8.1.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.693,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
- Contant geld € 250,-
- Mobiele telefoon € 553,99
- Opgenomen geld met gestolen pinpas € 590,-
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.300,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de verdachte hoofdelijk tot vergoeding van de schade moeten worden veroordeeld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vorderingen omtrent het contante geld en de telefoon afgewezen dienen te worden. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 940,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit, bestaande uit:
- Contant geld € 250,-
- Mobiele telefoon € 100,-
- Opgenomen geld met gestolen pinpas € 590,-.
Ten aanzien van de mobiele telefoon neemt de rechtbank in aanmerking dat bij de benadeelde partij een iPhone 7 is weggenomen. De rechtbank dient rekening te houden met afschrijving en de waarde van het goed ten tijde van het strafbare feit. De waarde van de weggenomen mobiele telefoon wordt geschat op € 100,- en daarom zal ten aanzien van deze post naar maatstaven van billijkheid dit bedrag worden toegewezen. Voor het overige wordt de vordering ten aanzien van deze post afgewezen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
In deze zaak is sprake van een gewapende woningoverval. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij geen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, bijvoorbeeld omdat sprake is van geestelijk letsel. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op de benadeelde partij. Hij durfde in het donker geen post meer te pakken en als hij in bed lag hoorde hij elk geluid, waarvan hij schrok. Ook ervaarde hij dromen met veel agressie als gevolg van het misdrijf. Daarnaast kon hij zich bij de werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf de eerste anderhalve maand niet concentreren. De benadeelde partij dacht elke dag aan het misdrijf en voelde zich depressief en lusteloos. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken gevoelens van onrust veroorzaken bij de slachtoffers en in een zaak als deze liggen de nadelige gevolgen zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt, zonder dat de benadeelde partij daar nadere gegevens voor dient over te leggen.
De rechtbank acht vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.300,- billijk, gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: diefstal met geweld, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.