ECLI:NL:RBNHO:2025:11715

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
15/262872-24, 15/282528-24 (ttz. gev.) en 15/030391-25 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation door minderjarige met mishandeling en vernieling

Op 24 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij een gewapende overval op een tankstation en daarnaast ook beschuldigd werd van mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor drie verschillende feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling en opzettelijke vernieling. De overval vond plaats op 16 augustus 2024 te Wognum, waarbij de verdachte samen met een mededader een vuurwapen gebruikte om de medewerkster van het tankstation te bedreigen en goederen te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, mede op basis van zijn bekennende verklaring en het bewijs dat door de officier van justitie is aangedragen. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 90 dagen opgelegd, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een contactverbod met medeverdachten. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor de geleden schade als gevolg van de misdrijven. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, gezien de minderjarigheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/262872-24, 15/282528-24 (ttz. gev.) en 15/030391-25 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 24 september 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 10 september 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
verblijvende bij [verblijfplaats] op het adres [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • de vordering van de officier van justitie [officier van justitie] ;
  • wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht,
  • wat [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en
  • wat [vertegenwoordiger van de GI] namens Leger des Heils Jeugdreclassering te Alkmaar (hierna: jeugdreclassering)
naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
15/262872-24:
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Wognum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere aanstekers en/of een of meerdere zakken vloei, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Total Energies tankstation, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een masker en/of gezichtsbedekking binnen te komen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te trekken en/of deze door te laden en/of deze op die [benadeelde partij 1] te richten en/of
- (daarbij) op dreigende wijze 'afgeven, afgeven, afgeven want anders schiet ik!', althans woorden van gelijke strekking, te roepen en/of
- terwijl het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij 1] gericht was een of meerdere grepen over de balie te doen;
15/282528-24:
hij op of omstreeks 12 september 2023 te Midwoud, gemeente Medemblik [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door met zijn vuist in haar gezicht te slaan;
15/030391-25:
hij op of omstreeks 12 december 2024 te Wognum, gemeente Medemblik opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een bus, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Connexxion, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van alle feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 15/262872-24, 15/282528-24 en
15/030391-25 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
15/262872-24:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 16 augustus 2024 (dossierpagina’s 46 - 50);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 17 augustus 2024 (dossierpagina’s 64 - 75).
15/282528-24:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 18 september 2023, met foto’s (dossierpagina’s 5 - 10).
15/030391-25:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [vertegenwoordiger van Connexxion] namens Connexxion d.d. 12 december 2024 (dossierpagina’s 5 - 7).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
15-262872-24:
hij op 16 augustus 2024 te Wognum, tezamen en in vereniging met een ander, aanstekers en zakken vloei, die aan Total Energies tankstation toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met gezichtsbedekking binnen te komen en
- een vuurwapen te trekken en deze door te laden en deze op die [benadeelde partij 1] te richten en
- daarbij op dreigende wijze 'afgeven, afgeven, afgeven want anders schiet ik!' te roepen en
- terwijl het vuurwapen op die [benadeelde partij 1] gericht was grepen over de balie te doen;
15-282528-24:
hij op 12 september 2023 te Midwoud, gemeente Medemblik [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door met zijn vuist in haar gezicht te slaan;
15-030391-25:
hij op 12 december 2024 te Wognum, gemeente Medemblik opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een bus, die aan Connexxion toebehoorde, heeft vernield.
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
15/262872-24:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
15/282528-24:
Mishandeling.
15/030391-25:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad is geadviseerd, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en daarnaast tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het volgende. Er heeft een herstelgesprek plaatsgevonden met aangeefster, waarbij de verdachte oprechte excuses heeft aangeboden. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie met voorwaarden zoals is geadviseerd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het niet nodig is om de verdachte daarnaast nog te veroordelen tot een werkstraf of anders de duur van de werkstraf te matigen. De verdachte moet zich richten op zijn behandeling en zal dan worden overvraagd. De verdediging stelt zich ook op het standpunt dat een dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden niet nodig is. De verdachte heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en deze lopen door als de rechtbank de schorsing laat doorlopen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van de Raad van 20 augustus 2025.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Hierbij hebben de verdachten hun gezichten bedekt, een vuurwapen gericht op een medewerkster van het tankstation, het wapen doorgeladen en aanstekers en zakken vloei gestolen.
