ECLI:NL:RBNHO:2025:1191

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/15/361332 / KG ZA 25-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van echtelijke woning in kort geding na fatale termijn voor toedeling

In deze zaak, die op 7 februari 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde de vrouw, eiser in kort geding, dat de man, gedaagde, zijn medewerking verleent aan de verkoop van de echtelijke woning. De partijen zijn voormalige echtelieden, waarvan het huwelijk op 14 juni 2023 is ontbonden. De vrouw bewoont de woning met hun twee minderjarige kinderen. Eerder zijn er vier kort gedingen gevoerd over de afwikkeling van de woning, waarbij de voorzieningenrechter in een vonnis van 2 oktober 2024 had bepaald dat de vrouw medewerking moest verlenen aan de toedeling van de woning aan de man binnen een termijn van drie maanden, die op 3 januari 2025 afliep. De man had op 23 januari 2025 een positieve financieringsaanvraag ontvangen en een afspraak gemaakt bij de notaris voor 11 februari 2025. De vrouw stelde dat de fatale termijn was verstreken en dat de woning nu verkocht moest worden. De man voerde verweer en stelde dat de vertraging aan de vrouw te wijten was, omdat zij een noodzakelijk document niet had ondertekend. De voorzieningenrechter oordeelde dat de termijn van drie maanden een fatale termijn was en dat de vrouw recht had op verkoop van de woning, omdat de man deze niet binnen de gestelde termijn had kunnen toebedelen. De vordering van de vrouw werd toegewezen, en de man werd veroordeeld tot medewerking aan de verkoop van de woning. De vorderingen van de man in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/361332 / KG ZA 25-40
Vonnis in kort geding van 7 februari 2025
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats],
eiser,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.J.G. Schröder,
tegen
[de man],
te [plaats],
gedaagde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. T.C. Cooman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3 van de vrouw;
- de akte houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 18 van de man;
- de aanvullende producties 4 en 5 van de vrouw van 5 februari 2025;
- de mondelinge behandeling van 5 februari 2025;
- de pleitnota van de vrouw.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalige echtelieden. Het huwelijk is op 14 juni 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] (hierna: de woning). De vrouw bewoont op dit moment de woning met de twee minderjarige kinderen van partijen.
2.3.
Over de afwikkeling van de verdeling van de woning hebben partijen viermaal eerder in kort geding geprocedeerd bij deze rechtbank. Dit heeft geleid tot vier vonnissen van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2023, 26 januari 2024 en 30 mei 2024 en 2 oktober 2024.
2.4.
In het vonnis van 2 oktober 2024 is voor zover hier van belang bepaald dat de vrouw volledige medewerking moet verlenen aan het realiseren van de toedeling van de woning aan de man, binnen de termijn van maximaal drie maanden (dus voor 3 januari 2025). In het vonnis is overwogen dat als het de man niet lukt om de woning binnen drie maanden toebedeeld te krijgen of zijn financieringsaanvraag voordien wordt afgewezen, de woning alsnog moet worden verkocht. In dat geval moeten partijen terugvallen op wat hierover is bepaald in het vonnis van 30 mei 2024.
2.5.
Op 23 januari 2025 is de financieringsaanvraag van de man positief afgerond. Dezelfde dag heeft de man de vrouw hierover geïnformeerd.
2.6.
De man heeft bij de notaris een afspraak gemaakt om 11 februari 2025 de akte van verdeling en de akte ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid te passeren.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter uitvoerbaar bij voorraad:
a. de man veroordeelt om zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, door:
- opdracht te geven tot verkoop van de woning aan makelaar Tromp,
- zo nodig zijn medewerking verlenen aan de uitvoering van de adviezen van de makelaar over het "toonbaar maken" van de woning,
- het advies van de makelaar over de vraag- en laatprijs te volgen,
- het tekenen van het (ver-)koopcontract,
- het meewerken aan de notariële overdracht van de woning in geval van verkoop aan een derde,
- een en ander onverminderd zijn mogelijkheid om mee te bieden in het verkooptraject, waarbij in beginsel het hoogste bod telt;
de man veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per keer of dag dat hij doelbewust de verkoop van de woning tracht tegen te werken;
bepaalt dat de vrouw gerechtigd is op grond van artikel 3:300 lid 2 BW om dit vonnis in de plaats te laten stellen van de door de van de man verlangde medewerking c.q handtekeningen.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de woning moet worden verkocht en dat op beide partijen de verplichting rust medewerking hieraan te verlenen, omdat de woning niet voor 3 januari 2025 aan de man is toebedeeld. Dit volgt volgens haar uit het vonnis van 2 oktober 2024 in samenhang met het vonnis van 30 mei 2024. De vrouw stelt dat de gegeven termijn een fatale termijn is. Handhaven van deze fatale termijn acht de vrouw naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Ook uit coulance is de vrouw niet bereid alsnog mee te werken aan toedeling van de woning aan de man. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de man de aankoop van een nieuwe woning door de vrouw onnodig heeft geblokkeerd door niet mee te werken aan het vestigen van een overbruggingshypotheek en dat de waarde van de woning naar schatting met € 80.000,00 tot is gestegen.
