangeeft niet mee te zullen werken aan de uitvoering van de verduurzamingsplannen en heeft de VvE gesommeerd om het project te stoppen. [gedaagde] had tot dat moment geen bezwaar gemaakt tegen voormelde besluitvorming en heeft ook geen verzoek ingediend bij de kantonrechter om de besluiten te laten vernietigen.
3.6.
Namens de VvE is [gedaagde] per brief van 13 juni 2025 aangeschreven en gesommeerd
om binnen veertien dagen:
- schriftelijk te bevestigen dat zij haar medewerking zal verlenen aan de uitvoering
van het rechtsgeldig genomen besluit en aan het verduurzamingsproject zelf;
- schriftelijk te bevestigen dat zij toegang zal verlenen aan de VvE of aan door de
VvE ingeschakelde partijen;
- schriftelijk te bevestigen dat zij voor de toekomst elke overlast zal voorkomen;
- de op dat moment openstaande betalingsachterstand te voldoen.
3.7.
De uitvoering van de verduurzamingsproject loopt door de opstelling van [gedaagde] vertraging op en is uitgesteld. Indien [gedaagde] niet onmiddellijk medewerking verleent zal de aannemer extra uitvoeringskosten in rekening te gaan brengen.
3.8.
Diverse bewoners van het gebouw van de VvE hebben aangegeven dat [gedaagde] zich op meerdere momenten agressief, dreigend en intimiderend heeft uitgelaten, met als gevolg dat de bewoners zich onveilig voelen.
3.9.
Op grond van artikel 18 van het splitsingsreglement moeten de eigenaren de voorschotbijdragen maandelijks aan de VvE overmaken. In artikel 2 lid 3 van het huishoudelijk reglement is bepaald dat de bijdragen uiterlijk op de eerste van de maand moeten zijn voldaan. De vergadering stelt de maandelijkse bijdrage jaarlijks vast voor het opvolgende jaar. Voor 2025 en 2026 zijn de maandelijkse bijdragen vastgelegd in de notulen van de vergadering van 18 april 2024 respectievelijk 23 januari 2025.
[gedaagde] betaalt de voorschotbijdragen niet maandelijks vooruit, maar op door haar zelf gekozen momenten en soms ook voor langere tijd niet.
[gedaagde] had medio oktober 2025 een betalingsachterstand € 3.285,95.

4.Het geschil

4.1.
De VvE vordert, samengevat, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. [gedaagde] te veroordelen om al de noodzakelijke medewerking te verlenen voor de uitvoering van de verduurzamingsplannen waartoe door de vergadering van de VvE reeds is besloten en waartoe de opdracht reeds is verstrekt, zoals nader in het petitum omschreven;
[gedaagde] te verbieden om zich agressief, dreigend, intimiderend of anderszins ongewenst te gedragen, alsmede zich schreeuwend en/of scheldend uit te laten, tegen leden van de VvE en tegen derden die door de VvE zijn ingeschakeld ten behoeve van onder meer maar niet uitsluitend onderhoudswerkzaamheden aan het gebouw van de VvE en van de uit te voeren verduurzamingsmaatregelen;
[gedaagde] te gebieden om binnen één week na het in deze procedure te wijzen vonnis haar betalingsachterstand volledig te voldoen, alsmede te bepalen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om voortaan maandelijks - telkens uiterlijk op de eerste dag van de maand - de door haar verschuldigde VvE-bijdrage over te maken naar de bankrekening van de VvE;
een en ander versterkt met dwangsommen en onder veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
Volgens de VvE is [gedaagde] verplicht is haar medewerking te verlenen aan het verduurzamingproject omdat de besluitvorming van de vergadering van de VvE rechtsgeldig tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt en geen verzoek ingediend bij de kantonrechter om de besluiten te laten vernietigen.
Verder is [gedaagde] op grond van artikel 10 lid 3 van het splitsingsreglement verplicht om toegang tot haar woning te verlenen voor werkzaamheden aan gemeenschappelijk delen van het gebouw. Door haar medewerking te weigeren handelt [gedaagde] in strijd met de splitsingsakte (en het splitsingsreglement) en handelt zij onrechtmatig jegens de VvE.
Door het sub 3.8. omschreven gedrag veroorzaakt [gedaagde] overlast hetgeen ook onrechtmatig is. Ten slotte handelt [gedaagde] ook in strijd met het de splitsingsakte, het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement door de voorschotbijdragen niet maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen en bezorgt zij de VvE extra werk met de rommelige wijze waarop zij zich van haar verplichtingen kwijt, aldus de VvE.
4.3.
