ECLI:NL:RBNHO:2025:12542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/369473 / KG ZA 25-576
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door zoon van onderbewindgestelde vader in kort geding

In deze zaak vorderen de eisers, de zoon en zus van een onderbewindgestelde vader, ontruiming van de woning die door de gedaagde, ook een zoon van de vader, zonder recht of titel in gebruik is genomen. De vader is in februari 2025 opgenomen in een zorginstelling, waarna de gedaagde toegang heeft verschaft tot de woning en daar sindsdien verblijft. De eisers hebben geprobeerd om in overleg te komen met de gedaagde, maar dit is niet gelukt. De eisers stellen dat de verkoop van de woning noodzakelijk is om de lopende kosten te kunnen voldoen, en dat de weigering van de gedaagde om de woning te verlaten deze verkoop belemmert. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat er een koper is die op korte termijn kan afnemen. De gedaagde heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd, behalve dat hij stelt nergens anders heen te kunnen. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning uiterlijk op 3 november 2025 te verlaten, met de mogelijkheid voor de eisers om de ontruiming met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.369,45. Het vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/369473 / KG ZA 25-576
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats 1], gemeente [plaats 3],
2.
[eiser 2],
te [plaats 2] (Suriname),
eisende partijen, beide in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de (toekomstige) goederen van [betrokkene] te [plaats 3],
hierna samen te noemen: eisers,
advocaten: mr. B.Z. Faber en mr. J.F.E. Mackay-Beins,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 3],
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de uitgebrachte dagvaarding van 14 oktober 2025 met producties
- de mondelinge behandeling van 28 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: vader) is eigenaar van de woning aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 3] (hierna: de woning). Eisers zijn de zoon en zus van vader en zijn bewindvoerders.
2.2.
Vader is in februari 2025 opgenomen in een zorginstelling. Gedaagde, ook een zoon van vader, heeft zich kort nadien toegang verschaft tot de woning en verblijft daar vanaf dat moment zonder recht of titel. De bewindvoerders hebben geprobeerd met hem in overleg te komen, hetgeen niet is gelukt.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1.
Gedaagde te veroordelen om de Woning aan het adres [adres], [postcode] te [plaats 3] binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken, te ontruimen en te verlaten door afgifte van de sleutels aan eisers, met de bepaling dat de ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
2.
Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure (inclusief nakosten), vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
Aan hun vordering leggen eisers – samengevat – ten grondslag dat gedaagde de woning zonder recht of titel bewoont en dat verkoop van de woning nodig is om de lopende kosten te (kunnen) voldoen, terwijl de weigering van gedaagde om de woning te verlaten die verkoop belemmert.
3.3.
Gedaagde voert daartegen geen (inhoudelijk) verweer, anders dan de stelling dat hij – kort gezegd – ‘nergens anders heen kan’.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of eisers ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Eisers hebben onweersproken aangevoerd dat de door vader verschuldigde eigen bijdrage voor zijn zorgarrangement en de aan de woning verbonden kosten en vaste lasten hoger zijn dan diens inkomen (louter bestaande uit pensioen en AOW). Dat brengt mee dat spoedige verkoop van de woning noodzakelijk is.
Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Inhoudelijk
4.3.
Gedaagde heeft de woning zonder recht of titel in gebruik genomen. Zijn positie is die van een kraker. Voor bewoners in die positie geldt dat hun belang bij voortzetting van de bewoning moet wijken voor het belang van de eigenaar bij ontruiming, indien dat belang voldoende aannemelijk en (in kort geding:) spoedeisend is. Dat is hier het geval, nu tussen partijen vast staat dat er een koper is die op korte termijn kan afnemen. Voor het koppelen van een termijn aan de ontruiming is geen aanleiding, nu gedaagde op geen enkele manier open heeft gestaan voor overleg over zijn vertrek en aangenomen wordt dat hij er al maanden van op de hoogte is dat de bewindvoerders op verkoop aanstuurden. Dat gedaagde geen alternatieve woonruimte heeft, zoals hij zegt, is zijn probleem.
4.4.
Zoals de voorzieningenrechter op de zitting al heeft medegedeeld wordt gedaagde veroordeeld om de woning uiterlijk op maandag 3 november 2025 te verlaten.
4.5.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.369,45
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde om de woning aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 3] uiterlijk op maandag 3 november 2025 te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van eisers zijn, en de sleutels af te geven aan eisers,
5.2.
machtigt eisers om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van deze beslissing te bewerkstelligen, indien gedaagde in gebreke blijft aan het onder 5.1 van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 1.369,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
936
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.