ECLI:NL:RBNHO:2025:11361

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/333428 / FA RK 22-5119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om uitbreiding omgangsregeling en gezamenlijk gezag in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een vader en een moeder over de omgangsregeling en het gezag over hun minderjarige kind. De vader had verzocht om de omgangsregeling uit te breiden en om gezamenlijk gezag te verkrijgen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de omgangsregeling uit te breiden afgewezen en heeft in plaats daarvan een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader en het kind elke eerste zaterdag van de maand omgang hebben, en waarbij er elke dinsdag en donderdag contact is via videobellen. De rechtbank overweegt dat de vader voorspelbaar en betrouwbaar moet zijn voor het kind voordat de omgang kan worden uitgebreid. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader, stellende dat de voorgestelde omgangsregeling niet in het belang van het kind is en dat de vader zijn afspraken niet nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader gezondheidsproblemen heeft en dat hij regelmatig afspraken niet nakomt, wat leidt tot teleurstellingen voor het kind. De rechtbank heeft ook de informatieregeling tussen de ouders vastgesteld, waarbij de moeder de vader eens per twee weken via WhatsApp informeert over de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat de onvoorspelbaarheid van de vader een risico vormt voor het kind. De uitspraak benadrukt het belang van voorspelbaarheid en betrouwbaarheid in de omgangsregeling voor het welzijn van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag, omgang, informatieregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/333428 / FA RK 22-5119
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 september 2025
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N. Bevelander, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T.J.J.M. Wijngaard, kantoorhoudende te Haarlem,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [de minderjarige] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de vader ingekomen op 24 oktober 2022;
- het proces-verbaal van deze rechtbank van 15 februari november 2023;
- het e-mailbericht van Het Centrum voor Jeugd en Gezin Kennemerland (hierna: CJG) van 27 september 2023;
- het e-mailbericht van het CJG van 10 juli 2024;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 27 januari 2025;
- de brief van de advocaat van de moeder van 28 februari 2025;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 4 maart 2025;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 4 april 2025;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 4 april 2025.
1.2.
De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 augustus 2025 in aanwezigheid de moeder bijgestaan door mr. T.J.J.M. Wijngaard en een tolk in de Portugese taal en namens de vader mr. N. Bevelander. Ook was op de zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). De vader was – ondanks naar behoren te zijn opgeroepen – in verband met zijn gezondheid niet op de zitting aanwezig.
Door de advocaat van de moeder is op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van 2019 tot februari 2021 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
De vader heeft gelijktijdig met onderhavige verzoeken een verzoekschrift provisionele voorziening betreffende het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling en informatieregeling ingediend. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder zaaknummer C/15/333426 / FA RK 22-5117.
2.4.
In voornoemde zaak is bij beschikking van 1 maart 2023 de volgende voorlopige omgangregeling vastgesteld:
- [de minderjarige] en de vader hebben de eerste twee weken tweemaal per week een begeleid omgangsmoment met elkaar gedurende één uur per keer;
- de omgang tussen [de minderjarige] en de vader dient daarna in overleg met de betrokken professionele omgangsbegeleiding verder te worden uitgebreid, waarbij in ieder geval op korte termijn wordt toegewerkt naar twee keer per week begeleide omgang gedurende twee uur.
Daarnaast heeft de rechtbank in deze beschikking een voorlopige informatieregeling bepaald waarbij de moeder de vader eenmaal per twee weken middels WhatsApp informeert over aangelegenheden betreffende [de minderjarige] , waaronder zijn ontwikkeling, school/opvang, vrije tijdsbesteding en medische aangelegenheden.

3.Het verzoek

gezag
3.1.
De vader verzoekt te bepalen dat hij mede zal worden belast met het gezag over [de minderjarige] .
omgangsregeling
3.2.
