ECLI:NL:RBNHO:2025:12375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
15/319416-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van een GVM-maatregel voor een periode van twee jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een GVM-maatregel voor de veroordeelde, die momenteel verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum de Oostvaarderskliniek. De rechtbank heeft eerder, op 20 juli 2021, een tbs-maatregel opgelegd aan de veroordeelde wegens belaging, met een maximale duur van vier jaar. De tbs-maatregel is ingegaan op 4 augustus 2021 en eindigt op 4 augustus 2025. De reclassering heeft op 3 juni 2025 een vordering ingediend voor de tenuitvoerlegging van de GVM-maatregel voor een periode van twee jaar, waarbij de rechtbank de noodzaak van deze maatregel heeft onderstreept om recidive te voorkomen.

Tijdens de openbare zitting op 31 juli 2025 zijn de veroordeelde, de reclasseringswerker en een deskundige gehoord. De reclassering heeft aangegeven dat het recidiverisico hoog is zonder de GVM-maatregel, gezien de psychische kwetsbaarheid van de veroordeelde en de wens om verdovende middelen te gebruiken. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de tenuitvoerlegging van de GVM-maatregel gelast, met specifieke voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, en een contactverbod met de slachtoffers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de GVM-maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De voorwaarden zijn bedoeld om de veroordeelde te ondersteunen in zijn re-integratie in de samenleving en om recidive te voorkomen. Indien de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden houdt, kan vervangende hechtenis worden toegepast. De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de rapporten van de reclassering en de verklaringen van de aanwezige deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/319416-20
Uitspraakdatum: 1 augustus 2025
Beslissing ex artikel 6:6:23a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Oostvaarderskliniek,
op het adres: [adres 1],
hierna: de veroordeelde.

1.De procedure

Bij vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2021 is aan de veroordeelde de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) opgelegd wegens, zakelijk weergegeven, belaging. De totale duur van de tbs-maatregel met dwangverpleging is gemaximeerd tot vier jaar. De termijn van de tbs-maatregel nam een aanvang op 4 augustus 2021 en eindigt van rechtswege op 4 augustus 2025. Daarnaast is in dit vonnis aan de veroordeelde de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: GVM-maatregel), als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr), opgelegd.
Het Openbaar Ministerie heeft op 3 juni 2025 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de GVM-maatregel voor een periode van twee jaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
- reclasseringsadviezen over de uitvoeringsmogelijkheden van een GVM-maatregel, van
30 april 2025 en van 4 juli 2025, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland;
- een medische verklaring als bedoeld in artikel 6:6:23a, lid 3 Sv, van 24 juli 2025, afkomstig van het FPC de Oostvaarderskliniek (hierna: de kliniek) en ondertekend door
drs. A.J. Klumpenaar, hoofd behandeling.
Op 31 juli 2025 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. De veroordeelde is gehoord, evenals voornoemde [naam] en A.J. Klumpenaar als deskundige. Verder waren aanwezig de officier van justitie, mr. S. van Driel, en de raadsman van de veroordeelde, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder.

2.Het standpunt van de reclassering

In het adviesrapport van de reclassering van 30 april 2025 is, samengevat en voor zover relevant, onder meer het volgende opgenomen:
Zowel de reclassering als de kliniek onderschrijven het belang van tenuitvoerlegging van een GVM-maatregel. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog indien een GVM-maatregel niet wordt opgelegd, omdat de veroordeelde zichzelf opnieuw moet handhaven in de maatschappij en zijn leven weer (zelfstandig) moet opbouwen. Dit in combinatie met zijn psychische kwetsbaarheid, ASS-problematiek en de wens om opnieuw verdovende middelen te gebruiken zodra hij terug is in de samenleving. Binnen de huidige gestructureerde setting waarin de veroordeelde verblijft, wordt het recidiverisico echter als laag ingeschat. Wel worden risico’s voorzien op terugval in middelengebruik, en daarmee op decompensatie, wat kan leiden tot een toename van het recidiverisico.
Het is van groot belang dat er een GVM-maatregel wordt opgelegd, zodat de reclassering met de veroordeelde in gesprek kan blijven en daarmee kan bijdragen aan het voorkomen van recidive. Het leven in de (snelle) maatschappij brengt de nodige prikkels met zich mee en het is, met het oog op recidiverisicobeheersing, noodzakelijk dat de veroordeelde in het dagelijks leven buiten de kliniek structuur en regelmaat weet te behouden. Vanuit dat perspectief is het eveneens belangrijk dat de overgang van de veroordeelde vanuit de kliniek naar een geheel zelfstandig bestaan geleidelijk verloopt, waardoor voorwaarden binnen het kader van een GVM-maatregel noodzakelijk zijn. Vanuit reclasseringsoptiek dienen dergelijke voorwaarden zich te richten op het beheersen van middelengebruik en het creëren van een zinvolle dagstructuur.
Indien een GVM-maatregel wordt opgelegd, kan onder andere worden gewerkt aan het vinden van een passende woonplek (bijvoorbeeld een RIBW), het regelen van een passende ambulante forensische behandeling, het vinden van passende dagbesteding, middelencontrole (om destabilisatie te voorkomen) en het bieden van ondersteuning bij de re-integratie in de samenleving, waarmee recidive kan worden voorkomen.
In het aanvullende reclasseringsrapport van 4 juli 2025 is, samengevat en voor zover relevant, onder meer het volgende opgenomen:
De reclassering heeft op 10 april 2025 een indicatie aangevraagd voor klinische zorg. Op 26 juni 2025 is een indicatie afgegeven voor opname bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) Den Haag. Op 7 juli 2025 heeft de FPA Den Haag aangegeven dat er een wachtlijst van ongeveer drie maanden is, maar dat zij akkoord gaat met de opname van de veroordeelde, mits hij bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies.
Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering een GVM-maatregel ten uitvoer te leggen met de volgende voorwaarden: meldplicht bij de reclassering; opname in een zorginstelling; ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname); begeleid wonen of maatschappelijke opvang; een contactverbod; een locatieverbod (zonder elektronische monitoring); meewerken aan dagbesteding; geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering; en meewerken aan een middelenverbod en middelencontroles.
De reclassering Nederland in de persoon van, [naam], heeft bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting het standpunt van de reclassering nader toegelicht. Zij heeft aangegeven dat het verblijf in het FPC de Oostvaarderskliniek op basis van een GVM-maatregel niet mogelijk is. Voor het verblijf bij de FPA Den Haag is een GVM-maatregel echter wel noodzakelijk. De veroordeelde kan daar worden opgenomen. De opnamedatum is op dit moment nog niet definitief, maar wordt mogelijk 1 augustus 2025 of 4 augustus 2025. Voor een verblijf in de FPA Den Haag is het van belang dat in de voorwaarden wordt opgenomen dat de veroordeelde geen verdovende middelen gebruikt en meewerkt aan middelencontroles. Vanuit de FPA Den Haag zal in contact worden getreden met Parnassia om samen met de veroordeelde te zoeken naar een passende woonvoorziening, waarbij zij naast Zuid-Holland ook woonvoorzieningen in Noord-Holland hebben. Deze fase dient echter vanuit de FPA Den Haag te worden opgestart.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van een GVM-maatregel voor een periode van twee jaar. Ten aanzien van de op te leggen voorwaarden heeft de officier van justitie aangevoerd dat de voorwaarden, zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 4 juli 2025, moeten worden opgelegd.

