In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.P. Schut, vorderde betaling van € 10.000,00 van de gedaagde, die de exclusieve schoenen collectie van de eiser zonder diens medeweten had verkocht voor € 10.500,00. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. I.R. Lieshout, erkende de verkoop maar betwistte de spoedeisendheid van de vordering en de hoogte van de gevorderde incassokosten. De rechter oordeelde dat de vordering tot betaling van de geldsom toewijsbaar was, omdat de gedaagde de vordering had erkend en er voldoende spoedeisend belang was voor de eiser. Het beroep op verrekening door de gedaagde werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechter kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe, maar beperkte deze tot € 875,00, en stelde de gedaagde in het ongelijk, waardoor deze de proceskosten moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.