ECLI:NL:RBNHO:2025:12009

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
15-365343-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op telefoonwinkel met bedreiging en diefstal van bromfiets

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij een gewapende overval op een telefoonwinkel en diefstal van bromfietsen. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in Haarlem. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en ingeschreven op [adres], werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en heling. Tijdens de zittingen op 22 mei, 10 juli en 2 oktober 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie eiste een veroordeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van bepaalde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 210 dagen, waarvan 34 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en een lichte verstandelijke beperking, en de impact van de feiten op de slachtoffers. De rechtbank wees ook schadevergoedingsvorderingen van benadeelde partijen toe, waaronder immateriële schade voor de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15-365343-24, 15-348380-24 (gev.) en 15-034531-24 (gev.)
Uitspraakdatum: 16 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 22 mei 2025, 10 juli 2025 en 2 oktober 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
verblijvende bij [verblijfplaats] .
De kinderrechter heeft ter zitting van 22 mei 2025 de zaak onder het parketnummer
15-034531-24 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter zitting van 22 mei 2025 gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • de vordering van de officier van justitie [officier van justitie] ;
  • wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam,
  • wat [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en
  • wat [vertegenwoordiger van de GI] namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Alkmaar (hierna: jeugdreclassering)
naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging onder 15-034531-24, ten laste gelegd dat:
15-365343-24, hierna feit 1:
hij op of omstreeks 15 november 2024 te Krommenie, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of telefoon's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- verdachte en/of zijn mededader die [benadeelde partij 3] met een wapen heeft bedreigd en/of heeft geroepen: "Open die kassa!" en/of die [benadeelde partij 3] bij de nek heeft vast gepakt en/of die [benadeelde partij 2] die een telefoon in zijn handen had met een wapen heeft bedreigd en/of heeft geroepen: "Geef hier, geef" en/of
- verdachte en/of zijn mededader met een schroevendraaier de vintrines heeft ingeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
15-348380-24, hierna feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2024 tot en met 02 november 2024 te
Assendelft, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets/scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen bromfiets/scooter onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2024 tot en met 2 november 2024 te
Assendelft, gemeente Zaanstad, een bromfiets/scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
15-034531-24, hierna feit 3:
hij op of omstreeks 26 november 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een bromfiets/scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- te zeggen tegen die [benadeelde partij 5] dat hij, verdachte, een rondje op de bromfiets/scooter van die [benadeelde partij 5] mocht rijden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- de bromfiets/scooter vast te pakken en/of van zijn standaard af te halen en/of ermee weg te lopen en/of
- naar de sleutel in de handen van [benadeelde partij 6] te grijpen, in elk geval proberen te pakken en/of
- vervolgens die [benadeelde partij 6] bij zijn jas beet te pakken en/of die [benadeelde partij 6] te vragen om zijn jas uit te doen en/of
- samen met de onbekend gebleven medeverdachten intimiderend/dreigend om die [benadeelde partij 5] heen te gaan staan en/of
- intimiderend/dreigend te zeggen dat er niet aan [naam] gekomen mag worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- vervolgens met die [benadeelde partij 5] een rondje op de bromfiets/scooter te gaan rijden en/of
die [benadeelde partij 5] van de bromfiets/scooter af te duwen en/of te schuiven en/of
- daarna tegen die [benadeelde partij 5] te zeggen “als je nu er niet vanaf gaat, ga ik iets trekken”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een bromfiets/scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als de bestuurder die een rondje mocht rijden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet alleen dient te worden vrijgesproken van de diefstal maar ook van de heling. De verdachte dacht immers dat het de bromfiets van zijn vriend betrof, kon niet zien dat de bromfiets was gestolen en heeft alleen een rondje gereden. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de bromfiets heeft weggenomen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en overweegt daartoe ten aanzien van feit 2 subsidiair het volgende.
Het gevoerde verweer ten aanzien van feit 2 subsidiair dat de verdachte niet kon vermoeden dat de bromfiets van diefstal afkomstig was, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de politie ter plekke ziet dat er geen sleutel in het contactslot van de bromfiets zat en de kap aan de voorzijde van de bromfiets stuk was. Uit de gevoegde foto’s in het dossier (met name p. 9) blijkt hoe zichtbaar het ontbreken van de sleutel in het contactslot was. Het moet de verdachte tijdens het verkrijgen van de bromfiets en/of tijdens zijn rit dan ook zijn opgevallen dat de sleutel ontbrak. De verdachte had bij enig nadenken kunnen vermoeden dat de bromfiets gestolen was en had daar (op zijn minst) vragen over moeten stellen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de bromfiets in die mate tekortgeschoten is in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
15-365343-24:
hij op 15 november 2024 te Krommenie, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld en/of telefoon's, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- verdachte en/of zijn mededader die [benadeelde partij 3] met een wapen heeft bedreigd en/of heeft geroepen: "Open die kassa!" en die [benadeelde partij 3] bij de nek heeft vast gepakt en die [benadeelde partij 2] die een telefoon in zijn handen had met een wapen heeft bedreigd en heeft geroepen: "Geef hier, geef" en
- verdachte met een schroevendraaier de vitrines heeft ingeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
15-348380-24, subsidiair:
hij op 2 november 2024 te Assendelft, gemeente Zaanstad, een bromfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 3:
15-034531-24, primair:
hij op 26 november 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, tezamen en in vereniging met anderen, een bromfiets die geheel aan [benadeelde partij 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- te zeggen tegen die [benadeelde partij 5] dat hij, verdachte, een rondje op de bromfiets van die [benadeelde partij 5] mocht rijden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en
- de bromfiets vast te pakken en van zijn standaard af te halen en ermee weg te lopen en
- naar de sleutel in de handen van [benadeelde partij 6] te grijpen, in elk geval proberen te pakken en
- vervolgens die [benadeelde partij 6] bij zijn jas beet te pakken en die [benadeelde partij 6] te vragen om zijn jas uit te doen en
- samen met de onbekend gebleven medeverdachten intimiderend/dreigend om die [benadeelde partij 5] heen te gaan staan en
- intimiderend/dreigend te zeggen dat er niet aan [naam] gekomen mag worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- vervolgens met die [benadeelde partij 5] een rondje op de bromfiets te gaan rijden en die [benadeelde partij 5] van de bromfiets af te duwen en/of te schuiven en
- daarna tegen die [benadeelde partij 5] te zeggen “als je nu er niet vanaf gaat, ga ik iets trekken”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: poging diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2 subsidiair: schuldheling.
Feit 3 primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen waarvan 34 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad is geadviseerd, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het volgende.
Voor een minderjarige heeft de verdachte al te lange tijd in voorarrest doorgebracht. Hij is het slachtoffer geworden van het feit dat er geen passende vervolgplek voor hem kon worden gevonden.