3.3.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. De man voert aan dat het aan de vrouw te wijten is dat hij de termijn van 3 januari 2025 niet heeft gehaald. De hypotheekaanvraag is namelijk onnodig vertraagd omdat de vrouw een daarvoor benodigd document, het formulier intermediair wijziging, niet wilde ondertekenen. De man weerspreekt dat hij de vrouw heeft tegengewerkt bij de aanvraag van een overbruggingshypotheek. Zijn financieel adviseur heeft verklaard dat er geen overbruggingshypotheek verkregen kan worden bij ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid, maar alleen bij verkoop van de woning, en ook zou het gevaar kunnen opleveren voor de aanvraag van zijn eigen hypotheek. Dat risico wilde de man niet lopen.
in reconventie
3.4.
De man vordert samengevat uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te bepalen, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, dat dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte tot levering van de woning aan de man, welk vonnis vatbaar is voor inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers,
te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte van levering van de woning aan de man;
de termijn bedoeld in artikel 3:301 lid 1 sub b BW te stellen op 24 uur;
subsidiair
de vrouw te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis mee te werken aan ondertekening van de notariële akte van levering en de eigendomsoverdracht van de woning op 11 februari 2025 om 10.00 uur ten kantore van de notaris, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij zich niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
te bepalen dat als de vrouw niet aan het gevorderde onder sub d voldoet, dan wel het maximum aan dwangsommen is bereikt, dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële akte van levering vereiste wilsverklaringen, medewerking en handtekeningen van de vrouw als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW;
de termijn bedoeld in artikel 3:301 lid 1 sub b BW te bepalen op 24 uur;
zowel primair als subsidiair
de vrouw te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning geheel leeg en ontruimd ter beschikking van de man te stellen en met alle daarin/daarop aanwezige personen en goederen te verlaten en ontruimd te houden met afgifte van de sleutels aan de man;
de vrouw te veroordelen om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij niet aan de uitgesproken hoofdveroordeling onder g. voldoet, tot de dag dat de woning door haar of op de voet van art. 556 Rv is ontruimd door de deurwaarder of tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt, afhankelijk van welke situatie zich als eerste voordoet;
de vrouw te veroordelen, als zij niet voldoet aan de veroordeling zoals vervat onder g, en de woning vervolgens door de deurwaarder is ontruimd, tot betaling aan de man van de kosten van die ontruiming;
de vrouw te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
de vrouw te veroordelen in de nakosten.
3.5.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Voor de behandeling in kort geding is het noodzakelijk dat sprake is van spoedeisendheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat beide partijen spoedeisend belang hebben bij hun vordering. Uit de wet volgt dat van deelgenoten niet kan worden verwacht dat zij onnodig lang met een onverdeelde gemeenschap blijven zitten. Daarbij staat op 11 februari 2025 een afspraak gepland bij de notaris voor toedeling van de woning aan de man, terwijl partijen geen overeenstemming hebben over deze toedeling.
in conventie
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de man de toedeling van de woning aan hem niet voor 3 januari 2025 heeft kunnen realiseren. De woning zal daarom moeten worden verkocht. Dit betekent dat de vordering van de vrouw zal worden toegewezen op de wijze zoals bij de beslissing is bepaald. De voorzieningenrechter zal uitleggen hoe hij tot deze beslissing komt.
4.3.
De termijn van drie maanden waarbinnen de man de toedeling van de woning aan hem kon realiseren, zoals bepaald in het vonnis van 2 oktober 2024, is een fatale termijn. Redengevend daarvoor is de volgende overweging uit dat vonnis.
“Daarbij bepaalt de voorzieningenrechter wel dat de door de man gevraagde termijn van drie maanden de maximale periode is waarin hij mag proberen de woning toebedeeld te krijgen. Daarbij speelt mee dat de man tot op heden steeds heeft aangedrongen op verkoop van de woning. Als het de man binnen drie maanden na heden niet lukt om de woning toebedeeld te krijgen of zijn financieringsaanvraag voordien wordt afgewezen, dan zal de woning alsnog moeten worden verkocht. Partijen zullen in dat geval terugvallen op wat hierover is bepaald in het kort geding vonnis van 30 mei 2024.”
