ECLI:NL:RBNHO:2025:11449

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
11127072 \ CV EXPL 24-3439
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering met vernietiging van oneerlijke algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 september 2025 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de eisende partij, [eiser] V.O.F., en de gedaagde partij, [gedaagde]. De eisende partij had een vordering ingesteld die onder andere betrekking had op de betaling van een hoofdsom van € 615,00. De gedaagde partij is niet verschenen tijdens de zitting. In een eerder tussenvonnis van 7 mei 2025 had de kantonrechter de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de precontractuele informatieplichten en de (on)eerlijkheid van een beding in de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat voldaan is aan de informatieplichten van artikel 6:230l BW. Tevens heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden getoetst en geconcludeerd dat artikel 8 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op rente en incassokosten, oneerlijk is en vernietigd moet worden. Hierdoor zijn de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11127072 \ CV EXPL 24-3439
Uitspraakdatum: 24 september 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] V.O.F.
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 7 mei 2025 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de precontractuele informatieplichten en de (on)eerlijkheid van een in de Diensten en Bewaarovereenkomst Algemene Voorwaarden 1 januari 1999 (hierna: de algemene voorwaarden
)opgenomen beding dat verband houdt met de vordering. Ter uitvoering van het tussenvonnis heeft de eisende partij op 4 juni 2025 een akte genomen (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij in haar akte voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.2.
Daarnaast heeft de eisende partij zich in de akte uitgelaten over het voornemen om artikel 8 van de algemene voorwaarden te vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de verschuldigde rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen over de oneerlijkheid van artikel 8 van de algemene voorwaarden. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.4.
Dat de eisende partij, zoals zij stelt, geen beroep heeft gedaan op het bepaalde in de artikel 8 van algemene voorwaarden, doet aan het voorgaande niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is namelijk voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van algemene voorwaarden niet relevant. Het beding moet immers worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst is aangegaan en beslissend is daarom niet of en hoe de handelaar het beding heeft toegepast, maar hoe het zou kunnen worden toegepast.
Wat is hiervan het gevolg?
2.5.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat artikel 8 van de algemene voorwaarden wordt vernietigd. De buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente zullen worden afgewezen.
2.6.
De gevorderde hoofdsom (€ 615,00) is toewijsbaar.
Conclusie en proceskosten
2.7.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.8.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 615,00;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 116,39;
griffierecht € 328,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter