ECLI:NL:RBNHO:2025:11406

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
11605793 \ CV EXPL 25-1856
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van aanbetaling in aannemingsovereenkomst met tegenvordering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde, beide betrokken bij een aannemingsovereenkomst. De eiser, eigenaar van een chalet, had de gedaagde, een aannemer, ingeschakeld voor herstelwerkzaamheden aan de badkamer. Na een aanbetaling van 25% van de totale kosten, ontstond er onvrede over de uitvoering van de werkzaamheden. De eiser vorderde terugbetaling van een deel van de aanbetaling, stellende dat de gedaagde tekort was geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De gedaagde betwistte dit en voerde aan dat de eiser de overeenkomst had opgezegd, waardoor hij recht had op betaling van de voor het gehele werk geldende prijs, verminderd met besparingen die voortvloeiden uit de opzegging.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst als een aanneming van werk kwalificeerde en dat de eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een tekortkoming aan de zijde van de gedaagde. De rechter concludeerde dat de eiser de overeenkomst had opgezegd, wat betekende dat de gedaagde recht had op betaling van de kosten die hij had gemaakt voor het reeds uitgevoerde werk. De vordering van de eiser werd afgewezen, terwijl de tegenvordering van de gedaagde werd toegewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een opdrachtgever om een aannemer in gebreke te stellen voordat tot ontbinding van de overeenkomst kan worden overgegaan. De rechter wees op het belang van het bieden van een redelijke termijn voor nakoming door de aannemer.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11605793 \ CV EXPL 25-1856
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde 1] (Juristu Incassojuristen)
rolgemachtigde: [gemachtigde 2]
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[bedrijf],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: mrs. R.S. Bosch en D. Swilders (Legal Advise Wanted).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 maart 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van 4 juni 2025 met producties;
- het tussenvonnis van 18 juni 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, ontvangen op 26 juni 2025, en de aanvullende conclusie van antwoord in reconventie met producties, ontvangen op 5 juli 2025.
1.2.
Per e-mail van 13 augustus 2025 heeft [eiser] nog nadere producties toegezonden. Omdat deze producties te laat zijn ingediend, heeft de kantonrechter deze buiten beschouwing gelaten.
1.3.
Op 14 augustus 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. Aanwezig waren [gedaagde] en zijn gemachtigden. [eiser], die op verzoek in de gelegenheid was gesteld via een digitale (Teams)verbinding de zitting bij te wonen, en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Omdat geen voorafgaand bericht van verhindering is ontvangen heeft de kantonrechter geen aanleiding gezien om [eiser] en/of haar gemachtigde in de gelegenheid te stellen op hetgeen ter zitting is besproken te reageren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een chalet op een vakantiepark. Zij heeft het chalet in gebruik als woning.
2.2.
[gedaagde] drijft in de vorm van een eenmanszaak een bouw- en onderhoudsbedrijf.
2.3.
Vanwege gebreken aan (de vloer van) de badkamer van het chalet heeft [eiser] [gedaagde] benaderd via het online platform
Werkspot. Na inspecties heeft [gedaagde] een offerte (aangeduid als factuur) van 2 januari 2024 voor de herstelwerkzaamheden opgesteld. Op de offerte staan de volgende werkzaamheden vermeld:
- Tegels verwijderen uit badkamer (wanden en vloer)
- Douche cabine en bak verwijderen
- Houten vloer onder de tegels verwijderen (houtrot)
- Bouw afval Afvoeren
- Wc verwijderen en nieuwe terugplaatsen (word gehaald door klant)
- Wastafel en kast in badkamer demonteren en monteren
- Kit verwijderen
- Nieuwe houtenvloer, wandplaten plaatsen
- Vloer en wanden tegelen (incl. tegels/ of pvc wanden (nader overeen te komen), lijm en witte voeg)- Vloer, douche scherm kitten
- Douche cabine en douchebak leveren en plaatsen
- Plafond afkitten en sauzen
- Plank boven wasmachine en plank voor de Enespa
- Leidingwerk van cv netjes wegwerken (2X U-profiel en plank ervoor, wit of kleur meubel)
- 5x balken/ delen van vloerbalk vervangen
- Raamkozijn in badkamer en keuken schilderen, deurkozijn binnenkant (houtwerk)
- Klein materiaal.
De totale kosten van de werkzaamheden bedragen volgens de offerte € 8.905,60. De offerte vermeldt verder: “
Wij verzoeken u vriendelijk om bij akkoord op de offerte om 25% van het totaalbedrag te betalen voordat de werkzaamheden starten, ivm inkopen materialen.”
