ECLI:NL:RBNHO:2025:12014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
15-208808-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke PIJ-maatregel in jeugdstrafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De veroordeelde, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. De officier van justitie heeft op 3 september 2025 een schriftelijke vordering ingediend, waarin werd verzocht om de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel, omdat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde herhaaldelijk te laat is gekomen en zich niet heeft gehouden aan de avondklok en andere huisregels. De betrokken hulpverleners hebben aangegeven dat zij geen mogelijkheden meer zien om de veroordeelde te begeleiden, gezien zijn zelfbepalende gedrag en het niet willen luisteren naar aanwijzingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering tot tenuitvoerlegging gegrond is en dat de PIJ-maatregel alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft daarbij de proportionaliteit en subsidiariteit van de tenuitvoerlegging beoordeeld en vastgesteld dat er geen minder ingrijpende alternatieven voorhanden zijn. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/208808-24
Uitspraakdatum: 16 oktober 2025
Verschenen
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (ex artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering)
in de zaak tegen de veroordeelde:
[de veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
verblijvende bij [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de veroordeelde] of veroordeelde.

1.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 3 september 2025 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 14 maart 2025 in deze zaak aan de veroordeelde opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de veroordeelde de aan die voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

2.Procedure

De vordering is behandeld op de zitting met gesloten deuren van 2 oktober 2025 van de meervoudige kamer van deze rechtbank, locatie Haarlem.
[de veroordeelde] , zijn raadsman mr. H. Polat en de officier van justitie zijn gehoord.
Verder zijn ter zitting verschenen [vertegenwoordiger van de raad] , zittingsvertegenwoordiger bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [vertegenwoordiger van de GI] van de William Schrikker Stichting.

3.Voorvragen

De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.

4.Feiten

4.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 maart 2025 is [de veroordeelde] op tegenspraak veroordeeld tot onder andere de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), met het bevel dat die maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zijn als bijzondere voorwaarden gesteld dat [de veroordeelde] :
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de (jeugd)reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de (jeugd)reclasseringsinstelling dit in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk acht;
  • zal verblijven en zich onder behandeling zal stellen bij de [verblijfplaats]
of een soortgelijke instelling;
- zich ter behandeling en begeleiding zal houden aan de regels die gelden bij de
[verblijfplaats] ;
- zich zal houden aan een avondklok van 19.00 uur tot 07.00 uur, waarbij hij moet
verblijven bij de [verblijfplaats] , gedurende maximaal drie maanden;
  • zal meewerken aan een zinvolle dagbesteding en het behouden daarvan;
  • zal meewerken aan coaching (IFA coach van Nextst3p of soortgelijke instantie);
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken, of hebben,
met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit
contactverbod:
De slachtoffers:
o [slachtoffer 1] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
o [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
o [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
o [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Daarbij is opdracht gegeven aan de William Schrikker Stichting, locatie Amsterdam, afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en [de veroordeelde] ten behoeve daarvan te begeleiden.
4.2.
Van voormelde voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht zijn de dadelijke uitvoerbaarheid bevolen.
4.3.
De mededeling van de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is op 2 april 2025 aan [de veroordeelde] verzonden

