ECLI:NL:RBNHO:2025:11384

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
15/162934-23 en 09/048806-24 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak voor vernieling, poging tot zware mishandeling en partiële vrijspraak voor dreigen met vuurwapen. Veroordeling wegens openlijke geweldpleging, vernieling, diefstal in vereniging en eendaadse samenloop van mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen van vernieling en poging tot zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging, vernieling, diefstal in vereniging en eendaadse samenloop van mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats in de periode van juli 2023 tot februari 2024 en betroffen onder andere een gewelddadige confrontatie met twee benadeelde partijen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten geweld hebben gebruikt en een machete hebben getoond. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en psychische problemen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 314 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/162934-23 en 09/048806-24 (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 11 september 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 augustus 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting, [JJI] te [plaats] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadslieden mr. M.J. Bouwman en mr. C. Peters, beiden advocaat te Zaandam (hierna gezamenlijk te noemen: de raadsman), naar voren hebben gebracht.
Op de zitting is verder het woord gevoerd door [vertegenwoordiger van de raad] van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de Raad), [vertegenwoordiger van de GI] van de Jeugd Bescherming Regio Amsterdam (verder te noemen: de Jeugdreclassering), [de voogd] , de voogd van de verdachte vanuit de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (verder te noemen: de voogd) en de moeder van de verdachte.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en van wat namens hen door, respectievelijk, mr. J. de Haan en
mr. J.N. Rensen, naar voren is gebracht

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/162934-23
Feit 1
hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Purmerend openlijk, te weten, op de [openbare weg] en/of [openbare weg] , in elk geval op of aan de
openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] , door
- ( in groepsverband) naar die [benadeelde partij 1] toe en/of achter die [benadeelde partij 1] aan te lopen en/of rennen en/of die [benadeelde partij 1] tegen te houden en/of zijn weg te versperren en/of
- te schreeuwen en/of
- die [benadeelde partij 1] een of meermalen te slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht kwam en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) die [benadeelde partij 1] een of meermalen te trappen en/of schoppen tegen het lichaam en/of;
- die [benadeelde partij 1] op de grond te drukken en/of gedrukt te houden en/of vast te houden;
Feit 2
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een cel (nummer 10) in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan rechtbank Noord-Holland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
Feit 3
hij op of omstreeks 9 augustus 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een cel (nummer 11) in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Rechtbank Noord-Holland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 4
hij op of omstreeks 17 november 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (sport)kleding (waaronder twee trainingsbroeken en/of een sportregenjack), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Decathlon, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 09/048806-24
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- deze [benadeelde partij 2] meermaals (met kracht) in zijn gezicht en/of tegen zijn lichaam hebben geslagen en/of gestompt; en/of
- meermaals (met kracht) met een telefoon in zijn gezicht en/of tegen hoofd hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door
- deze [benadeelde partij 2] meermaals (met kracht) in zijn gezicht en/of tegen zijn lichaam te slaan en/of te stompen; en/of
- meermaals (met kracht) met een telefoon in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd te slaan;
Feit 2
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of machete op hem te richten en/of een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of machete aan hem te tonen;
Feit 3
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [benadeelde partij 2]
- met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een machete op hem te richten en/of een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een machete aan hem te tonen, en/of vast te pakken en/of vast te houden (bij de voordeur van de woning) en/of de woning en/of een kamer in te duwen en/of trekken; en/of
- in die kamer meermaals (met kracht) in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan/stompen, en/of meermaals (met kracht) met een telefoon in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan, en/of
- en/of (nadat de Politie lijkt te zijn gealarmeerd) de woning uit en/of een park in te trekken en/of duwen en/of geleiden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder parketnummer 15/162934-23 onder feit 2 en de onder parketnummer 09/048806-24 onder feit 1 primair ten laste gelegde feiten.
Daarnaast heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/162934-23 onder 1, 3 en 4 en de onder parketnummer 09/048806-24 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het dreigen met een vuurwapen en het richten hiervan op [benadeelde partij 2] .
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 15/162934-23
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 4 geen verweer gevoerd. Wat betreft de feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, nu er in het – zijns inziens – warrige dossier te weinig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van parketnummer 09/048806-24
Aangaande het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair aan hem ten laste gelegde. Er kan zijns inziens niet worden gekomen tot een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, want van slaan met een voorwerp blijkt niet. Daarnaast kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat de verdachte degene is die zou hebben geslagen en is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
Ook stelt de raadsman dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, nu alleen de aangever heeft verklaard over een bedreiging met een vuurwapen/machete en deze verklaring naar zijn mening ook nog eens onbetrouwbaar is.
