ECLI:NL:RBNHO:2025:12617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
11783736 VV EXPL 25-93
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering verhuurder tot weghalen van meubilair uit gemeenschappelijke ruimte op grond van Bbl afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonopmaat en twee gedaagden. Woonopmaat, de verhuurder, vorderde dat de gedaagden hun meubilair uit de nis, die zij als onderdeel van hun gehuurde woning beschouwen, zouden verwijderen. De nis is een buitenruimte die bij de huurovereenkomst hoort, maar Woonopmaat stelde dat deze ruimte onder de nieuwe regels van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) valt, die eisen stellen aan gemeenschappelijke ruimtes en vluchtroutes. De brandweer had geconstateerd dat de objecten in de nis niet voldeden aan de brandveiligheidseisen en moesten worden verwijderd.

De gedaagden voerden echter aan dat de nis geen gemeenschappelijke ruimte is, maar een privéruimte die tot het gehuurde behoort. De rechtbank oordeelde dat de nis inderdaad tot het gehuurde behoort en niet onder de reikwijdte van het Bbl valt. Hierdoor werd de vordering van Woonopmaat afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de nis niet als gemeenschappelijke ruimte kan worden aangemerkt, en dat de brandweer ten onrechte had aangenomen dat de Bbl van toepassing was. Woonopmaat werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 678,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11783736 \ VV EXPL 25-93
Vonnis in kort geding van 5 november 2025
in de zaak van
STICHTING WOONOPMAAT,
te Heemskerk,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonopmaat,
gemachtigde: mr. G.P. Poiesz,
tegen
[gedaagde 1],
[gedaagde 2]
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van Woonopmaat
- de pleitnota en producties van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 16 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- akte van Woonopmaat
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] huren sinds 1 september 1995 van Woonopmaat de woning aan het adres [adres] te [plaats]. Het betreft een galerijflat.
2.2.
De keuken heeft een buitendeur dat uitkomt op een buitenruimte (verder: de nis). Bij aanvang van de huurovereenkomst behoorde de nis tot het gehuurde.
2.3.
Twintig jaar geleden is het pand gerenoveerd en is (onder andere) een galerij geplaatst dat grenst aan de nis. [gedaagden] hebben geen hek, wand of pui geplaatst in de nis ter afscheiding. De nis staat derhalve in open verbinding met de galerij.
2.4.
De huurovereenkomst is na de renovatie niet aangepast aan de nieuwe situatie met galerij.
2.5.
[gedaagden] hebben meubilair in de nis staan.
2.6.
Per 1 juli 2024 gelden nieuwe regels met betrekking tot het vrijhouden van
gemeenschappelijke ruimtes en vluchtroutes. Op grond van het Besluit Bouwwerken
Leefomgeving (verder: Bbl) mogen geen brandbare goederen in of naast algemene ruimtes
(zoals de trap en/of bergingsingang) of vluchtrouten staan.
2.7.
De brandweer heeft op verzoek van Woonopmaat een inspectie uitgevoerd in het pand waarin zich het gehuurde bevindt waarbij werd onderzocht of aan de vereisten van de Bbl wordt voldaan. De brandweer heeft geconcludeerd dat de objecten in de nis niet voldoen aan de brandveiligheidseisen van de Bbl en verwijderd moet worden.
2.8.
Woonopmaat heeft [gedaagden] herhaaldelijk verzocht de objecten in de nis te verwijderen.
2.9.
[gedaagden] hebben herhaaldelijk aangegeven niet aan het verzoek te zullen voldoen omdat zij van mening zijn dat de nis geen onderdeel is van een gemeenschappelijke ruimte maar hoort bij het gehuurde.
2.10.
De brandweer heeft na de mondelinge behandeling en op verzoek van partijen een nadere toelichting gegeven over de reikwijdte van de nieuwe wetgeving:
De artikelen 6.15a en 6.23a van het Bbl zijn uitsluitend van toepassing op gemeenschappelijke verkeersruimten van een woongebouw waar een vluchtroute doorheen voert. Deze bepalingen gelden niet voor privéruimten die behoren tot het gehuurde. Dat
maakt dat de privéruimten behorend tot het gehuurde in deze casus niet aangemerkt worden
volgens de wet als gemeenschappelijke verkeersruimte waar een vluchtroute doorheen voert. Bovenstaande artikelen zijn dan ook niet van toepassing op deze privéruimten.
(...)
Een gemeenschappelijke verkeersruimte kan zowel besloten als niet-besloten zijn. De afscheiding of dit nu een hekwerk, glazen pui of muur betreft verandert niets aan de
toepassing van de artikelen, zolang het gaat om een gemeenschappelijke verkeersruimte waar een vluchtroute doorheen voert. De privéruimten behorende tot het gehuurde (de
nissen) vallen echter niet onder artikel 6.15a en 6.23a van het Bbl of ze nu afgesloten zijn of
niet.
(...)
Als laatste willen we nog mee geven dat het van essentieel (levens) belang is om
rookverspreiding bij brand in ruimten met vluchtroutes zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperkingen. Dat wordt o.a. geregeld in artikel 6.15a en 6.23a van het Bbl. De nissen vallen
daar echter niet onder, maar staan ·wel in verbinding met de buitenruimte. Daarom adviseren wij om spullen die in de privéruimten (nissen) opgeslagen worden, te laten
voldoen aan de brandveiligheidseisen of te verwijderen.