5.Rapportages

5.1.
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering concludeert in de terugmeldingsrapportage van 21 augustus 2025 dat [de veroordeelde] de gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Uit de rapportage volgt namelijk dat [de veroordeelde] , ondanks duidelijke afspraken, meerdere gesprekken, waarschuwingen en een warme overdracht naar een nieuwe jeugdreclasseerder, herhaaldelijk en structureel de huisregels die gelden bij [verblijfplaats] en de avondklok blijft overtreden. [de veroordeelde] komt frequent te laat binnen en geeft aan dat hij zelf bepaalt hoe hij met deze regels omgaat. Ook houdt hij zich niet aan de bijzondere voorwaarde om mee te werken aan een zinvolle dagbesteding. Hij wijst ondersteuning af en stopt zonder overleg met werk. Tijdens het lopende toezicht is [de veroordeelde] aangehouden op verdenking van een straatroof. Dit wijst op voortzetting van crimineel gedrag. [de veroordeelde] geeft zelf aan dat hij wil bepalen hoe hij zijn leven inricht, staat niet open voor begeleiding en laat zich niet meer corrigeren door de jeugdreclassering of betrokken professionals. Gezien zijn houding, gebrek aan dagbesteding en het feit dat hij zich niet aan de voorwaarden houdt, blijft het risico op herhaling hoog. De jeugdreclassering ziet geen mogelijkheden meer om met toezicht en begeleiding gedragsverandering bij [de veroordeelde] te realiseren. Om de samenleving te beschermen en herhaling van strafbare feiten te voorkomen, acht de jeugdreclassering de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf noodzakelijk.
5.2.
Uit het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 september 2025 blijkt dat de Raad heeft geconcludeerd dat [de veroordeelde] zich niet houdt aan meerdere aspecten van de bijzondere voorwaarden. Hij is vaak te laat binnen en blijft dit doen ondanks waarschuwingen. Ook heeft hij zich eerder niet gehouden aan de voorwaarde dat hij zich moet inzetten voor het vinden van een dagbesteding en is zijn houding zelfbepalend. [de veroordeelde] is net gestart met zijn behandeling bij de Waag en er is nog geen duidelijkheid in hoeverre hij hiervan kan profiteren. Wel lijkt er sprake van een gebrek aan motivatie gezien hij eerder een driemilieuvoorziening heeft geweigerd en nu eisen stelt aan zijn behandeling bij de Waag, waarvan hij in eerste instantie niet weet waarom hij daar naar toe gaat.
Er zijn positieve stappen gezet richting school en een positieve structurele vrijetijdsbesteding. Daar staat tegenover dat hij is gehoord door de politie in verband met een straatroof, waarvan hij zegt er wel bij aanwezig te zijn geweest maar niets te hebben gedaan.
De Raad heeft geen vertrouwen dat de behandeling zoals nu is voorgesteld bij de Waag voldoende gaat opleveren voor [de veroordeelde] . De houding van [de veroordeelde] speelt daarin een rol. Hij begint gelijk met eisen te stellen, te weten dat hij alleen naar de Waag gaat wanneer hij wordt gebracht en dat de afspraken niet te vroeg in de ochtend moeten zijn.
Het is voor [de veroordeelde] van groot belang dat hij direct consequenties ervaart. De Raad is van mening dat [de veroordeelde] zijn kansen heeft gehad. Daarnaast is hij gebaat bij een intensieve behandeling die vorm gegeven kan worden binnen de PIJ-maatregel, zonder het risico dat [de veroordeelde] zich er aan zal onttrekken.