Betreffende feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, nu geen bewijs voorhanden is voor het dreigen met (een) vuurwapen(s), machete(s), meerdere klappen tegen het gezicht/lichaam en het vastpakken bij de deur. Duidelijk is dat er een eerder conflict is geweest, dat verdachte en zijn medeverdachte [benadeelde partij 2] zijn komen opzoeken en daarna de woning met zijn drieën hebben verlaten omdat ze daar niet mochten blijven. Dat levert volgens de raadsman echter geen wederrechtelijke vrijheidsberoving op. Het handelen van de verdachten kan ook naar de uiterlijke verschijningsvorm niet zonder meer worden gekwalificeerd als het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraken
Ten aanzien van parketnummer 15/162934-23, feit 2
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht de verdachte vrij te spreken. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vernielen van een politiecel op 12 juli 2023 in Alkmaar. De verdachte zal daarom van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 09/048806-24
Feit 1, primair
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht de verdachte vrij te spreken. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2] op 10 februari 2024. Naar het oordeel van de rechtbank kan het handelen van de verdachten niet worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Feiten 2 en 3 (partiële vrijspraak)
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht de verdachte vrij te spreken van het dreigen met een vuurwapen en het daarmee richten op [benadeelde partij 2] . De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte dreigend een vuurwapen heeft getoond en/of een vuurwapen op [benadeelde partij 2] heeft gericht. Op dit punt bevindt zich in het dossier alleen de verklaring van [benadeelde partij 2] . Er is bij de aanhouding van de verdachten en [benadeelde partij 2] weliswaar een vuurwapen in een tas aangetroffen, maar daarover heeft [benadeelde partij 2] uitdrukkelijk verklaard dat dat niet het vuurwapen is waarmee hij zou zijn bedreigd en wat op hem zou zijn gericht, waardoor dit niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Verder is bij gelegenheid van het onderzoek geen ander vuurwapen aangetroffen en is door geen van de getuigen verklaard over het waarnemen van een vuurwapen bij de verdachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de enkele verklaring van [benadeelde partij 2] op dit punt, in het licht van het ontbreken van enige ondersteuning in de overige inhoud van het dossier, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het dreigen van en/of richten op [benadeelde partij 2] met een vuurwapen te kunnen komen. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging onder de feiten 2 en 3 worden vrijgesproken.
3.3.2.
De bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/162934-23 onder 1, 3 en 4 en de onder parketnummer 09/048806-24 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotiveringen
Ten aanzien van parketnummer 15/162934-23, feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 3 te kunnen komen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank bezigt voor het bewijs van dit feit, het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] . Daaruit volgt dat de verdachte op 9 augustus 2023 in een cel van de rechtbank in Alkmaar heeft gezeten en bij verplaatsing van de verdachte een pen uit zijn broekzak is gevallen. De verbalisant heeft vervolgens beledigende teksten geconstateerd op de muren van de cel waarin de verdachte zojuist had gezeten. De verbalisant heeft verder aangegeven dat de cel, voordat er een verdachte in gaat, wordt gecontroleerd en schoongemaakt.
Het uitgangspunt is dat aan een proces-verbaal dat op ambtseed is opgemaakt de bijzondere bewijskracht wordt toegekend zoals bedoeld in artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Er moet derhalve uitgegaan worden van de juistheid van een dergelijk proces-verbaal, tenzij er aanwijzingen zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Een dergelijke conclusie is door de raadsman onvoldoende onderbouwd noch de rechtbank op enige andere wijze gebleken. Daar komt nog bij dat de verdachte op de zitting heeft aangegeven dat hij een pen bij zich had, omdat deze bij de fouillering niet van hem is afgenomen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 9 augustus 2023 een cel in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar onbruikbaar heeft gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 09/048806-24
Betrouwbaarheid en waardering (getuigen)verklaringen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [benadeelde partij 2] onbetrouwbaar is, nu hij over veel dingen wisselend en aantoonbaar onjuist verklaart. Daarnaast komt volgens de raadsman uit de afgelegde getuigenverklaringen bij de rechter-commissaris een ander, minder agressief, beeld van de verdachte naar voren dan uit de getuigenverklaringen die bij de politie zijn afgelegd.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In strafzaken geldt als uitgangspunt dat aangiftes en andere verklaringen kritisch en zorgvuldig worden bezien. Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, ten gevolge van emoties ontstaan door het delict, of door tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank acht de verklaring van [benadeelde partij 2] betrouwbaar en geloofwaardig. Hij heeft na het incident bij de politie gedetailleerd verklaard. Deze verklaring wordt op hoofdlijnen ondersteund door camerabeelden, het constateren van letsel direct na de feiten door verbalisant [verbalisant] , en de verschillende getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden. Dat de verschillende verklaringen niet exact overeenkomen, doet niet af aan de betrouwbaarheid hiervan. De rechtbank acht aldus de verklaring van [benadeelde partij 2] betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank merkt daarnaast de verschillende getuigenverklaringen zoals deze zijn afgelegd bij de politie aan als betrouwbaar nu deze kort nadat de feiten zich hebben voorgedaan op het politiebureau zijn afgelegd en deze op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd zijn. De getuigenverklaringen bij de rechter-commissaris zijn geruime tijd later opgenomen en kenmerken zich op veel punten door opmerkingen van de getuigen dat zij het zich niet meer kunnen herinneren omdat het al zo lang geleden is. De rechtbank hecht daarom meer waarde aan de bij de politie afgelegde getuigenverklaringen en zal bij de beoordeling van het bewijs dan ook hiervan uitgaan.
