ECLI:NL:RBNHO:2025:1265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
11425464
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt een werkgever, De Kastanjeboom, om een werknemer, [verweerster], te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding omdat de werknemer haar arbeidsovereenkomst zonder opzegtermijn heeft opgezegd. De kantonrechter wijst het verzoek af. De werkgever had zelf eerder de arbeidsovereenkomst onregelmatig opgezegd en kan daarom geen aanspraak maken op een vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn door de werknemer. De kantonrechter oordeelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de werkgever, die zelf ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, nu een vergoeding eist van de werknemer. De procedure omvat een verzoekschrift, een verweerschrift en een mondelinge behandeling. De feiten tonen aan dat de werknemer in de veronderstelling verkeerde dat zij de arbeidsovereenkomst correct had opgezegd. De kantonrechter concludeert dat de werkgever niet als goed werkgever heeft gehandeld door de werknemer niet te wijzen op de opzegtermijn en de gevolgen daarvan. De proceskosten worden aan de werkgever opgelegd, omdat deze ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: 11425464 \ AO VERZ 24-91 (PA)
Beschikking van 11 februari 2025
in de zaak van
DE KASTANJEBOOM,
te Den Burg,
verzoekende partij,
hierna te noemen: De Kastanjeboom,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand,
tegen
[verweerster],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een werkgever om een werknemer te veroordelen tot betaling van een zogenoemde gefixeerde schadevergoeding, omdat de werknemer heeft opgezegd zonder opzegtermijn. De kantonrechter wijst het verzoek af. In een situatie waarin de werkgever zelf streeft naar een zo snel mogelijke beëindiging van het dienstverband en haar in dat kader ernstig verwijtbaar handelen kan worden verweten, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat diezelfde werkgever aanspraak maakt op een vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn door de werknemer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bewijsstukken van 28 november 2025
- het op de mondelinge behandeling voorgelezen verweerschrift met bewijsstukken
- de mondelinge behandeling van 14 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] treedt met ingang van 1 november 2023 voor bepaalde tijd in dienst van De Kastanjeboom in de functie van Leidinggevende Bediening tegen een bruto maandsalaris van € 2.563,44 vermeerderd met vakantietoeslag en emolumenten.
2.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van 12 maanden en tussentijds kan worden opgezegd, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn.
2.3.
Op 4 juni 2024 zegt De Kastanjeboom de arbeidsovereenkomst met [verweerster] mondeling per direct op.
2.4.
De Kastanjeboom komt terug op haar opzegging en stuurt op 9 juni 2024 aan [verweerster] een (concept-)vaststellingsovereenkomst waarbij de arbeidsovereenkomst eindigt op 31 juli 2024 met wederzijds goedvinden, het vanaf 4 juni 2024 nog te ontvangen salaris wordt verrekend met openstaande posten van De Kastanjeboom en toekenning van een transitievergoeding van € 500,00.
2.5.
Bij brieven van 29 juli en 30 juli 2024 van haar toenmalige gemachtigde heeft [verweerster] bezwaar gemaakt tegen redenen waarom De Kastanjeboom de arbeidsovereenkomst wil beëindigen en tegen de inhouding van het loon.
2.6.
Op 15 augustus 2024 meldt [verweerster] zich ziek.
2.7
Bij brief van 21 augustus 2024 van de gemachtigde van De Kastanjeboom aan de toenmalige gemachtigde van [verweerster] is bericht dat [verweerster] nevenwerkzaamheden verricht hetgeen gevolgen heeft voor haar loonbetaling en is verzocht dat [verweerster] deze werkzaamheden staakt en opgave doet van deze inkomsten opdat die met het loon kunnen worden verrekend. In het slot van deze brief schrijft de gemachtigde het volgende:
“Een alternatief zou wat cliënte betreft óók kunnen zijn dat uw cliënte zich per omgaand hersteld meldt waarna zij de arbeidsovereenkomst per direct opzegt. Cliënte zal haar in dat geval niet aan de opzegtermijn houden.