6.Standpunten

Standpunt veroordeelde
6.1.
[de veroordeelde] heeft op de zitting verklaard dat hij op 5 mei 2025 echt te laat binnen was, te weten drie uren, en is van mening dat de andere keren wel meevielen. Hij heeft op 6 mei 2025 een gele kaart gekregen en erkent dat hij op 23 mei 2025 een gesprek had op het kantoor van de reclassering waar hij toen boos is geworden. [de veroordeelde] erkent ook dat hij op 14 juni 2025 de hele nacht niet thuis is geweest, maar bij zijn vader heeft geslapen. Op 17 juli 2025 was hij aan het feesten in [plaats] en kwam hij de volgende ochtend om 05.00 uur thuis. Hij laat dan zijn begeleiders telefonisch weten dat hij later op de groep komt. Niemand op de groep heeft er last van als hij te laat is. Hij heeft al een keer aangegeven dat 22.00 uur te vroeg is en heeft gevraagd of hij niet om 23.00 uur terug op de groep mag zijn.
[de veroordeelde] gaat sinds september weer naar school en volgt een kappersopleiding. Ook werkt hij nu als magazijnmedewerker. Daarnaast zit hij op voetbal. Hij traint op de maandag, woensdag en vrijdag en heeft op de zaterdag een wedstrijd. [de veroordeelde] is sinds kort gestart bij de Waag. Hij is nog maar 1 keer geweest en kan nog niet zeggen of hij daar iets aan heeft.
[de veroordeelde] erkent dat hij naar een driemilieuvoorziening in [plaats] kon, maar dat vond hij te ver weg en dat wilde hij niet. [de veroordeelde] heeft een coach. In het begin zag hij zijn coach wekelijks maar nu ziet hij hem nooit meer.
Standpunt Jeugdreclassering
6.2.
[vertegenwoordiger van de GI] van de William Schrikker Stichting heeft op de zitting het volgende medegedeeld.
“Ik sta nog steeds achter de terugmelding. [de veroordeelde] had een verstoorde relatie met de vorige jeugdreclasseerder. Hij wilde iemand die hem hoorde en positief tegen hem sprak. De afspraak was dat hij een nieuwe kans zou krijgen en ik werd de nieuwe jeugdreclasseerder. Op tijd komen was wel echt een eis. [de veroordeelde] is altijd vriendelijk naar mij, maar te laat komen is nog steeds een ding. Er is met hem besproken dat het belangrijk is dat hij zich aan tijden houdt, maar tot nu toe is dat niet gelukt. Zijn coach, begeleider en ik hebben hem erop aangesproken, maar hij blijft te laat komen. Wij weten niet meer wat wij hiertegen kunnen doen.
Ik ben met hem meegegaan naar het intakegesprek bij de Waag en dat verliep goed. Gisteren heeft zijn eerste behandeling plaatsgevonden. [de veroordeelde] gaat naar school en vindt zijn kappersopleiding leuk. [de veroordeelde] heeft niet een IFA coach, maar een coach van een andere instantie. Zijn coach heeft aangegeven dat het lijkt alsof je tegen een muur praat en dat [de veroordeelde] de ernst van de situatie niet inziet. Als de coach hem aanspreekt op zijn gedrag blokkeert hij. De coach weet niet meer hoe hij [de veroordeelde] nog meer zou kunnen helpen en denkt dat het goed is voor [de veroordeelde] als hij nu de consequenties ervaart voor zijn gedrag.”
Standpunt Raad voor de Kinderbescherming
6.3.
[vertegenwoordiger van de raad] van de Raad voor de Kinderbescherming heeft op de zitting het volgende medegedeeld.
“Het gaat niet alleen om het te laat komen, maar ook over zijn gedragingen. [de veroordeelde] wilde een nieuwe start nadat het met de vorige jeugdreclasseerder spaak was gelopen. Hij kreeg een nieuwe jeugdreclasseerder onder de voorwaarde dat hij steeds op tijd zou komen. [de veroordeelde] heeft eerder een driemilieuvoorziening geweigerd. Hij is nu net gestart met de behandeling bij de Waag. Hij heeft hier nog niet van kunnen profiteren, maar er is al sprake van een duidelijk gebrek aan motivatie. Hij stelt nu al eisen aan zijn behandeling. Er is gekeken naar andere mogelijkheden, maar die liggen niet voor het oprapen en er zijn weinig jeugdinstellingen in de buurt die iets passends kunnen bieden en de vraag is of hij wordt aangenomen. De Raad is van mening dat een behandeling bij de Waag niet voldoende is. In het Pro Justitia rapport is ook eerder aangegeven dat behandeling op deze manier niet zinvol is en dat [de veroordeelde] meer nodig heeft. De kans op recidive is nog altijd hoog. Hij houdt zich niet aan afspraken en wil alles zelf bepalen. Zelfs als hij tweemaal per week behandeling bij de Waag krijgt is dat niet afdoende en dat heeft te maken met zijn houding. De Raad kan niet anders dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel adviseren.”
Standpunt officier van justitie
6.4.
De officier van justitie heeft op de zitting verzocht om de vordering toe te wijzen, omdat [de veroordeelde] zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Op de zitting van 28 februari 2025 heeft de rechtbank goed met [de veroordeelde] besproken wat er moet gebeuren. Uit de Forca rapportage blijkt dat de behandeling moet plaatsvinden binnen een professionele context waarbinnen de verdachte 24 uur per dag kan verblijven, naar school of werk kan gaan en zijn vrije tijd kan besteden. Om [de veroordeelde] de kans te bieden dit op basis van zijn eigen motivatie vorm te geven is hem een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. De rode draad is dat [de veroordeelde] zelfbepalend is en regels aan zijn laars lapt. Dat is geen onmacht, maar onwil. Hij heeft genoeg kansen gehad en de noodzaak blijft dat hij wordt behandeld voor zijn eigen ontwikkeling en voor de maatschappij.
De officier van justitie heeft op de zitting aangegeven dat de strafzaak waarvoor [de veroordeelde] op 17 juli 2025 in Nijmegen was aangehouden, is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Standpunt raadsman
6.5.
De raadsman heeft ter zitting naar voren gebracht dat het oneerlijk is hoe [de veroordeelde] nu wordt behandeld. Hij heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en het advies van Forca was niet haalbaar. De rechtbank heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd en wist dat het niet haalbaar was. Pas gisteren heeft [de veroordeelde] zijn eerste gesprek bij de Waag gehad, zodat nu nog geen conclusies kunnen worden getrokken. Het is juist dat [de veroordeelde] te laat thuis is gekomen en zijn houding beter kan, maar dit wordt als smoes gebruikt voor een terugmelding. Hij heeft zich aan alle voorwaarden gehouden. [de veroordeelde] heeft een baan, is begonnen met een kappersopleiding en is aan het sporten. Dit is allemaal positief. [de veroordeelde] belooft dat hij vanaf 22.00 uur op de groep zal zijn, maar vindt een tijdstip van 23.00 uur beter passen bij zijn leeftijd. Drie dagen per week kan hij zich, vanwege voetbaltrainingen, niet houden aan het tijdstip van 22.00 uur. Van de overige vier dagen vallen er twee in het weekend. Nu de vordering toewijzen gaat te ver, omdat hij niet alleen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kan krijgen vanwege het te laat komen. [de veroordeelde] moet een eerlijke kans krijgen waarbij hij moet kunnen profiteren van de opgelegde voorwaarden en de behandeling bij de Waag. De raadsman verzoekt de rechtbank om [de veroordeelde] nog een kans te geven en daarom de vordering af te wijzen.