Medeplegen van eenvoudige mishandeling
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte degene is die zou hebben geslagen. Daarnaast stelt hij dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van betrokkenheid bij een strafbaar feit in de vorm van medeplegen sprake is, als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van het delict. Bij de beoordeling hiervan speelt een onder meer een rol de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich al dan niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte en zijn medeverdachte zijn samen vanuit Amsterdam naar Rijswijk gegaan en hebben daar de confrontatie opgezocht met [benadeelde partij 2] . Voor de woning in Rijswijk waar [benadeelde partij 2] op dat moment verbleef is [benadeelde partij 2] onverhoeds belaagd door de verdachten en gesommeerd de trap op te lopen naar boven, naar de portiekwoning. De verdachten zijn achter hem aangerend waarna [benadeelde partij 2] is vastgepakt en meermalen (met een vuist) is geslagen tegen zijn gezicht en lichaam. Beide verdachten hebben hierbij geweld gebruikt. Eén van de verdachten heeft daarbij tussendoor ook gefilmd. Nadat de politie door een bewoner van de woning lijkt te zijn gealarmeerd, is [benadeelde partij 2] gedwongen om de woning met de verdachten te verlaten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de hiervoor omschreven uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen worden afgeleid dat er sprake was van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de beide verdachten dat er sprake was van medeplegen. Dit maakt dat de verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor alle tegen [benadeelde partij 2] gepleegde geweldshandelingen, ook voor zover deze door de medeverdachte zijn verricht.
Tonen van een machete en het daarmee richten op [benadeelde partij 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen [benadeelde partij 2] heeft verklaard over het tonen van een machete en het daarmee richten op [benadeelde partij 2] , waardoor dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank heeft hiervoor reeds aangeven dat en waarom zij de verklaring van [benadeelde partij 2] bij de politie betrouwbaar en geloofwaardig acht. Uit deze verklaring volgt dat één van de verdachten een mes/machete van ongeveer 30 tot 40 centimeter bij zich had en dat deze machete binnen in de woning in Rijswijk is getoond aan [benadeelde partij 2] en op hem is gericht. Deze verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant] waaruit volgt dat de getuige [getuige] direct na de feiten uit eigen beweging aan hem heeft verklaard dat hij heeft gezien dat een van de verdachte een machete van ongeveer 30 tot 40 centimeter heeft getoond. Hoewel de getuige [getuige] bij de rechter-commissaris desgevraagd heeft aangegeven dat hij geen machete heeft gezien, gaat de rechtbank – zoals eerder overwogen – uit van de door de getuige direct na de feiten bij de politie afgelegde verklaring. De rechtbank heeft bij haar overwegingen verder betrokken dat er ook daadwerkelijk een machete met genoemde afmetingen is aangetroffen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het tonen van een machete aan [benadeelde partij 2] en deze op hem te richten, zoals onder de feiten 2 en 3 ten laste is gelegd.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank gaat op grond van het dossier en wat op de zitting is besproken uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte en zijn medeverdachte zijn samen vanuit Amsterdam naar Rijswijk gegaan en hebben daar de confrontatie opgezocht met [benadeelde partij 2] . Voor de woning in Rijswijk waar [benadeelde partij 2] op dat moment verbleef is [benadeelde partij 2] onverhoeds belaagd door de verdachten en gesommeerd de trap op te lopen naar boven, naar de portiekwoning. De verdachten zijn achter hem aangerend waarna [benadeelde partij 2] is vastgepakt en meermalen (met een vuist) is geslagen tegen zijn gezicht en lichaam. Beide verdachten hebben hierbij geweld gebruikt. Eén van de verdachten heeft daarbij tussendoor ook gefilmd. Nadat de politie door een bewoner van de woning lijkt te zijn gealarmeerd, is [benadeelde partij 2] gedwongen om de woning met de verdachten te verlaten, waarbij een machete is getoond en deze ook op [benadeelde partij 2] is gericht. De getuige [getuige] verklaart dat de verdachten hebben gezegd: “we gaan weg. Hij moet mee” en de getuige [getuige] heeft verklaard: “ [benadeelde partij 2] wilde niet met ze mee, maar hij moest van hen mee. Ze sleurden [benadeelde partij 2] aan zijn jas mee naar buiten het portiek in”. Vervolgens zijn en de verdachten met [benadeelde partij 2] naar het park gelopen, alwaar zij later worden aangehouden.