3.Het geschil

3.1.
Woonopmaat vordert – samengevat – [gedaagden] te verbieden om brandgevaarlijke
meubilair, fietsen en scootmobielen, afvalstoffen, kratten en decoratie in de nis te plaatsen, onder verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Woonopmaat legt aan de vordering ten grondslag dat de nis een gemeenschappelijk ruimte en/of vluchtroute betreft. Het Bbl stelt eisen aan objecten die hierin worden geplaatst en de objecten in de ruimte van [gedaagden] voldoen hier niet aan. Dit levert een brandgevaarlijke situatie op reden waarom de objecten verwijderd moeten worden.
3.3.
[gedaagden] voeren aan dat de ruimte (ook al is deze open) behoort tot het gehuurde en daarom niet onder de reikwijdte van het Bbl valt. De objecten hoeven daarom niet verwijderd te worden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Eerst wordt beoordeeld of Woonopmaat ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast moet beoordeeld worden of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Woonopmaat is verantwoordelijk voor de veiligheid van haar huurders en voor correcte naleving van regelgeving. Daarmee is het spoedeisend belang van haar vordering gegeven.
4.3.
De vordering van Woonopmaat wordt afgewezen. Daartoe is het volgende redengevend. De vordering is gebaseerd op de bevindingen van de brandweer. De brandweer heeft haar bevindingen, dat de nis vrij moet zijn van brandbare objecten, gebaseerd op de Bbl en de aanname dat de nis behoort tot de gemeenschappelijke ruimte. De brandweer heeft ook verklaard dat het Bbl niet van toepassing is op privéruimten. Voor toewijzing van de vordering moet de nis dus onderdeel uitmaken van de
gemeenschappelijke ruimte en hiervan is geen sprake.
4.4.
Partijen hebben immers ter zitting verklaard dat, voordat de galerij werd aangebouwd, het gehuurde een ruimte aan de voorkant en achterkant (nu de nis) had. De nis behoorde derhalve tot het gehuurde. Ruim twintig jaar geleden heeft Woonopmaat gerenoveerd en is (onder andere) een galerij toegevoegd aan het pand. De nis grenst nu aan de galerij. Ook is de ruimte aan de voorkant weggehaald en vervangen door een balkon van 4 m2. Daarmee zijn de buitenruimten gewijzigd maar de huurovereenkomst is nooit aangepast naar de nieuwe situatie. Dit maakt dat de nis nog altijd tot het gehuurde behoort en geen onderdeel uitmaakt van de gemeenschappelijke ruimte. Dat betekent dat de nis niet onder de reikwijdte van het Bbl valt en de objecten niet verwijderd hoeven te worden.
4.5.
Woonopmaat is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Woonopmaat af,
5.2.
veroordeelt Woonopmaat in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Woonopmaat niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2025.