Daarnaast verzoekt de vader een omgangsregeling vast te stellen tussen [de minderjarige] en hem waarbij de omgang van twee keer per week twee uur stapsgewijs wordt uitgebreid naar:
- twee keer per week vier uur voor een periode van drie weken;
- daarna eenmaal per week een hele dag, bijvoorbeeld van 11.00 uur tot 18.00
uur voor een periode van drie weken;
- vervolgens de ene week een dag van 11.00 uur tot 18.00 uur en de andere week
van zaterdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur voor een periode van drie weken;
- aansluitend de ene week een dag van 11.00 uur tot 18.00 uur en de andere week
van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
Ook verzoekt de vader te bepalen dat de vader twee keer per week kan videobellen met [de minderjarige] en dat [de minderjarige] de helft van alle (school)vakanties en feestdagen bij hem verblijft.
3.3.
Verder verzoekt de vader een informatie- en consultatieregeling vast te stellen waarbij de moeder de vader één keer per twee weken via WhatsApp op de hoogte stelt van het wel en wee van [de minderjarige] .

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en zij heeft de rechtbank verzocht een beperktere omgangsregeling vast te stellen waarbij:
- [de minderjarige] elke eerste zaterdag van de maand van 13.00 uur tot 15.00 uur omgang heeft met de vader;
- [de minderjarige] elke dinsdag en donderdag tussen 18.00 uur en 18.30 uur via videobellen contact heeft met de vader.
4.2.
De moeder is van mening dat de verzoeken van de vader ten aanzien van het gezag en de omgangsregeling moeten worden afgewezen. Daartoe heeft zij – kort samengevat – betoogd dat de door de vader voorgestelde omgangsregeling niet in het belang is van [de minderjarige] en niet haalbaar is voor de vader. Sinds december 2024 is de vader de omgangsregeling in totaal vier keer nagekomen. De andere omgangsmomenten is de vader niet nagekomen, waardoor de moeder en [de minderjarige] vaak tevergeefs op [plaats] Centraal Station op de vader stonden te wachten. [de minderjarige] wordt hierdoor teleurgesteld en hij vertrouwt zijn vader niet meer. Volgens de moeder is de kans groter dat de vader de door haar verzochte omgangsregeling nakomt, waardoor het vertrouwen van [de minderjarige] in de vader weer kan groeien. Verder stelt de moeder dat de vader op dit moment de zorg die [de minderjarige] nodig heeft niet kan bieden. De moeder hoopt dat de relatie tussen [de minderjarige] en de vader in de toekomst beter wordt, maar dan moet de vader wel zijn afspraken nakomen.
Ook verzoekt de moeder het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat de vader onvoorspelbaar is. De moeder heeft er bij de aanvraag van het paspoort van [de minderjarige] zes maanden over gedaan om toestemming te krijgen van de vader.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank heeft in onderhavige bodemprocedure partijen bij proces-verbaal van de zitting van 15 augustus 2023 in het kader van het Uniform Hulpaanbod (hierna: UHA) doorverwezen naar het lokale team van de gemeente, om een hulptraject te doorlopen met de doelen: “oudercommunicatie”, “omgangsbegeleiding”, “psycho-eductie” en “blokkades bij ouders”.
5.2.
Het CJG heeft op 10 juli 2024 de rechtbank bericht dat de hulpverleningstrajecten die waren gestart vanuit UHA niet langer worden voortgezet. Het wijkteam heeft een terugmeldverzoek gedaan naar de Raad, omdat het traject vervroegd is afgesloten nadat de hulpverlening niet is geslaagd. De Raad is een onderzoek gestart.
5.3.
De Raad heeft onderzoek verricht en op 27 januari 2025 een rapport uitgebracht.
5.4.
