ECLI:NL:RBNHO:2025:11671

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
15/215833-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door meerdere verdachten met toepassing van jeugdsanctie

Op 6 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewapende diefstal van een Rolex-horloge. De feiten vonden plaats op 17 augustus 2023 in Haarlem, waar de verdachte en zijn medeverdachten onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp het horloge van de aangever hebben weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte nauw samenwerkte met de medeverdachten, onder andere door de omgeving van het kantoor van de aangever te verkennen en hen naar de plaats delict te vervoeren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en hem een jeugddetentie van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat niet is aangetoond dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte onder toezicht van de reclassering gesteld, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een cognitieve vaardigheden training.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/215833-23 (P)
Uitspraakdatum: 6 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 17 augustus 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk: Rolex), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen, althans, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten en/of aan hem te tonen en/of (vervolgens) het vuurwapen door te laden en/of
- voornoemd horloge van de pols van die [slachtoffer] te halen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een/meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 17 augustus 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk: Rolex), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/of (vervolgens) het vuurwapen door te laden en/of
- voornoemd horloge van de pols van die [slachtoffer] te halen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 2024 augustus 2023 te Haarlem opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) naar het pand gelegen aan [adres] te vervoeren en/of
-aldaar op de uitkijk te staan en/of gereed te staan om zo [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) te kunnen assisteren bij een snelle vlucht en/of
- [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of het horloge, toebehorende aan die [slachtoffer] , vanaf die locatie weer te vervoeren naar een andere (onbekend gebleven) locatie.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit heeft zij aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft zij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van dubbel opzet van de verdachte. Niet kan worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van het voornemen van de medeverdachten om een gewapende overval te plegen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank heeft het volgende overwogen bij beantwoording van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde feit.
Wat is er gebeurd?
Op 17 augustus 2023 heeft [slachtoffer] (hierna ook: aangever) aangifte gedaan van diefstal van zijn Rolex-horloge. Hij verklaart dat twee mannen rond 12:20 uur zijn kantoor binnen kwamen. De ene man richtte een vuurwapen op aangever en laadde het vuurwapen door. De andere man haalde ondertussen het horloge van de pols van aangever. Vervolgens verlieten de twee mannen het kantoor weer.
De verklaring van aangever dat zijn horloge is gestolen en dat hij daarbij is bedreigd, vindt geen
directebevestiging in andere bewijsmiddelen. Wel bevat het procesdossier een proces-verbaal waaruit blijkt dat het betreffende horloge een aantal maanden later is aangetroffen bij de doorzoeking van een woning (van een ander dan aangever) in Amsterdam. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van aangever dat het horloge op 17 augustus 2023 is gestolen. Ten aanzien van de verklaring van aangever over het gebruik van een vuurwapen, overweegt de rechtbank als volgt. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor het gebruik van fysiek geweld tegen aangever. De twee personen zijn blijkens de camerabeelden slechts één minuut in het kantoorpand van aangever geweest. In die minuut zijn zij in het pand een trap op en af gegaan naar de verdieping waar aangever zich bevond en hebben ze het horloge van de pols van aangever gehaald. Dit betekent dat de diefstal heel snel heeft kunnen plaatsvinden. Deze situatie past bij een diefstal waarbij een aangever dusdanig wordt bedreigd dat hij geen weerstand biedt tegen overvallers.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaar en zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van die verklaring: onder bedreiging is zijn horloge gestolen. Nu het voor die bedreiging gebruikte voorwerp niet gedetermineerd is, zal de rechtbank uitgaan van het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Was de verdachte betrokken bij de overval?
Bij beantwoording van de vraag of de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval op aangever, heeft de rechtbank acht geslagen op de voor het bewijs te gebruiken dossierstukken met betrekking tot 1) door de verdachten gebruikte telefoonnummers en auto, 2) camerabeelden en het aantreffen van de verdachten en 3) reisbewegingen. Het gaat hierbij specifiek om 16 en 17 augustus 2023. In het navolgende zal de rechtbank nader op deze bewijsmiddelen ingaan en daaraan haar conclusies verbinden.
Ad 1 – Door de verdachten gebruikte telefoonnummers en auto
In het dossier bevinden zich bewijsmiddelen die zien op reisbewegingen van de auto met kenteken [kenteken] en van telefoons met de volgende telefoonnummers:
 + [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ),
 + [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ) en
 + [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ).
Voordat op de reisbewegingen wordt ingegaan, beoordeelt de rechtbank eerst of deze auto en telefoonnummers door de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) of zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) werden gebruikt.
[verdachte] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van de auto met kenteken [kenteken] . De auto met kenteken [kenteken] is op 17 augustus 2023 rond 14:00 uur staande gehouden. [verdachte] was op dat moment de bestuurder van deze auto. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] op 16 en 17 augustus 2023 de gebruiker van deze auto was.