2.8.
De Kastanjeboom betaalt het loon van [verweerster] over de maanden augustus en september 2024 niet.
2.9.
Bij brief van 10 september 2024 van de gemachtigde van [verweerster] aan de gemachtigde van De Kastanjeboom is bezwaar gemaakt tegen de verrekening/opschorting van het loon van [verweerster] , betwist dat [verweerster] vergoeding ontvangt voor nevenwerkzaamheden en is een voorstel gedaan voor een aangepaste vaststellingsovereenkomst.
2.10.
Via WhatsApp bericht De Kastanjeboom op 25 september 2024 aan [verweerster] dat zij geen reactie heeft ontvangen en dat het contract afloopt op 31 oktober 2024 en niet wordt verlengd.
2.11.
[verweerster] bericht op 1 oktober 2024 per WhatsApp en dat het haar duidelijk is geworden dat ze er niet uitkomen en dat zij per ingang van die dag de arbeidsovereenkomst opzegt zodat het loon over november niet ook nog ter sprake hoeft te komen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De Kastanjeboom heeft een verzoek gedaan om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde vergoeding van ‭€ 5.537,03 en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 901,85.‬‬‬‬‬‬‬‬‬
3.2.
De Kastanjeboom legt aan haar verzoek ten grondslag dat voor [verweerster] een opzegtermijn van één maand geldt en dat zij haar arbeidsovereenkomst daarom tegen 1 december 2024 had moeten opzeggen. Nu zij dit niet heeft gedaan maar met onmiddellijke ingang heeft opgezegd, is zij een gefixeerde schadevergoeding van één bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag aan De Kastanjeboom verschuldigd. Indien de gefixeerde schadevergoeding begroot dient te worden over de periode 1 oktober 2024 tot 1 november 2024 dan bedraagt de vordering € 2.563,44.
3.3.
[verweerster] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe aan dat zij geen vergoeding verschuldigd is, omdat zij in de veronderstelling was dat zij de arbeidsovereenkomst op een juiste manier heeft opgezegd.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verweerster] moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst het verzoek af. Dat oordeel wordt hierna toegelicht. Voorafgaand hecht de kantonrechter eraan het volgende op te merken.
Schending volledigheidplicht
4.2.
De Kastanjeboom heeft in haar verzoekschrift niet voldaan aan de in artikel 21 wetboek van Rechtsvordering neergelegde verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De in rov. 2.3 tot en met 2.5, 2.8 en 2.9 genoemde feiten zijn pas op de zitting bekend geworden. De gemachtigde heeft ervoor gekozen om alleen zijn deel van de correspondentie met de toenmalige gemachtigde van [verweerster] over te leggen, hetgeen geen volledig beeld oplevert. De stelling in het verzoekschrift dat De Kastanjeboom “alleen maar kan gissen naar de redenen die [verweerster] ertoe heeft gebracht om de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2024 per direct op te zeggen” is in het licht van de voorgeschiedenis tussen partijen als weinig waarachtig aan te merken. Anders dan de gemachtigde van De Kastanjeboom ter zitting heeft opgemerkt, vindt de kantonrechter de voorgeschiedenis wel van belang voor de beslissing, zoals hierna zal blijken.
Aanspraak vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.3.
In artikel 7:672 lid 11 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Deze vergoeding wordt een gefixeerde schadevergoeding genoemd. Vast staat dat [verweerster] haar arbeidsovereenkomst een maand te vroeg heeft opgezegd. Zij is daarom in beginsel aan De Kastanjeboom een gefixeerde schadevergoeding van een maand loon verschuldigd.
4.4.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is [1] . De kantonrechter neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.5.
