ECLI:NL:RBNHO:2025:12374

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
15/042958-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en oplegging van tbs-maatregel met dwangverpleging na bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen door een psychisch zieke verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, was op het moment van de feiten gedetineerd in een psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. R. Funke Kupper, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.S. Dallinga, heeft opgemerkt dat het feit bewezen kon worden verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, en heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie. De rechtbank heeft de conclusies van de psycholoog en psychiater overgenomen, die adviseerden om de verdachte niet strafrechtelijk te vervolgen, maar hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft vervolgens de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, omdat er een hoog recidiverisico was en de verdachte niet bereid was om zich te laten behandelen.

Daarnaast heeft de rechtbank een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, omdat de verdachte in het verleden meerdere gewelddadige strafbare feiten heeft gepleegd en er geen beschermende factoren aanwezig zijn. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen vuurwapen moet worden onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/042958-25 (P)
Uitspraakdatum: 7 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de P.I. Haaglanden te Den Haag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Kupper en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Alkmaar een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (ombouw) gas/alarmvuurwapen, van het merk Bruni, type Olympic 38, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat het feit bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het feit heeft bekend, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat niet door of namens hem vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2025;
  • het proces-verbaal determinatie-onderzoek vuurwapen van 10 februari 2025 (proces-verbaalnummer PL1100-2025028098-13).
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 februari 2025 te Alkmaar een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (ombouw) gas/alarmvuurwapen, van het merk Bruni, type Olympic 38, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Standpunten
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van psychiater J. van der Meer van 2 juni 2025 en het Pro Justitia rapport van psycholoog E.C. Wendt van 28 mei 2025. Zij concluderen beiden kort samengevat dat er bij de verdachte sprake is van schizofrenie en dat dit ook het geval was ten tijde van het ten laste gelegde. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een floride psychose waardoor de realiteitstoetsing ernstig was verstoord. De verdachte heeft naar eigen zeggen een wapen in bezit genomen omdat hij zich bedreigd voelde. Hij vertelde de deskundigen dat hij werd verkracht doordat er mensen in zijn lichaam kwamen en dat er vreemde dingen bij hem thuis gebeurden. De kat van de buren maakte een raar geluid, hij dacht dat het spookte en dat er mensen in zijn woning zouden komen en dat zijn krachten aan hem onttrokken werden. Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat er een duidelijke relatie is tussen het tenlastegelegde en de psychische stoornis. De beslissing om het wapen in bezit te nemen kwam direct voort uit de psychotische belevingen van de verdachte. De deskundigen adviseren om het tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte over en volgt hun advies. Dit leidt ertoe dat het bewezen verklaarde feit de verdachte wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens waaraan hij ten tijde van het plegen van dat feit leed, niet kan worden toegerekend. De verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregelen

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs-maatregel) met dwangverpleging moet worden opgelegd. Naar het oordeel van de officier van justitie zou de tbs-maatregel gemaximeerd zijn tot vier jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte de maatregel van de terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden opgelegd. De verdediging vindt dat de noodzaak voor een GVM onvoldoende is onderbouwd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij met het vuurwapen naar supermarkt Jumbo is gelopen en daar drie keer heeft geschoten in de richting van de supermarkt. Hierna is hij naar huis gelopen en heeft hij 112 gebeld en aangegeven dat hij hulp nodig had. Verbalisanten zijn naar de woning van de verdachte gegaan en hebben hier een vuurwapen aangetroffen.
Verdachte heeft dus niet alleen een wapen voorhanden gehad, maar heeft het wapen ook afgevuurd, op een openbare plek en in aanwezigheid van diverse omstanders.
Zoals hiervoor is toegelicht, kan het handelen van de verdachte hem vanwege een psychische stoornis niet worden toegerekend. Er is dan ook geen plaats voor strafoplegging.
In het navolgende buigt de rechtbank zich over de vraag of aan de verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd, en zo ja, in welke vorm (met verpleging of met voorwaarden).
Voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel
De tbs-maatregel kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (of het moet gaan om één van de misdrijven genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr) en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel te eisen (het zogenoemde ‘gevaarscriterium’).
Voor oplegging van de tbs-maatregel is verder vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37a lid 3 Sr).
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van tbs is voldaan. Bij de verdachte bestond volgens zowel de psychiater als de psycholoog tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk een schizofrene stoornis. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het gevaarscriterium als volgt. Uit de rapporten van de hiervoor genoemde Pro Justitia rapporteurs en het rapport van de reclassering van 1 september 2025 volgt dat het risico op recidive (ook ten aanzien van ernstige geweldsdelicten) hoog is als de verdachte niet behandeld wordt. De redenen daarvoor zijn onder meer dat
  • de verdachte in het verleden meerdere gewelddadige strafbare feiten heeft gepleegd (waaronder het met een vuurwapen doodschieten van iemand in 2004, waarna hij tot 2019 een tbs-maatregel onderging),
  • dat een lopende zorgmachtiging ten tijde van het delict het strafbare feit niet heeft kunnen voorkomen,
  • dat hij lijdt aan een chronische ziekte en ziekte-besef en -inzicht ontbreken,
  • dat hij niet behandeltrouw is gebleken, hij de noodzaak van medicamenteuze behandeling niet inziet en daarmee zelfstandig is gestopt en
  • er op dit moment (vrijwel) geen beschermende factoren aanwezig zijn.
Volgens de psycholoog en psychiater is er medicamenteuze behandeling nodig om de psychose in remissie te laten gaan. De behandeling van de verdachte dient klinisch te gebeuren, zodat hij goed gemonitord en begeleid wordt in het (consistent) innemen van zijn medicatie en de (nog immer aanwezige) psychose in remissie kan gaan. De verdachte is – zo volgt uit het advies van de reclassering – niet bereid om zich te laten opnemen in een kliniek en niet intrinsiek gemotiveerd tot het innemen van de noodzakelijke medicatie. Zonder klinische behandeling en medicatie is het risico op een gewelddadig (in de huidige situatie) hoog. Gelet op het voorgaande is er volgens de rechtbank voldaan aan het gevaarscriterium.
Tbs-maatregel met verpleging of tbs-maatregel met voorwaarden
Door zowel de psycholoog als de psychiater is in de Pro Justitia rapportages de oplegging van een tbs-maatregel geadviseerd. Behandeling met alleen een zorgmachtiging wordt uitdrukkelijk afgeraden. “Alleen met de tbs-maatregel is het zeker dat betrokkene de nodige behandeling krijgt”, aldus de psychiater. De psycholoog en psychiater hebben beiden geadviseerd door de reclassering te laten onderzoeken of tbs met voorwaarden mogelijk is. De reclassering heeft vervolgens negatief geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden. Redenen hiervoor zijn dat de verdachte geen intrinsieke motivatie heeft voor samenwerking met de reclassering of voor behandeling en de noodzakelijke medicatie-inname en dat hij tegenover de reclassering een weigerachtige en zorgmijdende houding aanneemt. Hierdoor is het voor de reclassering niet mogelijk om het risicomanagement vorm te kunnen geven.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is het beeld bevestigd dat de verdachte zich niet kan en wil conformeren aan een behandeling. De verdachte gaf ter terechtzitting aan dat hij geen reclassering nodig heeft, dat hij zeggenschap wil houden over de inname van medicatie en dat hij geen tbs met voorwaarden opgelegd wil krijgen. Nu de verdachte niet ondubbelzinnig heeft ingestemd met de voorwaarden, ziet de rechtbank, gelet op het hoge recidiverisico als de verdachte niet wordt behandeld, geen andere mogelijkheid dan aan de verdachte een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
Gemaximeerde tbs
De totale duur van de tbs is in dit geval op grond van artikel 38e lid 1 Sr gemaximeerd omdat het bewezenverklaarde feit geen misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar kan veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Immers, ondanks het feit dat de verdachte daadwerkelijk met het vuurwapen heeft geschoten, is enkel het voorhanden hebben van een vuurwapen ten laste gelegd en bewezen verklaard en zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte de bedoeling had iemand te verwonden. De totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege zal de periode van vier jaar dan ook niet te boven kunnen gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De reclassering adviseert om aan de verdachte een GVM op te leggen. De gestelde diagnose brengt volgens de reclassering risico’s met zich mee die naar verwachting na afloop van de tbs-maatregel nog steeds aanwezig zullen zijn. Indien de behandeling van de verdachte dan nog niet is afgerond of er nog onvoldoende resultaten zijn behaald, is het van belang om de verdachte verder te behandelen en begeleiden in een dwangkader. Oplegging van een GVM zou dit volgens de reclassering kunnen ondervangen.
De rechtbank acht het op grond van het bovenstaande ter bescherming van de algemene veiligheid van personen noodzakelijk dat aan de verdachte naast de tbs met dwangverpleging een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de tbs is afgelopen, op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen en de inhoud en de duur daarvan bepalen (artikel 6:6:23b Sv).

7.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het vuurwapen (op de beslaglijst omschreven als een pistool/revolver), dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 37a, 37b, 38z van het Wetboek van Strafrecht,
26, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde
niet strafbaaren
ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikkingwordt gesteld, en beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
legt aan de verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
onttrekt aan het verkeer: 1 STK Pistool (Omschrijving: PL1100-2025028098-1696805,
Revolver).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. J.F. van Halderen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2025.