Ook moet er rekening worden gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Het bedreigen en het hebben van een wapen bij de winkeloverval worden nu naar voren gebracht als strafverzwarende omstandigheden, terwijl deze elementen inherent zijn aan het fenomeen winkeloverval. Er is verder ook geen sprake van strafverzwarende omstandigheden zoals de ernst van het geweld en ernstig letsel bij de slachtoffers. Voor diefstal en heling van bromfietsen is het uitgangspunt dat een taakstraf wordt opgelegd. Een omrekening naar jeugddetentie voor deze feiten doet geen recht aan deze zaak. Gelet op vergelijkbare zaken heeft de verdediging bepleit enkel aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Er kunnen dan aan de verdachte geen voorwaarden meer worden opgelegd. Subsidiair bepleit de verdediging de voorwaarden te stellen zoals is geadviseerd door de Raad.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia psychologisch rapport van 24 februari 2025, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, en het adviesrapport van de Raad van 30 september 2025.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gepoogd om op klaarlichte dag met een of meer anderen een telefoonwinkel te overvallen om daar geld en telefoons weg te nemen. De verdachte is samen met een medeverdachte de winkel in gelopen en heeft vitrines ingeslagen, terwijl zijn medeverdachte de winkeleigenaar en een medewerker heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De medeverdachte heeft de medewerker ook nog in een armklem genomen en het wapen tegen hem aangedrukt. De winkeleigenaar en de medewerker hebben zich hierdoor zeer bedreigd, angstig en onveilig gevoeld. De verdachte heeft enkel gehandeld uit winstbejag en geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers, die geen idee hadden waartoe de overvallers in staat waren. Dat het bij een poging is gebleven, is te danken aan moedig optreden van de winkeleigenaar en zijn medewerker, die er samen in slaagden om het wapen af te pakken, waarna de verdachte en zijn medeverdachte er vandoor gingen. De impact van dit feit is groot. Dat geldt voor de medewerkers van de winkel maar ook voor de maatschappij als zodanig waar feiten als hier aan de orde in de regel ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de diefstal van een bromfiets door de eigenaar van zijn bromfiets te duwen en hem te bedreigen met geweld.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een bromfiets. Dit zijn ergerlijke feiten die voor de benadeelden hinder en schade met zich meebrengen. Door het plegen van dit soort delicten heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 september 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Het psychologisch rapport van 24 februari 2025 houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is een autismespectrumstoornis en daarnaast een lichte verstandelijke beperking vastgesteld. De verdachte functioneert op alle gebieden op een jonger ontwikkelingsniveau dan andere 17-jarigen. Hij is daardoor verminderd in staat weerstand te bieden aan beïnvloeding door anderen, eigen morele keuzes te maken en de gevolgen van keuzes op langere termijn te overzien. Daarom wordt geadviseerd de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag wanneer de verdachte meer sturing, begeleiding en structuur krijgt aangeboden, maar bij onvoldoende sturing, begrenzing en begeleiding zijn er hoge risico’s op recidive. Risicofactoren worden gevormd door de geringe schoolprestaties tot nu toe en door omgang met delinquente leeftijdsgenoten waarbij betrokkene niet goed in staat is weerstand te bieden tegenover negatieve beïnvloeding. Ook lijkt hij afwijzing door leeftijdsgenoten te ervaren, weinig vriendschappen en weinig acceptatie door leeftijdsgenoten. Ook spelen stress en irritatie bij hem een grote rol, onvermogen met deze gevoelens om te gaan en geringe copingvaardigheden.
Het is positief dat betrokkene een band ervaart met zijn beide ouders en met zijn broer en zussen. Ook laat hij een positieve houding zien ten opzichte van werk of toekomstige schoolopleiding en ten opzicht van hulp. Betrokkene is gevoelig voor bijsturing door pro-sociale anderen. Zijn behoefte aan structuur en leiding maakt dat hij kinderlijk en afhankelijk kan zijn en dat hij ook in positieve zin beïnvloedbaar is en bereid en in staat is te profiteren van begeleiding om zijn ontwikkeling te bevorderen en recidive te voorkomen.
De deskundige adviseert een deels voorwaardelijke straf en een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen, waarbij de verdachte verplicht is zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering te houden, ook als deze aanwijzingen inhouden dat hij (woon)begeleiding geboden krijgt vanuit Inspire en daarnaast begeleiding krijgt vanuit een IFA coach.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en zal de feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Verder heeft de rechtbank het uitgebrachte adviesrapport van de Raad meegewogen dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt.
De verdachte verblijft nu op een woongroep, waar het redelijk met hem gaat. Momenteel heeft de verdachte geen dagbesteding, maar hij is bezig met solliciteren. De duidelijkheid, structuur en het gegeven dat hij geld kan verdienen lijken hem goed te doen. Het is om die reden van belang dat hij zo snel mogelijk een zinvolle dagbesteding heeft. Het is van belang dat begeleiding door de jeugdreclassering betrokken blijft, zodat er zicht is op de verdachte en er, ook als hij volwassen is, begeleiding blijft. Het is van belang dat de verdachte begeleiding ontvangt van een coach met kennis van LVB-problematiek.