[gedaagde] voert verweer op onderdelen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de VvE ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
De vorderingen onder i en ii zijn naar hun aard voldoende spoedeisend, zodat aan een inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen.
De vordering onder iii kan dan op proceseconomische gronden worden meegenomen.
Meewerken aan verduurzamingstraject (vordering sub i)
5.3.
Uitgangpunt is dat leden van een VvE verplicht zijn mee te werken aan de uitvoering van besluiten die zien op het nodige onderhoud aan- of noodzakelijke herstelwerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke delen van het gebouw, indien deze besluiten op de in de wet voorgeschreven wijze tot stand zijn gekomen.
[gedaagde] heeft ter zitting laten weten dat zij dit inmiddels ook is gaan inzien.
Gebleken is dat de betreffende besluiten rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en dat [gedaagde] daar pas naderhand bezwaar tegen heeft gemaakt, maar geen verzoek bij de kantonrechter heeft ingediend om deze te laten vernietigen. [gedaagde] is dus gebonden aan de besluiten en moet medewerking verlenen aan de uitvoering van het verduurzamingsproject.
5.4.
De VvE heeft ter zitting laten weten dat zij er in de afgelopen dagen in is geslaagd om over de aanpak van de hiervoor bedoelde werkzaamheden met [gedaagde] te overleggen en dat er zelfs enige bereidheid leek te zijn om tot afspraken te komen. De VvE heeft aangegeven dat zij wil voorkomen dat [gedaagde] later terugkomt op afspraken, zodat de volgende punten tussen partijen duidelijk moeten zijn:
  • onverkorte bereidheid van [gedaagde] tot medewerking aan de uitvoering van het verduurzamingstraject;
  • extra wensen van [gedaagde]: die zijn in beginsel niet mogelijk binnen het werk waartoe de VvE opdracht heeft gegeven. Hoewel de VvE daar niet toe verplicht is, is zij bereid om binnen de randvoorwaarden van het project, waaronder de welstandseisen, te kijken wat mogelijk is;
  • de sleutel van de privé berging van [gedaagde] i.v.m. het kunnen bereiken van het leidingwerk van de blokverwarming: [gedaagde] heeft toegezegd deze aan de VvE te overhandigen, maar heeft die nog niet afgegeven; afgesproken is dat zij de sleutel op de avond van de zitting aan de beheerder van de VvE zal overhandigen;
  • de huidige zonneschermen worden verwijderd, ook bij [gedaagde]. Zij kan tegen betaling van € 1.800 opteren voor de plaatsing van nieuwe zonneschermen in de kleur en uitvoering waarvoor in het project is gekozen. Als zij daar niet voor opteert en later alsnog nieuwe zonneschermen wil plaatsen, zal zij daar toestemming voor moeten vragen; de zonneschermen moeten qua kleur en uitvoering gelijk zijn aan de overige zonneschermen;
  • los van het verduurzamingstraject: [gedaagde] heeft haar galerij, de railing en het balkon in een afwijkende kleur geschilderd. [gedaagde] heeft toegezegd dat zij een en ander uiterlijk 1 mei 2026 in de goede kleur zal overschilderen. De VvE zal haar de voorgeschreven Ral kleurcode doorgeven.
5.5.
[gedaagde] heeft ter zitting laten weten dat zij bereid is om gehoor te geven aan de wens van de VvE dat zij medewerking aan de uitvoering van de hiervoor vermelde werkzaamheden verleent en dat zij zich op de hiervoor vermelde punten aan de door de VvE omschreven aanpak zal conformeren. De VvE heeft aangedrongen op een vonnis als ‘stok achter de deur’.
5.6.
Op grond van de historie van het contact tussen partijen over het verduurzamingstraject en de uitvoering daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat de VvE voldoende belang heeft bij een veroordeling van [gedaagde] tot medewerking.
De vordering sub i is daarmee toewijsbaar als in de beslissing omschreven.
Overlast (vordering sub ii)
5.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de beschrijving van de door haar veroorzaakte overlast overdreven vindt. Ook andere bewoners veroorzaken geluidsoverlast. Die wordt al snel ondervonden omdat het appartementsgebouw zeer geluidsgevoelig is, aldus [gedaagde].
5.8.
De VvE meent dat [gedaagde] het probleem bagatelliseert. Zij wijst erop dat een niet onaanzienlijk deel van de overlast uit de mond van [gedaagde] komt en bestaat uit onwelgevoeglijkheden, waarbij gespierde taal ook niet wordt geschuwd.
5.9.