4.4.
Dit betekent dat de woning verkocht zal moeten worden, omdat de man er niet in is geslaagd de woning binnen de termijn van drie maanden toebedeeld te krijgen. Dit zou alleen nog anders kunnen zijn als het aan de vrouw ligt dat de man er niet in is geslaagd om de woning binnen de termijn toebedeeld te krijgen. Dat is niet gebleken. Weliswaar heeft de man gesteld dat de hypotheekaanvraag onnodig vertraagd is omdat de vrouw een daarvoor benodigd document, het formulier intermediair wijziging, niet wilde ondertekenen, maar zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, is niet voldoende aannemelijk dat dit de (enige) oorzaak is geweest dat de termijn niet is gehaald. De voorzieningenrechter zal dat uitleggen.
4.5.
De geldverstrekker heeft op 24 januari 2025 aan de man bericht dat alles voor de hypotheek in orde is. Vast staat dat de vrouw het formulier intermediair wijziging nog steeds niet heeft getekend. Dit betekent dat een door de vrouw getekend formulier kennelijk niet nodig was om de aanvraag te voltooien.
Daarnaast heeft de vrouw een screenshot overgelegd van 17 januari 2025 van het volgende bericht dat de man op de facebookpagina van de geldverstrekker heeft geplaatst.
“Waarom wordt ik door jullie tegengewerkt en moet ik veel kosten maken en iedere keer andere stukken aanleveren en tekenen. Dit is echt pestgedrag en vraag mij af waarom?
Ik wacht al meer dan 3 maanden!
(…)
Ik wil graag weten waarom jullie zo onredelijk zijn en mij op kosten jagen. (…)”
Omdat de man in het bericht aangeeft dat hij al meer dan drie maanden wacht, moet het ervoor worden gehouden dat de oorzaak van de vertraging (ook) bij de geldverstrekker zit.
4.6.
Het belang van de vrouw om vast te houden aan de termijn in het vonnis van 2 oktober 2024 is duidelijk. Zij heeft gesteld dat de woning inmiddels aanzienlijk in waarde is gestegen (volgens haar zo’n € 80.000,-) en zij wil meedelen in die waarde. De man heeft de waardestijging niet betwist. Omdat de vrouw zich ook op de woningmarkt moet begeven voor het vinden van een andere woning kan van haar niet gevergd worden de man een nieuwe termijn te gunnen voor toedeling van de woning aan hem tegen de destijds ter zitting van 20 september 2023 overeengekomen (veel lagere) waarde.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de woning zal moeten worden verkocht en dat de vordering van de vrouw kan worden toegewezen. Bij de beslissing zal worden aangesloten bij de beslissing over de verkoop in het vonnis van 30 mei 2024, omdat dit in het vonnis van 2 oktober 2024 zo is bepaald. Daarbij heeft wel te gelden dat de vrouw heeft verklaard dat de man in het verkooptraject mag meebieden op de woning.
4.8.
Om executiegeschillen te voorkomen zal de gevorderde reële executie worden toegewezen op grond van artikel 3:300 lid 1 BW.
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.10.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in reconventie tot toedeling van de woning aan de man zullen worden afgewezen.
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de man zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde door makelaar Tromp, onder meer door het dulden van de door de makelaar aangekondigde bezichtigingen door aspirant-kopers, het dulden van een verkoopbord in de tuin en/of op de gevel van de woning alsmede door het opvolgen van elke aanwijzing die de makelaar voor de verkoop zal geven en die hem als mede-eigenaar en niet-gebruiker van de woning aangaat,
5.2.
veroordeelt de man tevens om:
- binnen twee weken na een daartoe strekkend advies van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het tekenen van een door de makelaar geadviseerde koopovereenkomst met een koper,
- op eerste verzoek te verschijnen op een door de kopers/makelaar aangewezen notaris te bepalen datum en tijdstip voor de levering van de woning en de door de notaris opgestelde leveringsakte te tekenen,
5.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat hij niet voldoet aan een verplichting tot feitelijke medewerking vallend onder de veroordelingen in rechtsoverweging 5.1, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
5.4.
bepaalt dat als de man op eerste verzoek weigert de door de makelaar geadviseerde koopovereenkomst te tekenen en/of weigert mee te werken aan de levering van de woning aan een derde, dit vonnis op grond van art 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door man ondertekende volmacht aan vrouw om deze rechtshandelingen ook namens hem te verrichten,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.8.
wijst het gevorderde af,
5.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.