De Raad adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich houdt aan de huisregels van [verblijfplaats] ;
  • meewerkt aan hulpverlening die nodig wordt geacht, zoals een IFA coach,
Waarbij aan de reclasseringsinstelling, te weten de William Schrikker Groep, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad heeft ter zitting hieraan het volgende toegevoegd.
De verdachte heeft een lange tijd vastgezeten. Het is voor de Raad niet te begrijpen waarom dat zo lang heeft geduurd en voor de verdachte al helemaal niet. Hij moet wel leren dat hij niet zelfbepalend kan zijn en dingen soms lopen zoals ze lopen. De verdachte vindt het moeilijk om naar zijn eigen gedrag te kijken en ook hoe het gedrag van een ander in elkaar zit. Het is belangrijk dat hij begeleiding krijgt. De Raad wil de in het rapport geadviseerde voorwaarden als volgt aanvullen. De verdachte dient mee te werken aan hulp en begeleiding vanuit [verblijfplaats] of een soortgelijke instelling. Daarnaast moet hij een zinvolle dagbesteding hebben, omdat dit de kans op recidive kan verkleinen. Mocht de rechtbank een onvoorwaardelijke straf willen opleggen dan adviseert de Raad een onvoorwaardelijk werkstraf en geen jeugddetentie.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat er nog geen IFA coach beschikbaar is. De verdachte is aangemeld, maar er zijn wachtlijsten. Verder is aangegeven dat het voor de reclassering ook een uitdaging is om de verdachte te begeleiden. Iedereen om hem heen werkt hard, maar het wordt tijd dat hij zelf ook echt aan het werk gaat. Zo is gisteren een afspraak met de reclassering niet doorgegaan en heeft de verdachte aangegeven dat dit door miscommunicatie kwam. Dat wordt wel vaker gezegd en het lijkt erop dat deze afspraken worden vermeden.
De op te leggen straf
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als diefstal met geweld een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Bij oplegging van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte 176 dagen gedetineerd is geweest (in het kader van het voorarrest). Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten verminderd aan de verdachte zijn toe te rekenen. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het advies van de Raad om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden waaraan hij zich moet houden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van het uitgangspunt om een vrijheidsbenemende straf op te leggen en van de eis van de officier van justitie af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 210 dagen moet worden opgelegd, waarvan 34 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan de op te leggen straf de voorwaarden verbinden zoals is geadviseerd door de Raad.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot diefstal met geweld en een diefstal met bedreiging met geweld tegen personen. Gelet op het recidivegevaar, dat zonder de voorgestelde bijzondere voorwaarden door de Pro Justitia rapporteur en de Raad als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.070,14 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 1.070,14 voor behandeling bij een psycholoog en € 5.000,- voor immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangegeven dat niet duidelijk is of de verzekering iets heeft vergoed voor de behandeling van de psycholoog. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangegeven dat niet standaard € 5.000,- wordt vergoed voor een overval. Dit hangt af van de ernst van de inbreuk. Er kan niet zonder meer van worden uitgegaan dat er bij de benadeelde partij sprake is van PTSS. In de brief van de psycholoog wordt immers een voorlopige diagnose van PTSS gesteld. De raadsman heeft de rechtbank verzocht een schatting te maken en toe te kennen wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend, in ieder geval om de immateriële schade te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bij de gevorderde materiële schade onduidelijk is of de kosten voor een psycholoog zijn vergoed door de verzekering. Op de factuur is namelijk te lezen dat er sprake is van een verwijzing en wordt als ziektekostenverzekering het Zilveren Kruis genoemd. De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in
min of meer soortgelijke zaken wordt toegekend. Uit de slachtofferverklaring komt duidelijk
naar voren hoe groot de impact van de overval is (geweest) op de benadeelde partij. Het
causale verband is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te
staan. Dit deel van de vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of
gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij
heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden
door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen)
aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de
schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat niet-ontvankelijk is verklaard, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 1] ( [benadeelde partij 1] )heeft een vordering tot
schadevergoeding van € 6.299,67 schade ingediend tegen de verdachte wegens materiële
schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met
de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit (kortgezegd)
beveiligingskosten, het vervangen van glas van de vitrine en de installatie van een airco
vanwege een nieuw gesloten deur systeem dat er voor zorgt dat de winkelruimte voldoende
verse lucht betrekt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de
benadeelde partij tot een bedrag van € 4.613,32 (hoofdelijk) kan worden toegewezen, met
wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de opgevoerde kosten
voor aanschaf van de airconditioning stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de
benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de kosten voor de vitrine, maar stelt zich op het standpunt dat de kosten van Securitas niet gemaakt zijn voor het onderhavige feit en dat deze daarom dienen te worden afgewezen. De andere posten zijn kosten ter voorkoming van een nieuwe overval, terwijl het moet gaan om herstel van de vermogenspositie en moeten niet-ontvankelijk worden verklaard. De kosten van de airconditioning zijn pas maanden na het feit gemaakt. Dit is een te ver verwijderd verband van het feit, evenals een nieuwe deurinstallatie. De noodzaak hiervan ontbreekt. Het is een onevenredige belasting van het strafproces en de benadeelde partij dient in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit
het bewezen verklaarde feit, met uitzondering van de kosten van de aangelegde
airconditioning. De rechtbank ziet hiervoor een te ver verwijderd verband met het gepleegde feit en zal bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel in de vordering niet ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat van de overige posten wel in voldoende mate het causale verband is komen vast te staan. Ten aanzien van de door de raadsman betwiste kosten van Securitas heeft de rechtbank vastgesteld dat deze geen onderdeel uitmaken van de vordering.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 4.613,32, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of
gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij
heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden
door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat niet-ontvankelijk is verklaard, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,00
ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste
gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de
benadeelde partij in zijn geheel en hoofdelijk wordt toegewezen, met wettelijke rente en de
schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman meent dat niet standaard € 5.000,- wordt vergoed voor een overval. Dit hangt af van de ernst van de inbreuk. De raadsman ziet geen verdere onderbouwing en verzoekt de rechtbank een schatting te maken, in ieder geval om de schade te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de
onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in min of meer
soortgelijke zaken wordt toegekend. Uit de vordering komt duidelijk naar voren hoe groot de
impact van de overval is op de benadeelde partij. De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of
gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij
heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden
door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen)
aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de
schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 4]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 390,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 150,- voor diepe krassen/kapschade, € 80,- voor een kapotte zadel, € 75,- voor een kromme voorvork, € 35,- voor een accu en € 50,- voor een beenkleed.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de kosten voor een beenkleed, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De raadsman heeft gesteld dat de schade is veroorzaakt door de diefstal van de bromfiets en dat dit feit niet bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat de gestelde schade aan de bromfiets het gevolg is van de bewezenverklaarde heling. Dit blijkt ook niet uit het dossier. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de gestelde schadeposten het rechtstreeks gevolg zijn van het hiervoor onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 subsidiair en 3 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
TWEEHONDERD EN TIEN(
210) DAGEN.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot VIERENDERTIG (34) DAGEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich houdt aan de huisregels van [verblijfplaats] ;
  • meewerkt aan hulp en begeleiding vanuit [verblijfplaats] , of een soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan hulpverlening die nodig wordt geacht, zoals een IFA coach;
  • een zinvolle dagbesteding heeft.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Groep, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 5000,-voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] ( [benadeelde partij 1] )geleden schade tot een bedrag van
€ 4.613,32voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade van
€ 5.000,-voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter,
mrs. C.E. Voskens en I.A. Groenendijk, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers W. van den Bergh en A. Barkman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2025.