In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 september 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Allcar Autoverhuur B.V. en een gedaagde partij zonder bekende woon- en verblijfplaats. De eisende partij, vertegenwoordigd door Wiggers Gerechtsdeurwaarders, had de gedaagde partij aangeklaagd en de kantonrechter heeft ambtshalve de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld. In een tussenvonnis van 1 februari 2024 werd de eisende partij gevraagd om zich uit te laten over de eerlijkheid van deze bedingen. De eisende partij erkende dat haar algemene voorwaarden niet volledig aan de wettelijke eisen voldeden, maar stelde dat de rente- en incassobedingen niet oneerlijk waren omdat deze conform de wettelijke regeling waren berekend.
De kantonrechter oordeelde dat het incassobeding in de algemene voorwaarden oneerlijk was, omdat het beding meer kosten dan wettelijk toegestaan in rekening kon brengen. Dit leidde tot de vernietiging van het beding, waardoor er geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding bestond. Wat betreft het rentebeding oordeelde de kantonrechter dat, hoewel een hoger percentage dan de wettelijke rente was overeengekomen, dit percentage onder de destijds geldende wettelijke handelsrente bleef. Hierdoor was er geen sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument, en werd het rentebeding niet vernietigd.
De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom en rente toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De gedaagde partij werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige werd afgewezen.