Doel en strekking van de regel dat een werknemer bij een opzegging de opzegtermijn in acht moet nemen, is dat de werkgever kan voorzien in het wegvallen van de werknemer in het arbeidsproces. In dit geval was [verweerster] al sinds begin juni 2024 feitelijk niet meer werkzaam. Dat De Kastanjeboom nadeel heeft ondervonden van de onregelmatige opzegging op 31 oktober 2024 blijkt uit niets.
4.6.
Het geschil tussen partijen is begonnen - zo is ter zitting gebleken - doordat De Kastanjeboom op 4 juni 2024 de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd, vervolgens deze opzegging heeft vervangen door een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst via een vaststellingsovereenkomst per 31 juli 2024 waarbij het loon van [verweerster] werd verrekend met onduidelijke schadeposten van De Kastanjeboom. In een situatie waarin de werkgever zelf streeft naar een zo snel mogelijke beëindiging van het dienstverband en haar in dat kader ernstig verwijtbaar handelen kan worden verweten door de hiervoor beschreven handelwijze, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat diezelfde werkgever aanspraak maakt op een vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn door de werknemer. Daarbij wordt het volgende betrokken.
4.7.
De Kastanjeboom heeft in een brief van 21 augustus 2024 een voorstel aan [verweerster] gedaan dat zij [verweerster] niet aan de opzegtermijn zal houden indien [verweerster] zich hersteld meldt en [verweerster] de arbeidsovereenkomst per direct opzegt (zie 2.7). Op zich is juist dat niet is gebleken dat [verweerster] zich hersteld heeft gemeld, zoals de Kastanjeboom ter zitting heeft opgemerkt. Gelet echter op de voorgeschiedenis tussen partijen heeft [verweerster] het door Kastanjeboom geboden “alternatief” in redelijkheid mogen begrijpen als een aanbod om snel te vertrekken, van welk aanbod [verweerster] gebruik heeft gemaakt. Ter zitting heeft [verweerster] desgevraagd gezegd dat zij dacht dat zij op goede wijze had opgezegd, omdat zij geen aanspraak maakte op loon over de maand oktober 2024. Na het opzegbericht had de Kastanjeboom bij [verweerster] kunnen navragen of de opzegging ook betekent dat zij zich hersteld meldt.
4.8.
De kantonrechter weegt verder mee dat, als De Kastanjeboom (toch) niet akkoord ging met de opzegdatum, zoals klaarblijkelijk het geval was, van De Kastanjeboom verwacht had mogen worden dat zij [verweerster] had gewezen op de opzegtermijn en de gevolgen van het niet in acht nemen daarvan. Door dat na te laten heeft De Kastanjeboom ook op dit punt niet als goed werkgever gehandeld.
4.9.
Tot slot weegt de kantonrechter mee dat De Kastanjeboom het resterend loon over de maanden juni en juli 2024 (na de onregelmatige opzegging op 4 juni 2024 door de Kastanjeboom) pas heeft betaald na tussenkomst van de toenmalige gemachtigde van [verweerster] , en het loon over de maanden augustus en september 2024 in het geheel niet heeft betaald. Weliswaar is er tussen partijen discussie of [verweerster] na haar ziekmelding op 15 augustus 2024 ergens anders heeft gewerkt en geld heeft ontvangen waarna De Kastanjeboom het salaris heeft ingehouden. In deze procedure is de precieze omvang van de gestelde nevenwerkzaamheden niet komen vast te staan, behoudens het door [verweerster] ter zitting erkende bedrag van maximaal € 600,00. De opschorting van het loon, staat aldus niet in verhouding tot het niet betaalde loon.
Conclusie
4.10.
Het bovenstaande betekent dat het verzoek van De Kastanjeboom wordt afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van De Kastanjeboom omdat zij ongelijk krijgt. Omdat [verweerster] in persoon is verschenen, worden de reiskosten tot en met vandaag aan haar kant ambtshalve vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt De Kastanjeboom tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] tot en met vandaag vaststelt op 50,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:248 lid 2 BW.