4.Het standpunt van de veroordeelde

De raadsman heeft gesteld dat de veroordeelde het niet eens is met de tenuitvoerlegging van een GVM-maatregel. Hij verzoekt daarom de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De raadsman heeft aangevoerd dat de veroordeelde niet wil worden overgeplaatst naar de FPA Den Haag, onder meer omdat Den Haag en omgeving voor hem belastend is en triggers geeft. Op basis van de op 30 juli 2025 door de rechtbank Midden-Nederland verleende zorgmachtiging kan de veroordeelde tijdelijk verblijven in het FPC de Oostvaarderskliniek, van waaruit een passende woonvoorziening voor hem kan worden gevonden.

5.De beoordeling

De rechtbank merkt in reactie op het standpunt van de verdachte, op dat op de zitting door de aanwezige deskundige van de Oostvaarderskliniek is toegelicht dat de veroordeelde na afloop van de gemaximeerde tbs niet op basis van een zorgmachtiging in de Oostvaarderskliniek kan blijven, en dat uitstroom naar begeleid wonen vanuit deze kliniek evenmin mogelijk is. Vanuit de FPA Den Haag is dit wel mogelijk.
De rechtbank is gelet op de rapporten van de reclassering en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een GVM-maatregel kan worden opgelegd en dat de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen. Dit brengt met zich dat de rechtbank de tenuitvoerlegging van de GVM-maatregel zal gelasten voor een periode van twee jaar.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod;
  • een locatieverbod;
  • meewerken aan dagbesteding;
  • geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerken aan een middelenverbod en aan middelencontroles.
De rechtbank zal bepalen dat de tenuitvoerlegging van de GVM-maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De veroordeelde zal zich daarnaast aan de van rechtswege bepaalde algemene voorwaarden moeten houden, zoals vermeld in artikel 6:6:23b, lid 3 Sv.
Indien de veroordeelde de aan de GVM-maatregel gekoppelde voorwaarden niet naleeft, zal vervangende hechtenis worden toegepast bij iedere keer dat hij een voorwaarde overtreedt. De rechtbank zal de duur van die vervangende hechtenis per overtreding bepalen op vier weken. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de GVM-maatregel niet op.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst toede vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 20 juli 2021 opgelegde gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaar.
Legt aan de veroordeelde de navolgende voorwaarden op:
1.
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het in werking treden van de GVM-maatregel bij Reclassering Nederland, locatie Alkmaar op het adres [adres 2]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich opnemen bij de FPA Den Haag of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start wanneer de reclassering dat nodig vindt. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
De veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek Noord Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de veroordeelde een passende plek heeft gevonden in een beschermde woonvorm. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
4.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde verblijft in Parnassia beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plaats is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers van onderhavige strafzaak, te weten de in het vonnis van 20 juli 2021 genoemde slachtoffers [slachtoffer 1] (geboortedatum: [geboortedatum 1]) en [slachtoffer 2] (geboortedatum [geboortedatum 2]) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
6.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
De veroordeelde bevindt zich niet in Heiloo, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
7.
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk of onbetaald werk, met een vaste structuur.
8.
Geen andere huisvesting zonder toestemming
De veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
9.
Meewerken aan middelenverbod en middelencontroles
De veroordeelde gebruikt geen alcohol en drugs en werkt mee aan middelencontroles om dit verbod te controleren. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de termijn van de tenuitvoerlegging:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, zoals vermeld in artikel
6:3:14 Sv, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken.
Beveelt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
dadelijk uitvoerbaaris.
Beveelt dat, indien de veroordeelde niet voldoet aan de GVM-maatregel en de daaraan verbonden voorwaarden, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
vier wekenbij iedere keer dat niet wordt voldaan. Daarbij geldt dat de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste
zes maandenbedraagt en dat de toepassing daarvan de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. C.M.A.V. van Kleef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2025.