ECLI:NL:RBNHO:2025:12284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
11774161
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, die sinds oktober 2020 in dienst was als afwasser, had zich op 2 mei 2025 ziekgemeld. De werkgever, een fastfoodrestaurant, heeft de werknemer vervolgens op een onregelmatige wijze ontslagen, wat leidde tot een verzoek van de werknemer om vergoedingen. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging in strijd was met de wet, omdat de werkgever de geldende opzegtermijn niet in acht had genomen en er geen dringende reden voor ontslag was. De werknemer kreeg een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en een transitievergoeding toegewezen, evenals het achterstallig salaris over de maanden december 2024 en april 2025. De kantonrechter wees het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, omdat de arbeidsovereenkomst al was geëindigd op het moment van de uitspraak. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, omdat de werkgever overwegend ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11774161 \ AO VERZ 25-86
Beschikking van 15 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen

1.V.O.F. [verweerder 1],2. [verweerder 2],3. [verweerder 3],

te [plaats 2],
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: [verweerders],
gemachtigde: mr. M. Briedé.
De zaak in het kort
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer in strijd met het wettelijk stelsel heeft opgezegd. De werknemer krijgt een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en de transitievergoeding toegekend. Ook moet de werkgever het achterstallig salaris betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, met een voorwaardelijk tegenverzoek;
- de aanvullende stukken van [verzoeker] van 12 september 2025;
- de aanvullende stukken van [verweerders] van 16 september 2025;
- de mondelinge behandeling van 15 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [verzoeker];
- de pleitnota van [verweerders].
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.
2. Feiten
2.1.
[verweerders] exploiteert een fastfood restaurant met afhaal- en bezorgservice en een cateringbedrijf (foodtruck).
2.2.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1973, is sinds 1 oktober 2020 in dienst bij [verweerders] als afwasser. Hij werkte tien uur per maand.
2.3.
Op 2 mei 2025 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. [betrokkene 1] (planner en kok bij [verweerders], hierna: ‘[betrokkene 1]’) heeft als volgt op de ziekmelding gereageerd:
“you don’t need To Come anymore [verzoeker] Because I told you many Timr You can’t cancel on last Moment It’s not first timr”
“It’s final We are Not Going with You anymore We will Look Someone else”
2.4.
Bij e-mail van 2 juni 2025 heeft [verzoeker] aan [verweerders] meegedeeld dat hij niet akkoord gaat met het ontslag en heeft hij zich uitdrukkelijk beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden.
2.5.
Op 4 juni 2025 heeft [verweerders] laten weten graag in gesprek te willen om de situatie in goed overleg op te lossen.
2.6.
Op 18 juni 2025 heeft [verweerders] een concept vaststellingsovereenkomst aan [verzoeker] verstuurd. Partijen zijn het hierover niet eens geworden.
2.7.
In een schriftelijke verklaring van 15 september 2025 heeft [betrokkene 1] (onder meer) verklaard:
“(…) Ik was gefrustreerd over de last minute afzegging op 2 mei en heb hem toen die app gestuurd. Ik heb mijn leidinggevende, de heer [verweerder 2] en mevrouw [verweerder 3] daarvan niet op de hoogte gesteld. Ik had dit niet mogen doen. Nadat ik het aan dhr. [verweerder 2] had verteld, heeft dhr [verweerder 2] mij opdracht gegeven om [verzoeker] opnieuw in te roosteren en dat heb ik toen gedaan (…)”

