Uitspraak
[verweerder] B.V.,
1.De procedure
- de pleitnota van [verweerder] met producties;
- de e-mail van 8 oktober 2025 waaruit de bevoegdheid van [betrokkene] blijkt.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder] B.V. De werknemer was op 17 maart 2025 in dienst getreden als automonteur, maar werd op 29 juli 2025 op staande voet ontslagen. De werkgever trok het ontslag echter in, waarna de werknemer verzocht om loonbetaling. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de dringende reden ontbrak en het ontslag niet onverwijld was gegeven. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer tot loonbetaling toe en oordeelde dat de wettelijke verhoging van toepassing was, omdat het loon over de maanden juli tot en met oktober 2025 te laat was betaald. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever geen rechtvaardiging had voor het uitblijven van de loonbetaling en dat financiële problemen van de werknemer geen reden waren om het dienstverband te beëindigen. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer tot wedertewerkstelling af, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels was geëindigd. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, omdat de werkgever overwegend ongelijk kreeg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk uitgevoerd moeten worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.