Gelet op dit samenstel van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, hebben de verdachten naar het oordeel van de rechtbank een zeer bedreigende en intimiderende situatie gecreëerd voor [benadeelde partij 2] , waardoor deze niet de vrijheid had om weg te kunnen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten [benadeelde partij 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden en dat de verdachten daar ook het opzet op hadden.
Eendaadse samenloop
De rechtbank neemt voor wat betreft de bewezen verklaarde feiten 1 subsidiair, 2 en 3, eendaadse samenloop aan. De feiten leveren een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op. De verdachte wordt daarvan in wezen één verwijt gemaakt, terwijl de strekking van de strafbepalingen in grote mate overeenkomt. De rechtbank zal hier in de strafoplegging rekening mee houden.
3.3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 15/162934-23 onder 1, 3 en 4 en de onder parketnummer 09/048806-24 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/162934-23
Feit 1hij op 1 juli 2023 te Purmerend openlijk op de [openbare weg] , in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] , door
- in groepsverband naar die [benadeelde partij 1] toe en achter die [benadeelde partij 1] aan te lopen en rennen en
te schreeuwen, en
- die [benadeelde partij 1] meermalen te slaan en stompen tegen het hoofd en het lichaam, ten gevolge
waarvan die [benadeelde partij 1] op de grond terecht kwam, en
- ( terwijl die [benadeelde partij 1] op de grond lag) die [benadeelde partij 1] meermalen te trappen en schoppen tegen het lichaam;
Feit 3hij op 9 augustus 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een cel (nummer 11) in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die aan de rechtbank Noord-Holland toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt;
Feit 4hij op 17 november 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, sportkleding, waaronder twee trainingsbroeken en een sportregenjack, die aan de Decathlon toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 09/048806-24
Feit 1Subsidiairhij op 10 februari 2024 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door deze [benadeelde partij 2] meermaals (met kracht) in zijn gezicht en tegen zijn lichaam te slaan en te stompen;
Feit 2hij op 10 februari 2024 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door met een machete op hem te richten en een machete aan hem te tonen;
Feit 3
hij op 10 februari 2024 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde partij 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- met een machete op hem te richten en een machete aan hem te tonen, en hem vast te pakken en vast te houden (bij de voordeur van de woning); en
- in die kamer meermaals (met kracht) in het gezicht en tegen het lichaam te slaan/stompen, en
- nadat de politie lijkt te zijn gealarmeerd de woning uit en een park in te geleiden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/162934-23
Feit 1
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van parketnummer 09/048806-24
De eendaadse samenloop van de feiten 1 subsidiair, 2 en 3:
medeplegen van mishandeling,
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling,
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft verzocht aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de Raad en de Jeugdreclassering in hun rapporten en zoals aangepast op de zitting, met uitzondering van een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte 4] . Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie buitenproportioneel is. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat een jeugddetentie van 150 dagen passend is volgens de LOVS-oriëntatiepunten en soortgelijke zaken, en er bovendien nog rekening moet worden gehouden met strafverminderende factoren, zoals een blanco strafblad, (forse) overschrijding van de redelijke termijn, de jonge leeftijd en de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte ten tijde van de delicten, en de beet door de politiehond. Gelet hierop is voor een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden en een dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden geen ruimte. De raadsman ziet, subsidiair, ook geen meerwaarde in contactverboden en verzoekt deze te maximeren in duur en een uitzondering te maken in het contactverbod met het slachtoffer [benadeelde partij 1] als het gaat om mediationgesprekken.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 1 juli 2023 samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in Purmerend. Er heeft die avond op een verjaardagsfeestje van een 15-jarig meisje een (geplande) ontmoeting plaatsgevonden tussen de tot de groep van de verdachte
behorende [medeverdachte 1] en het latere slachtoffer [benadeelde partij 1] . De groep van de verdachte heeft [benadeelde partij 1] en
zijn vrienden buiten opgezocht en is daar de confrontatie aangegaan. Aanleiding hiervoor
was een eerdere ruzie op festival [festival] . De verdachte heeft samen met anderen [benadeelde partij 1]
geslagen en geschopt, waardoor [benadeelde partij 1] op de grond terecht is gekomen. Terwijl [benadeelde partij 1] op de
grond lag zijn de verdachten doorgegaan met schoppen. De verdachte heeft met zijn
handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan het toegepaste geweld tegen [benadeelde partij 1] , waarbij
deze, terwijl hij weerloos op de grond lag, potentieel dodelijk is gestoken door de
medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte heeft met zijn handelen een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Uit wat namens het slachtoffer op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat het slachtoffer hier nog altijd gevolgen van ondervindt. Naast de impact van dit feit op het slachtoffer leidt een dergelijke vechtpartij op de openbare weg, waarbij ook nog eens een steekwapen is gebruikt, tot gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders en binnen de samenleving in het algemeen.
Vervolgens heeft de verdachte op 9 augustus 2023 een cel in de rechtbank Alkmaar onbruikbaar gemaakt door voor zijn raadkamerzitting met pen op de muren beledigende teksten ten aanzien van de officier van justitie te schrijven.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 17 november 2023 in Amsterdam schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van sportkleding. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade, hinder en overlast voor winkeliers veroorzaakt.
Ten slotte is de verdachte met zijn medeverdachte op 10 februari 2024 naar Rijswijk gegaan om de confrontatie met [benadeelde partij 2] te zoeken. [benadeelde partij 2] is onverhoeds belaagd en gesommeerd de woning in te gaan, waar hij vervolgens is vastgepakt en meermalen (met kracht) is geslagen. Uiteindelijk is [benadeelde partij 2] mede onder dreiging van een machete gedwongen om de woning met de verdachten te verlaten. De verdachte en de medeverdachte hebben een dreigende situatie gecreëerd voor [benadeelde partij 2] en hem dusdanig mishandeld dat hij onder meer een gebroken neus heeft opgelopen. Zij hebben [benadeelde partij 2] daarmee in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid belemmerd en een ernstige inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Voor [benadeelde partij 2] is dit een beangstigende situatie geweest, waar pas een einde aan is gekomen door ingrijpen van de politie. Uit wat namens het slachtoffer op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat het slachtoffer nog altijd gevolgen van de feiten ondervindt.
De rechtbank rekent de verdachte bovenstaande in ernstige mate aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch onderzoek Pro Justitia van 21 mei 2024, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. Hoewel het rapport al van oudere datum is kan de rechtbank zich verenigen met de conclusies van dit rapport voor zover deze betrekking hebben op de diagnoses van de verdachte en maakt deze tot de hare;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd van 5 februari 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. De Raad adviseert de verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: meewerken aan hulpverlening en behandeling van Inforsa, meewerken met Straatkracht en meewerken aan behandeling van de Waag. Daarnaast wordt geadviseerd om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen;
- het over de verdachte uitgebrachte actualisatierapport gedateerd 19 augustus 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad. Hierin wordt het eerdere strafadvies van de Raad gehandhaafd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van behandeling bij de Waag;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd van 5 februari 2025 van [gezinsmanager] , als gezinsmanager verbonden aan de Jeugdbescherming. De Jeugdreclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: het volgen van school en stage volgens rooster, meewerken aan het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport, meewerken aan een contactverbod met medeverdachten en slachtoffers, meewerken aan behandeling en begeleiding vanuit Inforsa, meewerken aan verdere hulpverlening die Jeugdreclassering nodig acht en het inzicht geven in zijn netwerk en meewerken aan een delict analyse.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
De opsteller van de Pro Justitia rapportage heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van een achterstand in de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling. Deze achterstand wordt gekenmerkt door gedragsproblemen wanneer de verdachte “uit het zicht” is, het zich op die momenten laten leiden door directe behoeftebevrediging en het zich onttrekken aan regels en afspraken, waarbij de gevoeligheid voor antisociale invloeden van buitenaf zorg oproept. Er wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. In de Pro Justitia rapportage worden de nodige zorgen over de verdachte beschreven. De rapporteur adviseert om de ondersteuning aan de verdachte te vergroten, waarbij behandeling bij bijvoorbeeld de Waag en begeleiding noodzakelijk is. De verdachte is gebaat bij duidelijkheid en voorspelbaarheid. Daarnaast wordt geadviseerd tot voortzetting van het coachingstraject door Levvel (IFA) om zicht te krijgen op het netwerk van de verdachte.
De Raad heeft zowel in haar rapport als op de zitting aangegeven de zorgen over de verdachte te onderschrijven en het recidiverisico in te schatten als hoog. Ondanks alle intensieve hulpverlening lijken de beoogde doelen niet te worden behaald en is de verdachte weer gerecidiveerd. De Raad geeft aan dat zij een stuk openheid van de verdachte mist. De verdachte houdt zich in principe wel goed aan afspraken als hij wordt ondersteund en externe controle en sturing ontvangt. Daar is intensieve begeleiding voor nodig, zoals vanuit Straatkracht en Inforsa. Verder is het belangrijk dat de Jeugdreclassering betrokken blijft. De Raad staat achter een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Op de zitting heeft de Raad aangegeven dat zij zich afvraagt of het opleggen van een werkstraf opportuun is.
Vanwege de schorsing van de voorlopige hechtenis van 30 augustus 2024 is de Jeugdreclassering bij de verdachte betrokken geraakt via de methodiek Straatkracht. Op de zitting is door de Jeugdreclassering verklaard dat de verdachte altijd op afspraken is verschenen en beleefd is. Vanaf de laatste schorsing in april 2025 heeft de verdachte kleine positieve stapjes gezet, maar de Jeugdreclassering heeft ook de nodige zorgen over de verdachte, zeker gelet op de nieuwe verdenkingen die ondanks alle intensieve hulpverlening toch zijn ontstaan. Inmiddels heeft bij R&B Back on Track een intake plaatsgevonden en wordt aan de rechtbank geadviseerd om dit als bijzondere voorwaarde op te nemen in het vonnis. Het is de bedoeling dat de prioriteit van de verdachte komt te liggen bij school/stage, waarbij de verdachte een volledig weekprogramma krijgt en waarin hem structuur wordt geboden. Op de zitting heeft de Raad aangegeven dat zij achter de door de Jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden staat. Tevens is door zowel de Jeugdreclassering als de Raad aangegeven dat de bijzondere voorwaarde van “het inzicht geven in zijn netwerk en meewerken aan een delict analyse” niet gewenst lijkt.
De rechtbank houdt verder rekening met het tijdsverloop tussen het begaan van de feiten en de berechting. Er is bij de feiten onder parketnummer 15/162934-23 sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Ook bij de feiten onder parketnummer 09/048806-24 is de redelijke termijn overschreden, zij het in mindere mate. Daarnaast was de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten 15 en 16 jaar oud en is hij niet eerder door een rechter veroordeeld. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de eendaadse samenloop van de feiten onder parketnummer 09/048806-24 en baseert de straftoemeting in dat geval op artikel 282 Sr.
De straf
Jeugddetentie
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze heeft begaan, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats is. Gelet op de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten en wat hiervoor uiteengezet is over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk moet zijn aan de periode die hij al in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen. Dit mede om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank overweegt hierbij nog dat de verdachte weliswaar lang in voorarrest heeft gezeten maar dat die mede aan hem zelf te wijten is geweest. De verdachte is diverse malen geschorst maar raakte, door het zich niet voldoende houden aan de opgelegde voorwaarden, danwel het plegen van nieuwe strafbare feiten, steeds opnieuw gedetineerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 314 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk op zijn plaats is, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op de in de rapportages en op de zitting geschetste zorgen acht de rechtbank het noodzakelijk dat begeleiding en behandeling in een strak kader zoals voorgesteld door de Raad en de Jeugdbescherming zal worden opgelegd aan de verdachte, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde “dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn netwerk en meewerkt aan een delict analyse”. Dergelijke voorwaarden zullen dan ook aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De verdachte heeft zich op de zitting bereid verklaard om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank bepaalt dat toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de Jeugdbescherming Regio Amsterdam te Amsterdam wordt uitgevoerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten (kort gezegd) openlijke geweldpleging, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico dat, zonder de voorgestelde bijzondere voorwaarden, door de Raad en de Jeugdbescherming als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het gegeven dat de verdachte wederom wordt verdacht van nieuwe strafbare feiten en zich daarvoor momenteel in voorlopige hechtenis bevindt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan de verdachte zal opleggen, zal de rechtbank de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Mr. J. de Haan heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een vordering tot schadevergoeding
van € 3.359,99 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade, die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/162934-23 ten laste gelegde feit 1 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit:
  • post 1: ziekenhuis daggeldvergoeding € 175,00
  • post 2: beschadigd geraakte kleding en schoenen € 1.825,00
  • post 3: verloren geraakte Airpods € 150,00
  • post 4: verloren geraakte zilveren tand € 110,00
  • post 5: reiskosten van en naar het ziekenhuis € 99,99
  • immateriële schade € 1.000,00
Tevens is verzocht om te bepalen dat, gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer, de
schadevergoeding op een nader te noemen bankrekening wordt gestort met een BEM-
clausule.
Op de zitting heeft mr. De Haan de vordering toegelicht en gewijzigd, in die zin dat zij de gestelde materiële schade voor reiskosten ten behoeve van afspraken in het Amsterdam UMC heeft bijgesteld naar € 59,99, waardoor in totaal € 2.319,99 aan materiële schade wordt gevorderd.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, nu deze voldoende is onderbouwd en dus voor toewijzing vatbaar is. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd een bedrag van € 500,00 wegens immateriële schade toe te wijzen, conform het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 4] , vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en het bepalen van hoofdelijkheid. Voor het overige moet de vordering volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien er geen rechtstreeks verband vast te stellen is tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De schadeposten ziekenhuisdaggeld, kleding en schoenen en reiskosten voor ziekenhuisbezoeken lijken volledig, maar met name, te zien op de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt als gevolg van het steken en het daaruit voortvloeiende letsel. De verdachte wordt niet vervolgd voor het medeplegen van het steken met een mes in het lichaam van [benadeelde partij 1] en er is onvoldoende onderbouwd hoe deze materiele schade zich verhoudt tot de geweldshandelingen die aan de verdachte in het kader van openlijke geweldpleging kunnen
worden toegeschreven. Ook ten aanzien van de Airpods en de zilveren tand ontbreekt het
causale verband. Wat betreft de kleding wordt subsidiair nog gesteld dat de onderbouwing
van de werkelijke waarde ontbreekt. Gesteld wordt dat er aankopen zijn gedaan bij de
Bijenkorf, maar een bon daarvan is niet overgelegd. De raadsman stelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat er veel valse kleding en schoenen worden verkocht en het is ook onduidelijk hoe zo’n jonge jongen dergelijke dure kledingstukken kan betalen. Het causale verband is dusdanig ingewikkeld dat dit onevenredig belastend is. Verzocht wordt dan ook om de materiële schade in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair wordt verzocht om het bedrag te matigen.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 200,00 kan worden toegewezen. Hij heeft daarnaast aangegeven dat hij zich ook kan voorstellen dat de rechtbank hetzelfde bedrag zal toekennen als in het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 4] is gedaan, te weten € 500,00.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 15/162934-23 bewezen verklaarde feit 1 [kort gezegd: openlijke geweldpleging], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de verdachte [benadeelde partij 1] weliswaar niet heeft gestoken, maar dat hij wel een bijdrage heeft geleverd aan het voorafgaande geweld tegen die [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] is door onder andere de verdachte, die eerst een goede vriend van [benadeelde partij 1] was en regelmatig bij hem over de vloer kwam, belaagd. De verdachte heeft [benadeelde partij 1] geschopt en geslagen. De rechtbank acht het daarom voldoende aannemelijk dat de verdachte door dit feit psychische schade heeft opgelopen en angst en onbegrip ervaart. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met alle overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank komt alles afwegende en gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,00 billijk voor, conform het vonnis in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 4] . In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De overige gevorderde immateriële schade zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding
in aanmerking komt, aangezien de rechtbank geen rechtstreeks verband vast kan stellen
tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De schadeposten
ziekenhuisdaggeld, kleding en schoenen en reiskosten voor ziekenhuisbezoeken lijken met
name te zien op de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt als gevolg van het steken
en het daaruit voortvloeiende letsel. De verdachte wordt het medeplegen van het steken met een mes in het lichaam van [benadeelde partij 1] echter niet verweten en er is onvoldoende onderbouwd hoe deze materiele schade zich verhoudt tot de geweldshandelingen van de verdachte tijdens de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. Ook ten aanzien van de Airpods en de zilveren tand ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het causale verband met het bewezenverklaarde feit. De gevorderde materiële schade zal om die reden geheel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 500,00.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor het overige.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend
samen met medeverdachten heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre
jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
BEM-clausule
De rechtbank zal tot slot ook bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen
schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen
spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld
ter bescherming van de belangen van de minderjarige benadeelde partij. De minderjarige
[benadeelde partij 1] en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen daardoor slechts met toestemming van de
kantonrechter over het vermogen van de minderjarige op deze spaarrekening beschikken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort
gezegd: openlijke geweldpleging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde
partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Mr. J.N. Rensen heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een vordering tot schadevergoeding van € 112.385,00 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit materiële en immateriële schade, die hij als gevolg van de onder parketnummer 09/048806-24 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit:
  • eigen risico € 385,00
  • immateriële schade € 12.000,00
  • verhoging immateriële schade € 100.000,00
Op de zitting heeft mr. Rensen de vordering toegelicht. Zij heeft verzocht de post “verhoging immateriële schade” ad € 100.000,00 niet-ontvankelijk te verklaren, nu er nog geen zicht is op een eindtoestand en de post op dit moment nog onvoldoende is onderbouwd.
