ECLI:NL:RBNHO:2025:1148

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/15/360027 / FA RK 24-6320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in het kader van voorlopige voorzieningen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2025, heeft de vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, terwijl de man hiertegen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning groot genoeg is voor beide partijen om elkaar te ontlopen en dat er voldoende sanitaire voorzieningen zijn. De vrouw heeft gesteld dat de situatie onveilig is, maar de man heeft deze stelling gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat het gezamenlijk verblijf onhoudbaar is. De rechtbank heeft ook de verplichting van partijen om elkaar het nodige te verschaffen in overweging genomen, aangezien zij nog gehuwd zijn. Gezien de omstandigheden en de mogelijkheid voor partijen om afspraken te maken over het gebruik van de gezamenlijke ruimtes, heeft de rechtbank besloten dat het verzoek van de vrouw om uitsluitend gebruik van de woning moet worden afgewezen. Hierdoor mogen beide partijen voorlopig in de woning blijven wonen. De rechtbank heeft de voorwaardelijke verzoeken van de man niet behandeld, omdat het verzoek van de vrouw al was afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: C/15/360027 / FA RK 24-6320
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 29 januari 2025
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W. Matadien, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.R. van Maas de Bie, kantoorhoudende te Helmond.
Partijen zijn verschenen. De vrouw bijgestaan door mr. W. Matadien, en de man, bijgestaan door mr. A.R. van Maas de Bie.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De feiten

1.1.
Partijen zijn op [datum] in [plaats] , [land] , met elkaar gehuwd.
1.2.
Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
Partijen hebben in het kader van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel
822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over en weer verzoeken gedaan.
2.2.
In deze procedure verzoekt de vrouw om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en voor de duur van het geding te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, staande en gelegen aan [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , en de daarin aanwezige inboedelgoederen, met het bevel aan de man dat hij deze woning zo spoedig mogelijk, doch binnen vijf dagen na datum beschikking, dient te verlaten en niet verder mag betreden, met machtiging van de vrouw om deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
2.3.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd. Hij heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
* met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de voormalig echtelijke woning de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen;
* bij wijze van zelfstandig verzoek:
- te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, staande en gelegen aan [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , en de daarin aanwezige inboedelgoederen, met het bevel aan de vrouw dat zij deze woning zo spoedig mogelijk, doch binnen 30 dagen na datum beschikking, dient te verlaten en niet verder mag betreden, met machtiging van de man om deze beschikking zo nodig zelf ten
uitvoer te leggen, met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
* bij wijze van voorwaardelijk zelfstandig verzoek:
- voor het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de vrouw het uitsluitend gebruik van voormelde woning toekomt, de vrouw te veroordelen met ingang van de datum van de in dezen te wijzen beschikking dan wel een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, aan de man een gebruiksvergoeding van € 2.297,77 per maand, subsidiair
€ 1.713,64 per maand te betalen dan wel meer een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, zolang de vrouw betreffende woning bewoont en de man niet in de woning kan wonen, dan wel meer subsidiair de vrouw te veroordelen aan de man een partneralimentatie van € 2.550,-- per maand te betalen, bij vooruitbetaling te betalen, dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, zolang de vrouw in de betreffende woning aan [adres] te [woonplaats] woont en de man niet in de woning kan wonen;
2.4.
Op de zitting heeft de man zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij zijn verzoek om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen, heeft ingetrokken.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6.
De rechtbank heeft de internationaal privaatrechtelijke aspecten ambtshalve beoordeeld en is daarbij van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt en dat naar Nederlands recht dient te worden beslist op de verzoeken. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
2.7.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan de vrouw, voor de duur van de echtscheidingsprocedure, het recht op het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel moet worden toegekend. Dit zou als gevolg hebben dat de man de woning moet verlaten. De rechtbank dient te beoordelen of de belangen van de vrouw bij het verzochte uitsluitend gebruik groter zijn dan de belangen van de man bij een voortzetting van de huidige woonsituatie. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat beide partijen een groot belang hebben bij het gebruik van de woning.
De rechtbank begrijpt dat de huidige woonsituatie door de vrouw als moeizaam wordt ervaren. Dat betekent echter niet zonder meer dat het verzoek om uitsluitend gebruik moet worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat in de periode dat partijen nog gehuwd zijn, dat wil zeggen tot de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het daarvoor bestemde register, op partijen de verplichting rust elkaar het nodige te verschaffen. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat gezamenlijke bewoning gedurende de echtscheidingsprocedure niet meer mogelijk is. De stelling van de vrouw dat de situatie onveilig is, is door de man gemotiveerd betwist en naar het oordeel van de rechtbank door de vrouw niet, althans onvoldoende, aangetoond. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is besproken acht de rechtbank aannemelijk dat de vrouw spanningen ervaart, maar niet dat de huidige situatie onhoudbaar is. De rechtbank acht het begrijpelijk dat de vrouw het vervelend vindt als de man onuitgenodigd haar kamer binnenkomt. Op de zitting heeft de man te kennen gegeven dat het door de vrouw gewenste slot op haar kamer wat hem betreft gerealiseerd kan worden, hetgeen eventuele door de vrouw gevoelde bedreigende en onverwachte situaties kan voorkomen. De rechtbank weegt mee dat door de man ter zitting is toegelicht - en door de vrouw bevestigd - dat partijen elkaar in de woning kunnen ontlopen omdat de woning daar groot genoeg voor is en er eigen sanitaire voorzieningen voor een ieder zijn. Partijen kunnen onderling afspraken maken over gedragsvormen en over het gebruik van gezamenlijke ruimtes in de woning om ervoor te zorgen dat zij elkaar zo min mogelijk tegenkomen en er zo min mogelijk discussies plaatsvinden. Hiermee zouden partijen voor een manier van samenleven moeten kunnen zorgen die voor een ieder van hen aanvaardbaar is. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank onvoldoende grond om te bepalen dat de man de woning direct dient te verlaten. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen, met als gevolg dat partijen voorlopig beiden in de woning mogen blijven wonen. De rechtbank komt daarmee niet toe aan de behandeling van de voorwaardelijke verzoeken van de man en hoeft daar dus geen beslissing over te nemen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw af.
De rechter deelt mede dat een afschrift van het bovenstaande spoedig volgt en sluit de zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en door de rechter is ondertekend.
mr. W.P. van der Haak
Rechter