Door zo te handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van een ander. De verdachte heeft daarbij op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven zich nog lang onveilig voelen en daardoor beperkt worden in hun doen en laten. De impact blijkt ook uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding van het slachtoffer en de schriftelijke slachtofferverklaring. Dit soort feiten zorgen ook voor maatschappelijke onrust en versterken de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling waarbij hij het slachtoffer met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor de neus van het slachtoffer is gebroken en een stuk van haar tand is afgebroken. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een conflict op deze manier heeft willen oplossen. Ook bij dit soort feiten blijkt dat slachtoffers zich nog lang onveilig voelen, zoals ook blijkt uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een vernieling van een ruit in een bus. Dit soort feiten zorgen voor schade en overlast.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 september 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor dit soort feiten is veroordeeld.
Uit het adviesrapport van de Raad blijkt onder meer het volgende:
De Raad stelt dat het algemene recidiverisico van de verdachte hoog is. Er zijn heel hoge risicofactoren op het domein geestelijke gezondheid en hoge risicofactoren op de domeinen gezin, school, werk/vrijetijd/financiën en vaardigheden.
De verdachte had een onrustige en zeer belaste jeugd met signalen van verwaarlozing. Hij heeft meerdere keren onder toezicht gestaan vanwege onrust tussen de ouders, zorgen over de vader en hij is getuige geweest van huiselijk geweld. Een maand voor de gewapende overval is de verdachte weggestuurd bij zijn vader, bij wie hij woonde. De verdachte had zijn financiën niet op orde. Hij stond er alleen voor en wist niet hoe hij problemen moest oplossen. Hij heeft te weinig oplossende vaardigheden en het ontbreekt aan een stabiel steunend netwerk dat met elkaar samenwerkt. Ook heeft de verdachte PDD-NOS, waardoor hij gevolgen van zijn gedrag en van situaties, onvoldoende kan inschatten.
De verdachte woont nu bij [verblijfplaats] . Hij werkt goed samen met zijn coach van
El Caminar en hij staat ook goed in contact met de jeugdreclassering.
Dat de verdachte te weinig probleemoplossende vaardigheden heeft komt, mogelijk voort uit zijn autismeproblematiek. De Raad vindt het belangrijk dat hij hiervoor ondersteuning zal blijven ontvangen vanuit El Caminar, gericht op de alledaagse zaken en vaardigheden. De Raad vindt het nodig dat deze hulp wordt aangevuld met psychologische behandeling voor de gebeurtenissen uit zijn leven en om te leren omgaan met de moeilijkheden waar hij tegenaan loopt. De verdachte lijkt erg beïnvloedbaar te zijn en vanuit zijn loyaliteit kan hij soms keuzes maken die hemzelf in de problemen brengen. Het is belangrijk dat de behandeling zich ook richt op de emotieregulatie, omdat bij twee van de drie delicten reactieve agressie een rol heeft gespeeld. De Raad is van mening dat een voorwaardelijke detentie een stok achter de deur voor de verdachte is om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. De Raad is verder van mening dat de verdachte al zijn aandacht moet richten op het opbouwen van de beschermende factoren en op de behandeling, en denkt dat het teveel is om hem daar bovenop een taakstraf op te leggen, dit gelet op zijn PDD-NOS.
De Raad adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, onder de algemene voorwaarde en met de bijzondere voorwaarden zoals opgesomd in het rapport.
De Raad heeft ter zitting het belaste verleden van de verdachte nogmaals benadrukt. Het uiten van emoties is lastig voor hem en hij krijgt daarbij begeleiding. Emotieregulatie is ingezet om recidive te verminderen, maar dat is niet afdoende. Een behandeling bij de Waag is ook nodig. De verdachte heeft autisme, is beïnvloedbaar en is agressief. Zijn behandeling moet zo spoedig mogelijk starten. Mede gelet op het recidivegevaar moet er een fikse voorwaardelijke straf boven zijn hoofd hangen. De Raad vindt een onvoorwaardelijke werkstraf niet passend. Vanuit pedagogisch oogpunt is dat niet nodig en de focus moet liggen op zijn behandeling. Hulpverlening is wel nodig en het is van belang dat de verdachte de positieve lijn die hij heeft ingezet zal voortzetten. De Raad blijft bij de gestelde voorwaarden die in het adviesrapport staan en acht daarnaast een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van belang. Het opleggen van een avondklok vindt de Raad niet passend. De Raad heeft vertrouwen dat de verdachte alle hulpverlening accepteert en weet niet of het opleggen van een dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden noodzakelijk is.
