6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een ernstig geweldsdelict.
De verdachte heeft zich op 8 juli 2024 samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag tegen slachtoffer [benadeelde partij] . De verdachte kwam, met een groep jongeren, het slachtoffer tegen op weg naar McDonald’s in Hillegom. Het slachtoffer is toen door de verdachte gedwongen om mee te lopen tot onder een brug, waar hij van de verdachte op zijn knieën moest gaan zitten en sorry moest zeggen voor iets dat hij eerder gedaan zou hebben. Het slachtoffer werd hierbij gefilmd. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer een harde vuistslag tegen zijn hoofd gegeven, terwijl een medeverdachte het slachtoffer vasthield, waarna het slachtoffer in foetushouding op de grond is gaan liggen om zichzelf te beschermen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, werd hij door de verdachte en twee medeverdachten meerdere keren hard tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, met vuisten tegen zijn hoofd geslagen en met een helm op zijn ribben geslagen. Al die tijd werd er nog steeds gefilmd. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij ook tegen zijn luchtpijp is geschopt, waarna hij geen lucht meer kreeg, en dat hij kort buiten bewustzijn is geweest. De verdachten zijn vervolgens weggegaan richting McDonald’s om daar te gaan eten en hebben het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij nog nooit zo bang is geweest en dacht dat hij dood zou gaan. Hij heeft door dit geweld verschillende schaafwonden en bloeduitstortingen op zijn hoofd en lichaam opgelopen. Verder had hij last van duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid en slaapproblemen. Hij heeft daarnaast traumabehandeling gehad vanwege forse traumaklachten als gevolg van het geweld. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer mee heeft genomen, omdat hij boos op hem was vanwege een eerder incident tussen vrienden van hem (de verdachte) en het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk geroepen voelde om zich hierin te mengen en daarbij fors geweld heeft gebruikt.
Een paar maanden daarna is de verdachte staande gehouden door de politie, terwijl hij op een scooter reed. De verdachte bleek niet in het bezit te zijn van een brommerrijbewijs, en kon bovendien vanwege zijn leeftijd nog niet eens in het bezit zijn van een dergelijk rijbewijs. Daarnaast bleek hij onder invloed van cannabis en in het bezit van hasjiesj. Ook bleek het kenteken dat op de scooter zat niet bij de scooter te horen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 september 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- het over de verdachte uitgebrachte evaluatieverslag van 10 september 2025 van [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de jeugdreclassering).
De Raad heeft geadviseerd tot oplegging van een leerstraf TACt en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan onderzoek, hulpverlening en/of behandeling door een IFA-coach en/of eventuele andere hulpverlening, en structureel een vorm van dagbesteding of onderwijs volgt, beide indien en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt. Het recidiverisico is hoog. Er zijn zorgen over drugsgebruik, agressie- en emotieregulatie, school en de geestelijke gezondheid van de verdachte. Ondanks de aandacht hiervoor tijdens de schorsingsperiode blijven de risico’s bestaan. De verdachte houdt zich in sommige periodes aan de afspraken en heeft dan controle over zijn emoties, maar kent ook periodes dat dit hem niet lukt. Daarom is een gedwongen kader noodzakelijk. Met de leerstraf TACt leert de verdachte pro-sociale keuzes te maken en kan hij ook werken aan zijn agressieregulatie, nu de verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling. Voor een leerstraf staat hij wel open. Ook kan bij de leerstraf de focus liggen op het middelengebruik.
De Raad heeft het advies ter zitting gehandhaafd en nader gespecificeerd. De Raad adviseert een persoonlijkheidsonderzoek, mocht blijken dat dit nodig is. De geadviseerde hulpverlening is bewust algemeen gehouden, omdat nog niet precies duidelijk is wat de verdachte nodig heeft. Hulpverlening zou in ieder geval moeten zien op emotie- en agressieregulatie, en mogelijk op meer terreinen. De Raad adviseert daarom, in verband met deze nu nog bestaande onduidelijkheid, een proeftijd voor de duur van twee jaren, zodat er voldoende tijd is voor de hulpverlening. De verdachte is daarnaast recent begonnen met een nieuwe opleiding en heeft nog geen stageplek gevonden. Er zijn geen contra-indicaties voor het uitvoeren van een onvoorwaardelijke werkstraf.
De jeugdreclassering heeft in haar verslag erop gewezen dat het van essentieel belang is dat de verdachte zich blijft inzetten voor hulpverlening. Hij moet nog verder aan de slag met zijn doelen om meer inzicht te krijgen in zijn denkpatronen en de communicatie tussen hem en zijn ouders.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting nog het volgende naar voren gebracht. Zolang de verdachte structuur heeft gaat het goed met hem. Een dagbesteding in de vorm van school en werk is daarvoor het belangrijkste. De verdachte heeft betrokken ouders die grip op hem hebben en het gezin zet zich in voor MDFT. Daarnaast heeft de verdachte al lange tijd begeleiding van een IFA-coach. De jeugdreclassering pleit dan ook voor een proeftijd van één jaar, zodat de verdachte zich op zijn toekomst kan richten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. De verdachte heeft zich lange tijd – soms met wisselend verloop – aan strenge schorsingsvoorwaarden moeten houden en is gemotiveerd voor de begeleiding van de IFA-coach. Dit neemt de rechtbank ten voordele van de verdachte mee. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zijn aandeel in het geweld kleiner heeft willen maken dan daadwerkelijk het geval is geweest.
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, met name als het gaat om de poging tot doodslag, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal deze geheel voorwaardelijk opleggen. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet, gelet op de hulpverlening die nog ingezet moet worden en de tijd die het naar verwachting in beslag zal nemen om de doelen te behalen, geen aanleiding om een kortere proeftijd op te leggen. De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de verdachte meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, hulpverlening gericht op zijn emotie- en agressieregulatie en begeleiding door een IFA-coach, indien de jeugdreclassering dat nodig vindt. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat de verdachte een dagbesteding heeft in de vorm van school en/of werk. Voorwaarden van die strekking zullen aan de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie worden verbonden.
Naast jeugddetentie is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf (TACt regulier) alsmede een taakstaf in de vorm van een werkstraf van het hierna te noemen aantal uren moet worden opgelegd, waarbij de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte grond ziet enigszins af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.