2.4.
Op 2 januari 2024 heeft [eiser] een betaling gedaan van € 2.226,40 (25% van € 8.905,60), waarna [gedaagde] met de werkzaamheden is begonnen.
2.5.
Eind februari 2024 heeft [gedaagde] per “
update factuur” verzocht het resterende bedrag te voldoen in drie termijnen, te weten:
- € 3.479,20 voor aanvang van de tegelwerkzaamheden (voor 8 maart 2024),
- € 1.800,00 voor aanvang van de schilderwerkzaamheden en
- de restbetaling en kosten extra werk wanneer de werkzaamheden gereed zijn.
2.6.
Per brief van 3 maart 2024 geeft [eiser] te kennen dat zij ontevreden is over de werkzaamheden van [gedaagde]. In de brief staat onder meer:
(…) De vloer is slechts gedeeltelijk gedaan en van twee wanden is alleen de onderste rij tegels verwijderd. Desondanks wordt het volledige bedrag doorberekend zonder enige vermindering voor het onvoltooide werk. Bovendien is de douchekraan niet verwijderd, maar wel doorberekend, en al het bouwafval is nog aanwezig.Wat betreft de opbouwwerkzaamheden, zijn de steunbalken van de woning, die volgens de offerte in hun geheel vervangen zouden worden, slechts gedeeltelijk aangepakt door het aanhelen met nieuwe delen balken en stalen hoeken. Dit is tegen de afspraak en brengt de constructieve veiligheid van mijn woning in gevaar. Daarnaast is onduidelijk of de bodemplaten vernieuwd zijn, en de isolatie lijkt niet volledig vervangen te zijn. ook zijn de kosten voor de tegels en de douche-installatie, die ik zelf heb aangeschaft, niet in mindering gebracht op de eindfactuur. U komt nu met een eindtotaal van de factuur van € 9413,80 wat hoger is dan het oorspronkelijke bedrag waarop ik de aanbetaling heb gedaan, terwijl vele werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Dit betekent dat ik meer heb betaald dan wat er daadwerkelijk aan werk is verricht. Ik eis een terugstorting van het teveel betaalde bedrag voor de niet uitgevoerde werkzaamheden. Betaald is € 2226,40 25% van de offerte. Waarbij het aantal gewerkte uren 24 a € 45,- € 1080,- is. Graag terugstorten € 1146,40 met nog te verrekenen de door u gebruikte materialen. (…)
2.7.
Tussen partijen heeft uitgebreid telefonisch en WhatsApp-contact plaatsgevonden. Per Whats-appbericht van 7 maart 2024 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven:
Ik begrijp dat u van mij werkzaamheden wil.afzien. Dat kan Maar dan wil ik ook geen contact vanaf nu.
2.8.
[gedaagde] heeft nadien geen werkzaamheden meer voor [eiser] uitgevoerd.

3.Het geschil

in conventie en reconventie
3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.146,40, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen door een aantal werkzaamheden niet (deugdelijk) uit te voeren. [eiser] maakt daarom aanspraak op terugbetaling van een deel van de door haar gedane aanbetaling.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat hij toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] het hem onmogelijk gemaakt de werkzaamheden verder uit te voeren.
3.4.
Als tegenvordering vordert [gedaagde] veroordeling van [eiser] tot betaling van € 916,08, te vermeerderen met rente en kosten.
3.5.
[gedaagde] legt aan de vordering – samengevat – ten grondslag dat [eiser] de overeenkomst tussen partijen heeft opgezegd. Hij stelt dat hij daarom recht heeft op betaling van de voor het gehele werk geldende prijs, verminderd met de besparingen die uit de opzegging voortvloeien. [1]
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Geen ontbinding van de overeenkomst
4.2.
De overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk [2] . Niet in geschil is dat deze overeenkomst feitelijk is geëindigd. De vraag is echter op welke wijze dat is gebeurd en welke (rechts)gevolgen aan die beëindiging moeten worden verbonden.
4.3.
[eiser] stelt dat zij recht heeft op terugbetaling van een deel van de betaling die zij heeft verricht omdat [gedaagde] een aantal werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft uitgevoerd. Zij beroept zich daarmee op (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst [3] .
4.4.
