Beoordeling door de rechtbank
5. Eiseres voert aan dat het college de urgentieverklaring ten onrechte heeft geweigerd. Volgens eiseres komt zij in aanmerking voor een sociaal-medische urgentieverklaring. De nood de huidige woning te verlaten is volgens haar zeer urgent. Bij haar is sprake van een onhoudbare en niet leefbare woonsituatie. Zij kampt met ernstige gezondheidsklachten door de schimmel in de woning en andere gebreken. Ook heeft zij door de situatie een trauma- en stressstoornis opgelopen. Eiseres stelt dat [woningcorporatie] nalatig is in het herstellen van de gebreken. Het probleem kan volgens eiseres ook niet worden opgelost door de gebreken te herstellen omdat zij op deze plek nooit zal kunnen genezen. Eiseres stelt daarnaast wel degelijk te reageren op woningen maar vindt dat van haar niet verlangd kan worden dat zij op een kamer gaat wonen. Naast de ernstige medische problematiek weegt voor eiseres ook mee dat zij mantelzorg levert aan haar ouders in Amsterdam-Noord. Zij heeft een urgentieverklaring aangevraagd in Landsmeer en haar wens is ook om daar een woning te vinden. Haar zoekprofiel is Landsmeer en Amsterdam. Als zij nu elders een etage zou aanvaarden dan is zij haar punten kwijt. Dat kan niet van haar worden gevergd, gelet op de mantelzorg die zij verleent.
Eiseres meent dat het college desnoods toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Bij haar is sprake van een schrijnende woonsituatie. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat het college heeft nagelaten een gedegen medisch onderzoek in te stellen.
De huisvestingsverordening
6. Artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 (Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring) luidt:
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
b. er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
d. het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening.
7. Artikel 2.5.8a (Sociaal medische urgentie) luidt:
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 2.5.5, eerste en tweede lid, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager, het huishouden van aanvrager of een lid van dat huishouden zich naar het oordeel van burgemeester en wethouders op grond van medische of sociale omstandigheden in een levensontwrichtende woonsituatie bevindt, welke alleen beëindigd kan worden door verhuizing naar andere zelfstandige woonruimte.
2. Van een levensontwrichtende woonsituatie als bedoeld in het eerste lid is sprake:
a. indien een of meerdere leden van het huishouden van aanvrager ernstige medische beperkingen heeft;
b. bij dakloosheid of dreigende dakloosheid van een huishouden waarvan minderjarige kinderen deel uitmaken;
c. indien een of meerdere leden van het huishouden van aanvrager met geweld bedreigd wordt of het slachtoffer is van geweld; of,
d. indien het huishouden naar het oordeel van burgemeester en wethouders onevenredig hoge woonlasten heeft.
8. Artikel 2.5.11, eerste lid (Hardheidsclausule), luidt:
Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
Het aanvragen van een urgentieverklaring
9. De aanvraag om een urgentieverklaring is regionaal afgestemd. Ingevolge artikel 2.5.2 van de verordening moet de aanvraag worden ingediend bij de regiogemeente waar de aanvrager volgens de inschrijving in de basisregistratie zijn woonadres heeft, in dit geval dus in Zaanstad. Ingevolge artikel 2.5.4, eerste lid, van de verordening is in beginsel een urgentieverklaring alleen geldig in de gemeente waar de verklaring is afgegeven. Wat betreft de door eiseres geuite wens voor woonruimte in Landsmeer merkt de rechtbank hierbij ter voorlichting op dat een toegekende urgentieverklaring ook kan worden ingezet bij verkrijgen van woonruimte gelegen in een andere gemeente binnen de woningmarktregio. Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 2.5.4 van de verordening bevat hiervoor een regeling. Het komt erop neer dat de houder van een urgentieverklaring zich kan melden bij die andere regiogemeente voor woonruimte. De “ontvangende gemeente" beoordeelt dat verzoek dan. Het gaat hier wel om een zogeheten “kan-bepaling”, wat wil zeggen dat de andere gemeente het verzoek ook kan afwijzen als naar haar oordeel ‘de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte daartoe nopen’.
Is er bij eiseres sprake van een urgent huisvestingsprobleem?
10. Volgens paragraaf 2.2, aanhef en onder b, van de Beleidsregels urgentie gemeente Zaanstad 2016 is er sprake van een urgent huisvestingsprobleem als het huishouden van aanvrager dakloos is of zeer binnenkort dakloos zal worden. Met dakloosheid wordt gelijkgesteld de situatie waarin het huishouden van aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders als gevolg van een probleem met de huisvesting redelijkerwijs geen gebruik meer geacht wordt te kunnen maken van de tot dan toe bewoonde woning. In de volgende gevallen is in ieder geval op zichzelf staand geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
de huidige woning verkeert in slechte staat;
(…).
11. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat er bij eiseres geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem in de zin van artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de verordening. Op grond van de regels die bepalen wie voorrang krijgt en wie niet, levert een slechte staat van een woning geen urgent huisvestingsprobleem op. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals het college ook heeft opgemerkt, het op de weg van de verhuurder ligt om schimmelproblematiek en andere gebreken te verhelpen. De omstandigheden waarin eiseres zich bevindt zijn moeilijk. De rechtbank begrijpt dat, maar eiseres zal via de juridische weg de verhuurder moeten bewegen om de gebreken aan de woning te verhelpen. Daar ligt de verantwoordelijkheid. Eiseres heeft die weg ook al bewandeld. Als de verhuurder zoals eiseres stelt nalatig blijft zal zij daarin toch verdere (civiele) stappen moeten ondernemen. Hoezeer de rechtbank ook begrijpt dat dit frustrerend en naar voor eiseres moet zijn, heeft eiseres in dit opzicht een conflict met de verhuurder. Daar kan zij het college niet mee belasten. Het college heeft de aanvraag op deze grond mogen afwijzen. Gelet op de mogelijkheden voor eiseres om de verhuurder aan te spreken, heeft het college ook de weigeringsgrond van artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder d, van de verordening van toepassing mogen achten, zoals toegelicht in het besluit op bezwaar.
Kan eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen?
12. Volgens paragraaf 2.2, aanhef en onder c, van de Beleidsregels is er in ieder geval sprake van een situatie waarin de woningzoekende het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze kan oplossen in de zin van artikel 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de verordening indien aanvrager, gelet op de aard en ernst van het huisvestingsprobleem, binnen een redelijke termijn zelf, gelet op zijn inschrijfduur als woningzoekende, geacht wordt een woning te kunnen vinden.
13. De rechtbank is van oordeel dat het college het standpunt mocht innemen dat het probleem redelijkerwijs op een andere wijze valt op te lossen. Eiseres staat al 13 jaar ingeschreven bij Woningnet en heeft intussen 41 zoekpunten. Met dat aantal zoekpunten moet eiseres worden geacht, op eigen kracht, binnen afzienbare termijn andere woonruimte te kunnen verkrijgen. Het college heeft op de zitting toegelicht dat inwoners van Zaanstad met gemiddeld 27 zoekpunten in aanmerking kunnen komen voor andere woonruimte.
13. Op zitting is besproken dat eiseres ook al hoog heeft gescoord, bij sommige woningen zelfs op nummer 1, weliswaar buiten de plaats waar de voorkeur van eiseres naar uitgaat, maar dat mag het college wel aan haar tegenwerpen. De rechtbank snapt dat eiseres het liefst dicht in de buurt van haar ouders wil wonen. Echter, gelet op de enorme krapte op de sociale woningmarkt mag het college in het kader van de aanvraag om een urgentieverklaring van eiseres verlangen dat zij in alle gemeenten binnen de regio reageert en zo invulling geeft aan haar eigen verantwoordelijkheid om woonruimte te vinden. Als de situatie waarin eiseres verkeert zo onhoudbaar is als zij stelt, dan mag van haar worden verwacht dat zij ook buiten het voorkeurszoekgebied en op andersoortige woonruimte dan gewenst reageert.
Beroep op hardheidsclausule
15. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring heeft het college de bevoegdheid om een urgentieverklaring te verlenen op grond van de hardheidsclausule in artikel 2.5.11 van de verordening. Dit kan het college doen wanneer weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere – bij het vaststellen van de verordening onvoorziene – omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
16. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat iemand met een urgentieverklaring voorrang krijgt op andere woningzoekenden en een urgentieverklaring ook nog weer de uitzondering is op de regel. De hardheidsclausule is opgenomen om te voorkomen dat (te) strikte toepassing van de verordening zou leiden tot een onevenredige en daarmee zeer onwenselijke uitkomst.
17. Dat eiseres een zodanig schrijnend geval zou zijn ziet het college niet. Ook acht het college geen sprake van bijzondere onvoorziene omstandigheden.
18. De rechter moet de toepassing van de hardheidsclausule terughoudend toetsen. Eiseres moet aannemelijk maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing ervan noodzaken.
19. Hoezeer de rechtbank ook begrijpt dat de huidige woonsituatie van eiseres problematisch is en het haar wens is in de buurt van haar ouders te gaan wonen, zijn deze omstandigheden in het licht van de (urgentie)regelgeving niet zo schrijnend of bijzonder, dat het college gehouden was alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. Eiseres is immers niet dakloos. Dat eiseres vanwege de slechte staat van de huidige woning wil verhuizen en een voor haar passende woning wil in Landsmeer kan de rechtbank zich goed voorstellen. Als eiseres echter geen bijkomende specifieke wooneisen zou hebben, dan zou zij op korte termijn in aanmerking kunnen komen voor andere woonruimte. Een urgentieverklaring is om die reden dan niet nodig. Er zijn dus nog onbenutte mogelijkheden om haar woonsituatie te verbeteren. Eiseres zal dan of haar woonwensen moeten bijstellen of meer tijd moeten nemen. De rechtbank is van oordeel dat het college in het door eiseres gestelde geen aanleiding hoefde te zien om de hardheidsclausule toe te passen. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet.
20. Dat, zoals verder nog wordt betoogd, het college ten onrechte niet de nodige kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen kan de rechtbank niet volgen. Het college heeft immers in bezwaar bij de hoorzitting een medisch onderzoek aan eiseres aangeboden. Eiseres heeft op de hoorzitting zelf te kennen gegeven daar niet aan mee te werken.