Op grond van de overgelegde verklaringen van bewoners van het gebouw, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het daarin omschreven gedrag van [gedaagde] door de VvE terecht als overlast is betiteld niet behoeft te worden getolereerd. Zoals de voorzieningenrechter [gedaagde] ter zitting heeft voorgehouden ziet hij als rode draad in de gehele opstelling van [gedaagde] ten opzichte van de VvE de miskenning van de essentie van het wonen in een appartementsgebouw: rekening houden met elkaar. [gedaagde] lijkt geen oog te hebben voor de last die haar gedrag anderen binnen de VvE oplevert. Dat is asociaal gedrag en moet veranderen. Dit vonnis bevat onder 6.5 en 6.6 een voorziening die is bedoeld om daartoe een stimulans te bieden.
Betaling voorschotbijdragen (vordering sub iii)
5.10.
De VvE heeft op de zitting laten weten dat [gedaagde] de achterstand in de voorschotbijdragen inmiddels heeft betaald, zodat de VvE geen belang meer heeft bij dat deel van haar vordering.
5.11.
De VvE voert aan dat [gedaagde] zich moet houden aan de verplichting om de voorschotbijdragen maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen. Het naar eigen inzicht betalen van de voorschotbijdrage levert de VvE veel extra werk op, zoals het verwerken van de afwijkende bijdragen in de administratie en het versturen van aanmaningen. Daarnaast is er ook telkens de discussie met [gedaagde], omdat zij meent per kwartaal te kunnen betalen.
5.12.
[gedaagde] heeft ter zitting laten weten te onderkennen dat de wijze waarop zij met de voldoening aan haar betalingsverplichtingen jegens de VvE in het verleden is omgegaan een bron van irritatie en extra werk voor het bestuur moet hebben gevormd. Zij heeft aangegeven dat zij de voorschotbijdrage vanaf eind december 2025 voortaan maandelijks en stipt vooruit zal betalen. Nu komt het erop aan om haar gedrag aan dit voortschrijdend inzicht aan te passen. Dit vonnis bevat onder 6.7 een voorziening die is bedoeld om daarvoor een stimulans te bieden.
Dwangsommen
5.13.
De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt als in de beslissing vermeld.
Proceskosten
5.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.144,45
5.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om al de noodzakelijke medewerking te verlenen voor de uitvoering van de verduurzamingsplannen waartoe door de vergadering van de VvE reeds is besloten en waartoe de opdracht reeds is verstrekt, gepreciseerd als onder 5.4 omschreven,
6.2.
bepaalt dat deze medewerking op de volgende wijze moet worden verleend:
in een uiterlijk woensdag 5 november 2025, 18:00 uur, schriftelijk (waaronder email) medegedeelde planning is te zien op welke momenten, tussen 8:00 en 18:00 uur voor de werkzaamheden -die vanaf vrijdag 7 november 2025 moeten worden uitgevoerd- toegang tot de woning van [gedaagde] nodig is. Die toegang moet door [gedaagde] op al die momenten worden verschaft,
6.3.
bepaalt dat, de VvE en de door de VvE aangewezen aannemer(s) bij niet nakoming van de onder 6.2 opgenomen veroordeling gemachtigd zijn om -na voorafgaande waarschuwing (op een door [gedaagde] daartoe uiterlijk woensdag 5 november 2025 18:00 uur ter beschikking te stellen emailadres of WhatsApp nummer)- zich toegang te verschaffen tot de woning van [gedaagde], zo vaak en zo lang dat nodig is om de binnen het project voorziene werkzaamheden uit te voeren,
6.4.
bepaalt dat, voor zover uitvoering van de werkzaamheden op de voet van het onder 6.3 bepaalde door toedoen van [gedaagde] niet mogelijk is, [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 voor iedere dag dat uitvoering van de werkzaamheden wordt vertraagd, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.5.
verbiedt [gedaagde] om zich agressief, dreigend, intimiderend, schreeuwend en/of scheldend uit te laten, tegen leden van de VvE en tegen derden die door de VvE zijn ingeschakeld ten behoeve van onder meer maar niet uitsluitend onderhoudswerkzaamheden aan het gebouw van de VvE en ten behoeve van de uit te voeren verduurzamingsmaatregelen,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VvE een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere overtreding van het onder 6.5 vermelde verbod, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.7.
gebiedt [gedaagde] om voortaan maandelijks - telkens op de eerste dag van de maand - de door haar verschuldigde VvE-bijdrage over te maken naar de bankrekening van de VvE, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per keer dat van dit patroon wordt afgeweken, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt. Van een afwijking is sprake indien de betaling niet vóór het verstrijken van de derde dag van de betrokken maand op de rekening van de VvE is bijgeschreven,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.144,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2025.
1621