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om [verweerders] te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris en het vakantiegeld, inclusief wettelijke verhoging. Daarnaast verzoekt hij de kantonrechter om hem een billijke vergoeding, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding toe te kennen.
Aanvankelijk had [verzoeker] ook om een aanzegvergoeding verzocht, maar ter zitting heeft hij toegelicht dat dit op een vergissing berust. Dat verzoek zal daarom als ingetrokken worden beschouwd.
3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek(en) ten grondslag gelegd dat hij op 2 mei 2025 op staande voet is ontslagen. Dat ontslag is volgens hem niet rechtsgeldig, omdat de dringende reden ontbreekt.
3.3.
[verweerders] voert verweer. Zij vindt – samengevat – dat geen sprake is van een opzegging door haar als werkgever. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat.
3.4.
[verweerders] heeft de kantonrechter bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden op de e-grond, de g-grond dan wel de h-grond.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat ter zitting duidelijk is geworden dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor tien uur per maand, met wisselende roosters. Er is dus géén sprake van een 0-uren-contract.
Arbeidsovereenkomst door werkgever opgezegd?
4.2.
De vraag die in deze zaak centraal staat is of [verweerders] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.3.
Op 2 mei 2025 heeft [betrokkene 1], naar aanleiding van de ziekmelding van [verzoeker], aan [verzoeker] medegedeeld dat hij niet meer hoefde te komen. Dat dit – anders dan [verweerders] stelt – geen ‘losse frustratiereactie’ was, blijkt uit het daaropvolgende bericht. In dat bericht schrijft [betrokkene 1] dat ze (de kantonrechter begrijpt: [verweerders]) niet verder gaan met [verzoeker], dat ze een vervanger gaan zoeken en dat deze beslissing definitief is. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] op basis van de bewoordingen van dit bericht zonder meer mocht aannemen dat de arbeidsovereenkomst per direct door [betrokkene 1] was opgezegd. Het gebruik van het woord ‘ontslag’ is daarvoor niet vereist.
4.4.
[verweerders] heeft nog aangevoerd dat [betrokkene 1] niet bevoegd was een beslissing tot ontslag te nemen. Dat verweer wordt gepasseerd. Als een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep doen. [1]
4.5.
[betrokkene 1] had de dagelijkse leiding over de werkzaamheden in de keuken. Hij was daarnaast verantwoordelijk voor het maken van het rooster en het aannemen van ziekmeldingen. Hoewel de heer [verweerder 2] (eigenaar van [verweerders], hierna: [verweerder 2]) ter zitting verklaarde zo nu en dan (‘steekproefsgewijs’) poolshoogte kwam nemen in het restaurant, heeft hij niet onderbouwd dat hij zich daarbij ook bemoeide met de dagelijkse leiding op de werkvloer. [verzoeker] heeft vijf jaar lang met [betrokkene 1] als eerste aanspreekpunt in de keuken gewerkt. Het is dan ook begrijpelijk dat hij ervan uitging dat [betrokkene 1] bevoegd was om namens [verweerders] te ontslaan. Het feit dat [betrokkene 1] daartoe in werkelijkheid niet bevoegd was en dat hij het ontslag pas geruime tijd later aan [verweerder 2] heeft opgebiecht, doet daar niet aan af. Dat verandert namelijk niets aan het feit dat [verzoeker] in de gegeven omstandigheden mocht aannemen dat [betrokkene 1] bevoegd was om [verweerders] in deze te vertegenwoordigen.
4.6.
De conclusie is dat [verweerders] op 2 mei 2025 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd. Van die opzegging kan niet eenzijdig worden teruggekomen en duidelijk is dat [verzoeker] (inmiddels) niet meer voor [verweerders] wil werken. Voor zover [verweerders] [verzoeker] na 2 mei 2025 nog heeft opgeroepen om te komen werken, bestond voor [verzoeker] geen enkele verplichting om hieraan gehoor te geven.
4.7.
[verzoeker] heeft niet ingestemd met het ontslag en er is ook niet gebleken van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bovendien heeft [verweerders] de geldende opzegtermijn niet in acht genomen. Er is dus sprake van een opzegging in strijd met de wet. [2] Dat heeft de hierna te noemen consequenties.
Vergoeding onregelmatige opzegging
4.8.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. In dit geval geldt een opzegtermijn van één maand, omdat [verzoeker] op de datum van het ontslag minder dan vijf jaar bij [verweerders] in dienst was. [3] De vergoeding wegens onregelmatige opzegging is gelijk aan het bedrag van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (in dit geval tot 1 juli 2025). [4] Dit komt neer op een bedrag van (20 uur x € 14,06 bruto =) € 281,20, te vermeerderen met 8,33% vakantiegeld, zijnde in totaal € 304,62 bruto. Ter zitting is duidelijk geworden dat over de maand mei 2025 een bedrag aan ziekengeld is betaald (70% van het loon). Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op de toewijsbare vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Transitievergoeding
4.9.
Op grond van artikel 7:673 BW is de transitievergoeding verschuldigd, omdat de arbeidsovereenkomst door [verweerders] is opgezegd. De transitievergoeding wordt bepaald aan de hand van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig (met een juiste opzegtermijn en tegen een juiste datum) zou hebben opgezegd, in dit geval 1 juli 2025. De transitievergoeding wordt door de kantonrechter berekend op € 253,48 bruto.
Billijke vergoeding
4.10.
Het verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding wordt toegewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met de daarvoor geldende regels. [5] Daarbij wordt opgemerkt dat een ongeldig ontslag als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt.
4.11.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [6] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.12.
Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding houdt de kantonrechter ten eerste rekening met de inkomsten die [verzoeker] in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. De kantonrechter acht het aannemelijk dat [verzoeker], gezien de aard van de werkzaamheden, de geringe arbeidsomvang en het salaris op minimumloonniveau, in de huidige voor werknemers gunstige arbeidsmarkt binnen een relatief korte termijn een (vergelijkbare) baan zal kunnen vinden. Het (te verwachten) inkomensverlies blijft daardoor beperkt. Daar staat echter tegenover dat het voor een werkgever niet mag lonen om de wettelijke regels te negeren in de veronderstelling dat werknemers wel snel ergens anders een baan zullen vinden. Alles afwegende acht de kantonrechter een vergoeding van € 500,00 bruto redelijk. Dat staat gelijk aan (ongeveer) drie maandsalarissen. Daarmee wordt [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerders].
Achterstallig salaris
4.13.
[verzoeker] maakt ten slotte aanspraak op betaling van het (achterstallig) salaris over de maanden december 2024 en april 2025. [verweerders] heeft niet betwist dat zij gehouden is om het loon over december 2024 aan [verzoeker] te voldoen. Ten aanzien van april 2025 twisten partijen over de vraag of [verzoeker] in die maand arbeid heeft verricht. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.14.
In de wet is bepaald dat de werkgever verplicht is het loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. [7] Het voorgaande brengt mee dat zelfs áls [verzoeker] in april 2025 niet heeft gewerkt, zonder nadere onderbouwing niet gezegd kan worden dat het niet-werken in redelijkheid voor zijn rekening moet komen. [verweerders] heeft haar stelling dat [verzoeker] op eigen verzoek niet is ingeroosterd, tegenover de betwisting daarvan door [verzoeker], niet onderbouwd. Dat betekent dat [verzoeker] ook over april 2025 recht had op doorbetaling van zijn gebruikelijke loon.
4.15.
Het achterstallige loon over de periode december 2024 en april 2025 heeft [verzoeker] berekend op € 480,37 bruto (inclusief vakantiegeld, vakantiedagen en wettelijke verhoging). [verweerders] heeft dit bedrag niet weersproken, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan zal uitgaan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen.
Proceskosten
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerders], omdat [verweerders] overwegend ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerders]. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beoordeling van het tegenverzoek