7.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering ten aanzien van de materiële schade ad € 385,00. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en een lager bedrag toe te kennen. Dit alles vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en het bepalen van hoofdelijkheid. Voor het overige moet de vordering volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman betwist de post “eigen risico” ad € 385,00. Duidelijk is dat er behandelingen zijn verricht, maar het rechtstreekse verband tussen het ten laste gelegde en het genoemde letsel (en daardoor ontstane schade in de zin van het eigen risico) is onvoldoende aangetoond. Aangever is de dag voor dit incident betrokken geweest bij een opstootje waarbij gevochten is (naar eigen zeggen). Daarbij zou ook letsel zijn ontstaan. Voor vergoeding moet wel vaststaan dat dit letsel door de verdachte is gekomen en dat wordt uitdrukkelijk betwist; de vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd, aldus de raadsman.
Wat betreft de immateriële schade worden de gestelde psychische problemen door de raadsman betwist, nu deze niet zijn onderbouwd. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de stelling dat behandeling op dit moment geen prioriteit heeft verder niet is onderbouwd en ook niet overtuigend is. De raadsman heeft verzocht het gevorderde bedrag te matigen tot een bedrag van € 300,00, nu hij uitgaat van een enkelvoudige mishandeling. Meer subsidiair kan een bedrag van € 1.000,00 worden toegewezen.
De gevorderde € 100.000,00 beschouwt de raadsman als niet gevorderd en ingetrokken ter zitting, zodat de rechtbank daar geen beslissing op hoeft te nemen.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder parketnummer 09/048806-24 onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten [kort gezegd: de eendaadse samenloop van mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Uit bijlage II bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde partij op 10 februari 2024 naar het ziekenhuis is geweest en daar is onderzocht. Verder blijkt uit bijlage III dat de zorgverlener van de benadeelde partij een declaratie van het eigen risico heeft ingediend ad € 385,00 voor ziekenhuiszorg/medisch specialistische zorg met als datum 10 februari 2024. Deze schadepost zal dan ook worden toegewezen.
Voor wat betreft de immateriële schade komt de rechtbank vergoeding van een bedrag van
€ 1.000,00 billijk voor. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag, gelet op de onderbouwing van de vordering en bedragen die in soortgelijke gevallen als vergoeding worden toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de schadepost “verhoging immateriële schade” ad € 100.000,00, zoals door de raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. Rensen, is verzocht en door de officier van justitie is gevorderd, niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.385,00.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor het overige.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend
samen met een medeverdachte heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre
jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: de eendaadse samenloop van mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 282, 285, 300, 311 en 350 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 15/162934-23 feit 2 en onder parketnummer 09/048806-24 feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 15/162934-23 feiten 1, 3 en 4 en de onder parketnummer 09/048806-24 feiten 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
314 (driehonderdveertien) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het (jeugd)reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en zich meldt bij de (jeugd)reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de (jeugd)reclasseringsinstelling dit in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan hulpverlening en behandeling van Inforsa of een soortgelijke instantie;
  • meewerkt aan Straatkracht;
  • meewerkt aan begeleiding door een coach of mentor van R&B Back on Track of een soortgelijke instelling;
  • volgens rooster school en stage volgt;
  • meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
  • meewerkt aan verdere hulpverlening die de Jeugdreclassering nodig acht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
o [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] ,
o [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] ,
De benadeelde partijen:
o [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] (met uitzondering van mediation);
o [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] .
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 284 (tweehonderdvierentachtig) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden
schade tot een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), voor de immateriële schade,
en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] ,
voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachte(n) is betaald, de veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden
begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort
op een ten behoeve van [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , te openen spaarrekening met
een BEM-clausule.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de
medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot
betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 1.385,00 (zegge: dertienhonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,00 voor de materiële en € 1.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.385,00 (zegge: dertienhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Voorlopige hechtenis
Heft op de reeds geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde in de zaken met parketnummers 15/162934-23 en 09/048806-24.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.D. de Jong, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. N. Cuvelier, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2025.