Dit beroep slaagt niet. Naar het oordeel van de kantonrechter is namelijk niet voldaan aan de vereisten voor een geldige (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Daarvoor moet namelijk in de eerste plaats sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Het is aan [eiser] om voldoende concreet te maken dat dat het geval is. Dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter licht dat hieronder toe.
4.5.
[eiser] heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat [gedaagde] in strijd met de afspraken de vloer in de woning maar deels heeft verwijderd. Ook heeft [gedaagde] volgens [eiser] de vloer maar slechts gedeeltelijk aangepakt door deze aan te helen met delen van nieuwe balken en stalen hoeken, terwijl was afgesproken dat hij de steunbalken geheel zou vernieuwen. Verder heeft [gedaagde] de tegels van twee wanden in de badkamer maar deels verwijderd en is de douchekraan niet verwijderd.
4.6.
[eiser] gaat er daarmee echter aan voorbij dat sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk en dat [gedaagde], zoals hij [eiser] ook meermaals heeft uitgelegd, nog niet klaar was met zijn werkzaamheden. [gedaagde] heeft toegelicht dat hij nog bezig was met de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden, dat het werk nog niet klaar was en dat de betaling van [eiser] een overeengekomen aanbetaling betrof. Verder heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat de wijze waarop hij de steunbalken heeft aangepakt niet conform de afspraken zou zijn. Voor zover al sprake zou zijn van een tekortkoming door [gedaagde] is bovendien niet gesteld of gebleken dat [eiser] hem ter zake daarvan in gebreke heeft gesteld. Met andere woorden, zij heeft [gedaagde] geen redelijke termijn geboden om naar haar inzicht alsnog deugdelijk na te komen. Dit blijkt uit de brief van 3 maart 2024 waarin [eiser] meteen vraagt om terugbetaling van een deel van haar aanbetaling.
4.7.
Omdat niet is gebleken van een tekortkoming aan de kant van [gedaagde], laat staan van verzuim, ontbrak bij [eiser] de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden. Gelet op de brief van 3 maart 2024 en het telefonische en Whatsappcontact tussen partijen volgt de kantonrechter dan ook het standpunt van [gedaagde] dat het er voor worden gehouden dat [eiser] de overeenkomst heeft opgezegd. Voor zover de brief van [eiser] daarover niet direct duidelijkheid gaf staat naar aanleiding van het Whatsappbericht van [gedaagde] van 7 maart 2024 vast dat hij het als een opzegging door [eiser] heeft begrepen. Omdat [eiser] dit niet heeft weersproken staat deze opzegging vast.
Gevolgen van opzegging
4.8.
In geval van opzegging bepaalt de wet [4] dat de opdrachtgever de voor het gehele werk geldende prijs moet betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door de aannemer van het reeds voltooide werk. Indien de prijs afhankelijk was gesteld van de werkelijk door de aannemer te maken kosten, wordt de door de opdrachtgever verschuldigde prijs berekend op grondslag van de gemaakte kosten, de verrichte arbeid en de winst die de aannemer over het gehele werk zou hebben gemaakt.
4.9.
[gedaagde] stelt in dit kader dat hij in totaal € 3.142,48 aan kosten heeft gemaakt voor het al (deugdelijk) verrichte werk en de daartoe ingekochte materialen. Hij heeft dit onderbouwd met een opstelling met vermelding van uren, kosten en materialen [5] . [eiser] heeft deze opstelling niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. Omdat [eiser] € 2.226,40 heeft aanbetaald, dient zij zoals gevorderd nog een bedrag te voldoen van € 916,08. De daarover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum van de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
Conclusie
4.10.
De vordering van [eiser] wordt afgewezen. De tegenvordering van [gedaagde] wordt toegewezen.
Proceskosten
4.11.
[eiser] wordt in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
4.12.
In conventie worden de kosten van [gedaagde] begroot op € 408,00 (2 punten x € 204,00) aan salaris gemachtigde. Daarbij zal [eiser] ook worden veroordeeld in de nakosten van € 102,00 plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
4.13.
Gelet op de samenhang met de vordering in conventie worden de kosten van [gedaagde] in reconventie begroot op € 102,00 (2 punten x 0,5 x € 204,00) aan salaris gemachtigde.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten (inclusief nakosten) van € 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 916,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 juni 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 204,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.4. tot en met 5.6. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:764 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.In de zin van artikel 7:750 BW.
3.Artikel 6:265 BW.
4.Artikel 7:764 lid 2 BW.
5.Productie 5 bij de conclusie van antwoord.