5.1.
Het verzoek van [verweerders] tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen, omdat [verweerders] daarbij geen belang meer heeft. [verzoeker] verzoekt immers niet om vernietiging van de opzegging, maar om ontslagvergoedingen. Gelet daarop staat vast dat de arbeidsovereenkomst al is geëindigd op 2 mei 2025.
5.2.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerders], omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op nihil omdat er geen werkzaamheden zijn verricht naast de zaak van het verzoek die een aparte vergoeding rechtvaardigen.

6.De beslissing

De kantonrechter
op het verzoek
6.1.
veroordeelt [verweerders] om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 500,00 bruto;
6.2.
veroordeelt [verweerders] om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 304,62 bruto, te verminderen met het over mei 2025 betaalde ziekengeld;
6.3.
veroordeelt [verweerders] om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 253,48 bruto;
6.4.
veroordeelt [verweerders] om aan [verzoeker] het achterstallig salaris over de maanden december 2024 en april 2025 te betalen van € 480,37 bruto;
6.5.
veroordeelt [verweerders] in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.6.
veroordeelt [verweerders] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [8] ;
6.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
op het tegenverzoek
6.9.
wijst het verzoek af;
6.10.
veroordeelt [verweerders] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 3:61 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)
2.Artikel 7:671 BW.
3.Artikel 7:672 lid 2 sub a BW.
4.Artikel 7:672 lid 11 BW.
5.Artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW.
6.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
7.Artikel 7:628 BW.
8.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.