6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een ernstig geweldsdelict.
De verdachte heeft op 30 januari 2024 in de kleedkamer van SportCity in Leiden samen met anderen een portemonnee gestolen. De verdachte heeft vervolgens een pinpas uit die portemonnee meegenomen en daarmee meerdere betalingen verricht bij McDonalds en een nachtwinkel. Kennelijk heeft de verdachte deze feiten slechts gepleegd met het oog op eigen financieel gewin. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen geen enkel respect heeft getoond voor het eigendom van een ander.
De verdachte heeft zich vervolgens op 8 juli 2024 samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag tegen slachtoffer [benadeelde partij 1] . De verdachte kwam, met een groep jongeren, het slachtoffer tegen op weg naar McDonald’s in Hillegom. Het slachtoffer is toen door een van hen gedwongen om mee te lopen tot onder een brug, waar hij op zijn knieën moest gaan zitten en sorry moest zeggen voor iets dat hij eerder gedaan zou hebben. Het slachtoffer werd hierbij gefilmd. Vervolgens heeft het slachtoffer een harde vuistslag tegen zijn hoofd gekregen, terwijl de verdachte hem vasthield, waarna hij in foetushouding op de grond is gaan liggen om zichzelf te beschermen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, werd hij door de verdachte en twee medeverdachten meerdere keren hard tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, met vuisten tegen zijn hoofd geslagen en met een helm op zijn ribben geslagen. Al die tijd werd er nog steeds gefilmd. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij ook tegen zijn luchtpijp is geschopt, waarna hij geen lucht meer kreeg, en dat hij kort buiten bewustzijn is geweest. De verdachten zijn vervolgens weggegaan richting McDonald’s om daar te gaan eten en hebben het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Dat de verdachte naar eigen zeggen samen met een ander is teruggegaan om te kijken hoe het met het slachtoffer ging, vindt geen steun in de verklaring van het slachtoffer of elders in het dossier. Hoe dan ook doet dat niet af aan het leed dat het slachtoffer is aangedaan. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij nog nooit zo bang is geweest en dacht dat hij dood zou gaan. Hij heeft door dit geweld verschillende schaafwonden en bloeduitstortingen op zijn hoofd en lichaam opgelopen. Verder had hij last van duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid en slaapproblemen. Hij heeft daarnaast traumabehandeling gehad vanwege forse traumaklachten als gevolg van het geweld. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer wilde pakken, omdat hij boos op hem was vanwege een eerder incident tussen vrienden van hem (de verdachte) en het slachtoffer en dat het slachtoffer hen daarbij had uitgedaagd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk geroepen voelde om zich hierin te mengen en daarbij fors geweld heeft gebruikt.
Een paar maanden later heeft de verdachte samen met een ander een regenboogzebrapad vernield, door daar onder andere hakenkruizen en het woord ‘kanker’ op te spuiten. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed omdat hij niet begrijpt waarom een regenboogvlag op straat wordt afgebeeld, aangezien dit ook niet met andere vlaggen gebeurt. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij het regenboogzebrapad – naar eigen zeggen – uit verveling heeft beklad en zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat dit voor andere mensen niet alleen kwetsend, maar ook bedreigend kan zijn. De verdachte heeft met zijn handelen de gemeente belast met de kosten voor het laten reinigen van de straat en ook voor onrust in de maatschappij gezorgd, nu een regenboogzebrapad staat voor verdraagzaamheid van een ieder in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 1 september 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad.
De Raad heeft geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf en dit advies ter zitting gehandhaafd. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. Er zijn meerdere beschermende factoren. Wel is het wenselijk dat de coach van MultiPlusZorg de verdachte blijft ondersteunen in het behouden van een positieve dagbesteding. Deze begeleiding kan echter worden voortgezet in het vrijwillige kader. Het is van belang dat de verdachte een consequentie van zijn handelen ervaart en een werkstraf is daarvoor passend.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met de verdachte en dat de vaste jeugdreclasseerder zeer te spreken is over de verdachte en zijn ouders. Ook vanuit de jeugdreclassering is er vertrouwen dat de coaching op vrijwillige basis kan worden voortgezet.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. De verdachte heeft zich lange tijd aan strenge schorsingsvoorwaarden, waaronder een avondklok, moeten houden. Nadat de verdachte in oktober 2024, tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, opnieuw een strafbaar feit heeft begaan, heeft hij zich positief ontwikkeld. De verdachte is daarna niet meer in aanraking gekomen met de politie en heeft zich goed aan zijn voorwaarden gehouden. Daarnaast is de verdachte bij zowel de politie als de rechtbank open geweest over zijn rol bij de verschillende strafbare feiten, waarmee hij heeft laten zien verantwoordelijkheid voor zijn handelen te nemen. De rechtbank weegt dit in positieve zin mee.
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, met name als het gaat om de poging tot doodslag, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende ziet de rechtbank geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal deze geheel voorwaardelijk opleggen. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het hierna te noemen aantal uren opleggen, waarbij de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte grond ziet enigszins af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.