Op 16 augustus 2023 is bij [bedrijf] een taxi van [plaats] naar Haarlem geboekt. Nummer [telefoonnummer 1] is het bij die boeking gebruikte telefoonnummer. De bij de boeking gebruikte naam ‘ [naam 1] ’ is één van de bijnamen van [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 16 augustus 2023 met een taxi van [plaats] naar Haarlem is gereisd. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] op 16 en 17 augustus 2023 de gebruiker van dit nummer was.
Nummer [telefoonnummer 2] reist op 16 augustus 2023, op hetzelfde moment als nummer [telefoonnummer 1] en genoemde taxi, van [plaats] naar Haarlem. Bovendien volgt uit onderzoek door de politie dat dit nummer in het verleden is gekoppeld aan de naam ‘ [naam 1] ’ en dat het nummer met name zendmasten aanstraalt die dekking geven aan het woonadres van [medeverdachte] . Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] op 16 en 17 augustus 2023 ook de gebruiker van dit nummer was.
Nummer [telefoonnummer 3] staat geregistreerd op het woonadres van [verdachte] . Het nummer staat op naam van diens moeder, maar zij is volgens [verdachte] niet de gebruiker van het nummer. Uit onderzoek door de politie volgt dat dit nummer in het verleden is gekoppeld aan de naam ‘ [naam 2] ’. Een onder [verdachte] inbeslaggenomen telefoon is onder meer op 16 en 17 augustus 2023 gebruikt met nummer [telefoonnummer 3] . Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] op 16 en 17 augustus 2023 de gebruiker van dit nummer was.
Samengevat gaat de rechtbank er in het navolgende van uit dat [verdachte] de gebruiker was van de auto met kenteken [kenteken] en telefoonnummer [telefoonnummer 3] en dat [medeverdachte] de gebruiker was van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
Ad 2 – Camerabeelden en aantreffen verdachten
Beelden van verschillende camera’s in de omgeving van de plaats delict zijn door de politie uitgekeken. Uit de daarover opgemaakte processen-verbaal leidt de rechtbank het volgende af.
Ongeveer een half uur voor de overval rijdt de auto van [verdachte] door de straat van het kantoor van aangever. Een kwartier later wordt de auto geparkeerd op ongeveer 750 meter van het kantoor. Daar stappen drie personen uit de auto. Het signalement van twee van hen komt overeen met de latere overvallers. Bijzonder opvallend is dat zowel één van de overvallers als de bijrijder in de auto van [verdachte] een lichtblauw kledingstuk draagt onder zijn donkerkleurige jas. De bestuurder van de auto draagt een wit (de rechtbank begrijpt: lichtgekleurd) vest. De auto rijdt om 12:12 uur weg van de parkeerplaats, in de richting van het kantoor van aangever.
Gelet op deze bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat NN01 en NN02 zich heel kort voor de overval in de auto van [verdachte] bevonden. Een derde persoon was de bestuurder van die auto.
Ongeveer anderhalf uur na de overval, rond 14:00 uur, is de auto van [verdachte] in [plaats] staande gehouden. Deze locatie is ongeveer één uur en tien minuten rijden vanaf de plaats delict. [verdachte] is op dat moment de bestuurder van de auto. Hij draagt een grijskleurig (de rechtbank begrijpt: lichtgekleurd) vest. In de auto zitten nog drie personen, waaronder [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft donkere kleding aan.
Ad 3 – Reisbewegingen
Hiervoor onder ad 1 is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [verdachte] de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer 3] en de auto met kenteken [kenteken] en dat [medeverdachte] de gebruiker was van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . De politie heeft onderzoek gedaan naar de reisbewegingen van deze telefoonnummers en auto op 16 en 17 augustus 2023. Uit de daarover opgemaakte processen-verbaal leidt de rechtbank het volgende af.
Op de ochtend van 16 augustus 2023 belt [medeverdachte] naar [verdachte] . Daarna reist [medeverdachte] naar Haarlem. Hij is daar in ieder geval tussen 11:23 uur en 15:30 uur. Vanuit Haarlem belt [medeverdachte] om 12:10 uur en om 12:42 uur naar [verdachte] . Kort hierna reist [verdachte] ook naar Haarlem. Tussen 13:58 uur en 14:15 uur maken de nummers van [verdachte] en [medeverdachte] gebruik van dezelfde zendmast. [verdachte] en [medeverdachte] hebben vervolgens tot 19:11 uur geen telefonisch contact meer. Om 15:02 en 15:18 uur straalt het nummer van [verdachte] zendmasten aan in de directe omgeving van de plaats delict. Vervolgens reizen [medeverdachte] en [verdachte] gelijktijdig en via dezelfde route naar [plaats] . Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [medeverdachte] elkaar in Haarlem hebben ontmoet, vervolgens naar de omgeving van het kantoor van aangever zijn gereden en daarna samen weer richting huis zijn gereden.