De jeugdreclassering heeft ter zitting aangegeven dat deze week al een intake bij de Waag staat gepland. De afspraken met de verdachte verlopen goed en er zal worden gewerkt aan (het vinden van) een goede dagbesteding.
De rechtbank zal bij de strafmaat, naast de ernst van de feiten en wat hiervoor is besproken over de persoon van de verdachte, rekening houden met het feit dat hij zich in grote lijnen heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en meewerkend is. Er heeft een herstelgesprek plaatsgevonden met het slachtoffer van de overval op het tankstation en de verdachte heeft aangegeven oprecht spijt te hebben. Ter zitting heeft de verdachte ook zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer van de mishandeling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 90 dagen passend is. De rechtbank zal daarbij de (bijzondere) voorwaarden opleggen zoals zijn geadviseerd door de Raad, inclusief een contactverbod met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de duur van het voorarrest hierop in mindering moet worden gebracht, gelet op het feit dat de verdachte zich ook moet focussen op zijn behandeling.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een gewapende overval in vereniging en een mishandeling. Gelet op het hoge recidivegevaar, zoals blijkt uit het adviesrapport van de Raad, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen jas, muts en handschoenen worden verbeurd verklaard.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de muts en handschoenen kunnen worden verbeurdverklaard, maar dat de jas moet worden teruggegeven aan de verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een jas, moet worden teruggegeven aan de verdachte.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een muts en handschoenen, moeten worden verbeurdverklaard, nu is gebleken dat deze voorwerpen zijn gebruikt bij het gepleegde feit onder de zaak met parketnummer 15/262872-24.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.893,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit onder 15-262872-24 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 243,- voor kosten voor traumatherapie en € 1.650,- voor immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangegeven dat ten aanzien van de materiële schade ook een ander (lager) bedrag is vermeld in het overzicht zorgkosten en verzoekt dat bedrag toe te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schade merkt de raadsman op dat het slachtoffer al eerder een dergelijk voorval heeft meegemaakt, wat ook de nodige invloed zal hebben gehad. De raadsman verzoekt de rechtbank daarmee rekening te houden bij het toewijzen van de immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, het eigen risico, rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en voldoende is onderbouwd. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De gehele vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met bedreiging van geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 763,31 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit onder 15/282528-24 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 138,31 voor tandartskosten en € 625,- voor immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en voldoende is onderbouwd. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor tot een bedrag van € 500,- gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 15/262872-24, 15/282528-24 en 15/030391-25 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 15/262872-24, 15/282528-24 en 15/030391-25 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
TACHTIG (80) URENtaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door VEERTIG (40) DAGEN jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de taakstraf, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
NEGENTIG (90) DAGENmet bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan behandeling vanuit de Waag of een soortgelijke instantie, gericht op het verwerken van gebeurtenissen in zijn leven en het vergroten van zijn sociale vaardigheden en op de keuzemomenten voorafgaand aan, tijdens en na het delict, met daarbij zijn PDD-NOS in ogenschouw genomen;
- meewerkt aan begeleiding van El Caminar;
- meewerkt aan verblijf bij en begeleiding van [verblijfplaats] of een soortgelijke instantie, waar hij zich aan de geldende huisregels houdt;
- meewerkt aan dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- geen enkel contact zal leggen of laten leggen met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] .
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils, gevestigd te Alkmaar, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
-
verbeurdverklaring
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK muts ( [nummer] )
  • 1 PR handschoen ( [nummer] )
-
teruggave beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte, van:
1 STK jas ( [nummer] )
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade, bestaande uit € 243,- voor de materiële en € 1.650,- voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.893,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling,
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van € 638,31, bestaande uit € 138,31 voor de materiële en € 500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 638,31 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G. van Roest, voorzitter,
mrs. J. van Beek en J. Lintjer, allen kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2025.