7.Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat [de veroordeelde] de gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Dit blijkt voldoende uit de terugmeldingsrapportage van de William Schrikker Stichting, het advies van de Raad van 26 september 2025 en uit wat hierover op de zitting naar voren is gebracht. Zo heeft [de veroordeelde] zich niet gehouden aan de avondklok en aan de huisregels van [verblijfplaats] , omdat hij, zonder overleg, diverse malen te laat binnen was. [de veroordeelde] vertoont zelfbepalend gedrag en blijft huisregels overtreden. Na vele waarschuwingen en gesprekken hebben de betrokken hulpverleners aangegeven dat zij geen mogelijkheden meer zien. Ook ter zitting is aan de orde geweest dat zijn coach niet meer weet hoe te handelen aangezien [de veroordeelde] niet wil luisteren. Op dit moment is er geen contact meer tussen [de veroordeelde] en zijn coach.
De betrokken hulpverleners zijn dan ook tot de conclusie gekomen dat het huidige kader ontoereikend is gebleken voor [de veroordeelde] . Gelet op de overgelegde stukken en de gegeven toelichting is voldoende komen vast te staan dat [de veroordeelde] de voorwaarden van de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet heeft nageleefd. [de veroordeelde] heeft dit ter zitting bevestigd. Dit betekent dat dat de vordering tenuitvoerlegging in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De rechtbank is van oordeel dat tenuitvoerlegging proportioneel en subsidiair is. Niet is gebleken dat een ander, minder vergaand, alternatief passend én voorhanden is. De problematiek van [de veroordeelde] is te complex. In voornoemd vonnis van 14 maart 2025 is tot uitdrukking gebracht dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel een laatste kans was voor [de veroordeelde] om in een voorwaardelijk kader mee te werken aan een behandeling en zich te houden aan alle door de Raad geadviseerde voorwaarden. Dit alles diende te gebeuren in het strakke kader, zoals voorgesteld door de Pro Justitia rapporteurs, de Raad en de Jeugdreclassering. Hoewel [de veroordeelde] toen ter zitting heeft verklaard dat hij zich daarvoor ten volle zou gaan inspannen, is dit onvoldoende gelukt. Uit het rapport van de jeugdreclassering blijkt dat [de veroordeelde] meerdere keren de fout in is gegaan, waarvoor hij een officiële waarschuwing heeft gekregen. Hoewel hij dus moest weten dat hij zich geen misstappen kon veroorloven, is het hem desondanks niet gelukt om zich aan de afspraken te houden. De rechtbank voorziet dan ook dat dit patroon zich zal voortzetten wanneer de vordering wordt afgewezen, mede gelet op wat de jeugdreclasseerder hierover schriftelijk en ter zitting heeft verklaard. Dat zou betekenen dat [de veroordeelde] niet de intensieve behandeling krijgt die in het belang is van zijn ontwikkeling, maar ook noodzakelijk is voor het verkleinen van de kans op recidive. Dat dit betekent dat [de veroordeelde] dan zou moeten stoppen met voetballen en met school is spijtig, maar maakt het voorgaande niet anders.
Tot slot stelt de rechtbank nog vast dat, met verwijzing naar de overwegingen op dit punt in het vonnis van 14 maart 2025, aan alle wettelijke vereisten voor een PIJ-maatregel is voldaan. Zo zijn de bewezen verklaarde feiten, te weten afpersing en diefstallen met bedreiging van geweld gepleegd door twee of meer verenigde personen, openlijke geweldpleging tegen personen en bedreiging met zware mishandeling, misdrijven waarvoor aan [de veroordeelde] de PIJ-maatregel kan worden opgelegd. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [de veroordeelde] .
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de vordering van de officier van justitie gegrond.
Op grond van artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank daarom de tenuitvoerlegging gelasten van de niet ten uitvoer gelegde PIJ-maatregel.

8.Beslissing

De rechtbank:
gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten de maatregel plaatsing in een instelling voor jeugdigen, opgelegd bij vonnis van 14 maart 2025, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. I.A. Groenendijk, voorzitter,
mrs. W.C. Oosterbroek en C.E. Voskens, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers W. van den Bergh en A. Barkman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2025.