Op de ochtend van 17 augustus 2023 hebben [verdachte] en [medeverdachte] meerdere keren telefonisch contact. Zij zijn dan allebei nog in [plaats] . Vervolgens rijdt de auto van [verdachte] vanuit omgeving Rotterdam naar Haarlem, om enkele minuten voor de overval op ongeveer 70 meter van de plaats delict gezien te worden. Na de overval rijdt de auto via Amsterdam terug naar [plaats] . Zoals hiervoor al vermeld, is de auto van [verdachte] rond 14:00 uur in [plaats] staande gehouden en bevonden [verdachte] en [medeverdachte] zich toen in die auto. De op 17 augustus 2023 door de auto van [verdachte] afgelegde route is identiek aan de route die de auto op 16 augustus 2023 heeft afgelegd.
Gelet op bovenstaande bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de overval op aangever. De verdachte is degene die in zijn auto met de twee overvallers naar Haarlem is gereden.
Juridische duiding van de rol van de verdachte bij de overval
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op 16 augustus 2023, één dag voor de overval, zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen in Haarlem, in de directe omgeving van het kantoorpand waar de overval zal plaatsvinden. Voorafgaand aan hun bezoek aan Haarlem, hebben zij telefonisch contact. Gelijktijdig en via dezelfde route reizen zij van Haarlem weer naar hun woonplaats [plaats] . De rechtbank overweegt dat deze gang van zaken, mede gelet op de gang van zaken de dag erna, niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als een voorverkenning van de omgeving van het te overvallen kantoor. Deze voorverkenning voeren in ieder geval [verdachte] en [medeverdachte] gezamenlijk uit.
Op de ochtend van 17 augustus 2023 hebben [verdachte] en [medeverdachte] opnieuw telefonisch contact. [verdachte] en [medeverdachte] zijn vervolgens samen met in ieder geval één andere persoon in Haarlem. Zij verplaatsen zich in de auto van [verdachte] , die door [verdachte] wordt bestuurd. Na gezamenlijk door de straat van het te overvallen kantoor te zijn gereden, parkeert [verdachte] de auto in de buurt van het kantoor. De drie mannen stappen uit, om vervolgens enkele minuten later weer in te stappen en richting het kantoor te rijden. [verdachte] is ook dan de bestuurder. Vervolgens vindt de overval plaats, waarbij [medeverdachte] één van de twee personen is die het kantoor binnen gaan en de aangever bedreigen en bestelen van zijn horloge. In de auto van [verdachte] rijden zij weer terug richting [plaats] .
[verdachte] , [medeverdachte] en de nog onbekend gebleven tweede overvaller zijn op pad gegaan met een duidelijk gezamenlijk doel: het overvallen van het kantoor van aangever. Er was sprake van een duidelijke taakverdeling en de rollen van de verdachten waren inwisselbaar.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de daadwerkelijke overval, was [verdachte] daar wel nauw bij betrokken. Gelet hierop en op zijn rol bij de voorbereiding is zijn bijdrage aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
Gelet op alle onder 3.3.2 genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het aan de verdachte primair ten laste gelegde feit. De rechtbank gaat dus voorbij aan de verklaring van de verdachte die kort gezegd inhoudt dat hij niet betrokken is geweest bij de overval, dat hij zijn telefoon en auto uitleent aan anderen en dat hij niet in Haarlem is geweest op 16 en 17 augustus 2023. Voor deze verklaring heeft de verdachte geen onderbouwing gegeven en de verklaring wordt – deels – door de bewijsmiddelen weerlegd.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 augustus 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een horloge (merk: Rolex), dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten en aan hem te tonen en vervolgens het vuurwapen door te laden en
- voornoemd horloge van de pols van die [slachtoffer] te halen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen aan de verdachte te worden opgelegd een meldplicht bij de reclassering, deelname aan cognitieve vaardigheden training (CoVa), een locatieverbod voor de stad Haarlem – met uitzondering van aanwezigheid in Haarlem ten behoeve van een doorreis – en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar het door de verdediging ingebrachte document ‘Schorsingsrapportage’ van mijnreclassering.nl van 5 februari 2024, verzocht om in deze zaak een jeugdsanctie toe te passen. De verdachte was 18 jaar oud en schoolgaand ten tijde van het ten laste gelegde feit, woont thuis en staat open voor begeleiding en een meer opvoedkundige aanpak van zijn problematiek. Ook heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitnotities gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de redelijke termijn voor afdoening van deze strafzaak.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Twee medeverdachten zijn een kantoor binnengegaan en hebben de daar aanwezige aangever onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bestolen van zijn horloge. De verdachte heeft met deze medeverdachten nauw en bewust samengewerkt. Hij heeft samen met in ieder geval één van hen een dag eerder de omgeving van het kantoor verkend en heeft op de dag van de diefstal de medeverdachten naar het kantoor gebracht en is samen met hen weer vertrokken.
Uit het handelen van de verdachte leidt de rechtbank af dat hij geen enkel respect heeft voor de spullen van anderen en dat hij niet stilstaat bij de psychische en financiële gevolgen die dergelijke gewelddadige handelingen (kunnen) hebben voor de aangever. Voor de aangever moet deze beroving een angstaanjagende gebeurtenis zijn geweest. Het valt te verwachten dat hij hiervan nog geruime tijd de nadelige (psychische) gevolgen zal ondervinden. De verdachte en zijn mededaders hebben kennelijk alleen oog gehad voor eigen gewin. Bovendien wakkert een dergelijk feit gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers aan.
Gelet op ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank alleen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staande strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 6 september 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank zal het strafblad van de verdachte dan ook niet in zijn nadeel meewegen.
De rechtbank heeft ook gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 25 februari 2025, geschreven door [reclasseringswerker] verbonden aan Reclassering Nederland.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het door de verdediging ingebrachte document ‘Schorsingsrapportage’ van 5 februari 2024, geschreven door [naam 3] , verbonden aan mijnreclassering.nl. Hoewel de rechtbank ervan doordrongen is dat deze rapportage is geschreven op verzoek van de verdediging en niet door een door de Minister erkende instelling zoals bijvoorbeeld Reclassering Nederland, zijn de in dit rapport gegeven conclusies en adviezen naar het oordeel van de rechtbank goed onderbouwd en toegelicht. In dit document wordt geadviseerd een jeugdsanctie toe te passen in deze zaak.
De verdachte was op de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit achttien jaar oud. Dit maakt het mogelijk om, ondanks de volwassen leeftijd van de verdachte tijdens het plegen van het feit, een jeugdsanctie toe te passen in deze zaak. De rechtbank ziet, in lijn met het advies van voornoemde [naam 3] , in de persoonlijkheid van de verdachte aanleiding om daartoe in deze zaak over te gaan. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte net een paar maanden achttien jaar oud was toen hij het bewezenverklaarde feit pleegde, dat hij bij zijn moeder woont, voornemens is op korte termijn weer naar school te gaan en begeleidbaar is gebleken.
Ouderdom van het feit
Het bewezenverklaarde feit is ruim twee jaar geleden gepleegd. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat dit relatief lange tijdsverloop bij een jonge verdachte, zoals in deze zaak ook het geval is, grote invloed kan hebben. Echter, voor zover de raadsvrouw heeft willen bepleiten dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken, volgt de rechtbank haar daarin niet. De verdachte is een klein jaar na het bewezenverklaarde feit, op 2 juli 2024, in verzekering gesteld. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, die de rechtbank in deze zaak op 2 jaren stelt, is naar het oordeel van de rechtbank op die datum aangevangen en op het moment van het wijzen van dit vonnis niet verstreken.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 6 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 2 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen: een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een Cognitieve Vaardigheden (CoVa) training. De rechtbank ziet geen aanleiding het door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverbod op te leggen.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 27.298,63 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
huurovereenkomst naar aanleiding van gedwongen verhuizing: € 18.000;
totale verhuiskosten: € 3.648,63;
herstelkosten Rolex: € 650;
inkomstenderving: plus minus € 5.000.
De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 4 genoemde posten stelt de rechtbank vast dat niet, althans onvoldoende, is toegelicht waarom deze kosten als gevolg van het bewezenverklaarde feit gemaakt moesten worden. Gelet daarop komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
Ten aanzien van de onder 3 genoemde post overweegt de rechtbank dat uit het procesdossier volgt dat het horloge is aangetroffen bij de doorzoeking van een woning en vervolgens is overgedragen aan een medewerker van een verzekeringsmaatschappij [1] . Bij gebrek aan een toelichting op de vordering, is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk geworden hoe de kennelijke betrokkenheid van een verzekeringsmaatschappij zich verhoudt tot de door de benadeelde partij gevorderde herstelkosten. Om te proberen hierover in deze fase van het strafgeding nog meer duidelijkheid te krijgen, zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. De benadeelde partij zal niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 2 (twee) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2025.

Voetnoten

1.Dossierpagina 149.