Tijdens de zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat het realistischer lijkt voor de vader om een omgangsregeling na te komen waarbij hij één keer per maand op zaterdag omgang heeft met [de minderjarige] . De vader heeft al lange tijd moeite met het nakomen van afspraken en de sleutel voor een uitbreiding van de omgangsregeling ligt in zijn handen. De vader moet aangeven welke omgangsregeling, gelet op zijn gezondheid, haalbaar is en hij zal deze omgangsregeling vervolgens ook moeten nakomen. Daarbij adviseert de Raad partijen om hulpverlening via het CJG in te schakelen. Nu de vader niet wilde meewerken met het CJG en het Ouder Kind Team, is het op dit moment lastig om de omgang uit te breiden. Volgens de Raad is het, gelet op de gezondheid van de vader, nu niet realistisch om de omgangsregeling op te bouwen naar een weekendregeling. De Raad vindt het zorgelijk dat [de minderjarige] teleurgesteld raakt in de vader en het is belangrijk voor [de minderjarige] dat er succesvolle ervaringen met zijn vader komen. Dat houdt [de minderjarige] gemotiveerd om een band met zijn vader op te bouwen. Daarbij merkt de Raad op dat het in het belang van [de minderjarige] is dat er ook een plan komt voor omgang tussen de familie van vaderszijde en [de minderjarige] . Tot slot complimenteert de Raad de moeder met het feit dat zij nog steeds wekelijks op zaterdag met [de minderjarige] naar [plaats] Centraal Station gaat en de omgang tussen [de minderjarige] en de vader stimuleert.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
bevoegdheid en toepasselijk recht
5.6.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de moeder de Braziliaanse nationaliteit bezit, de vader de Nederlandse nationaliteit en [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit.
Het verzoek betreft een geschil over de omgangsregeling, de informatieregeling en het gezag en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II ter).
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
gezag
5.7.
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.8.
Gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in staat zijn tot enige vorm van communicatie met elkaar en dat zij beslissingen van enig belang over [de minderjarige] in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond [de minderjarige] kunnen voordoen.
5.9.
Gebleken is dat de moeder vrijwel de gehele zorg en opvoeding voor [de minderjarige] draagt. Daarnaast constateert de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken dat de vader gezondheidsproblemen heeft en dat hij al lange tijd regelmatig de afspraken met zowel de moeder (en [de minderjarige] ) als met hulpverleners niet nakomt. Door de onvoorspelbaarheid van de vader bestaat het risico dat zodra hij mede wordt belast met het gezag de beslissingen over [de minderjarige] , bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. De moeder loopt momenteel al tegen praktische problemen op, zoals bij de aanvraag van het paspoort van [de minderjarige] of toestemming voor een buitenlandse vakantie. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het op dit moment anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk om het verzoek van de vader om hem mede te belasten met het gezag af te wijzen.
Omgangsregeling
5.10.
Gelet op de stukken en wat tijdens de zitting is besproken neemt de rechtbank aan dat de moeder en [de minderjarige] regelmatig onnodig op [plaats] Centraal Station op de vader hebben moeten wachten omdat hij toch niet kon komen en dat [de minderjarige] daardoor werd teleurgesteld, zoals gesteld door de moeder. Hetgeen namens de vader tijdens de zitting naar voren is gebracht over dat hij altijd een alternatief voorstelde wanneer hij door zijn hartproblemen niet naar [plaats] Centraal Station kon komen, heeft die teleurstellingen niet kunnen voorkomen. De rechtbank overweegt dan ook dat voordat de omgang tussen [de minderjarige] en de vader kan worden uitgebreid, het noodzakelijk is dat de vader voorspelbaar en betrouwbaar wordt voor [de minderjarige] . [de minderjarige] moet erop kunnen vertrouwen dat de vader zijn afspraken nakomt. Daarbij is het ook in het belang van [de minderjarige] dat de vader geen beloftes maakt die hij niet kan nakomen en dat de vader tijdens de omgangsmomenten zijn volledige aandacht heeft voor [de minderjarige] .
De rechtbank acht het – met de Raad – op dit moment in het belang van [de minderjarige] om een omgangsregeling vast te leggen in een frequentie en met een aanvangstijd zoals verzocht door de moeder. Ter zitting is besproken dat het niet verstandig is om een eindtijd vast te stellen, omdat het wenselijk is om per omgangsmoment te kunnen aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de vader en [de minderjarige] . De ene keer kan de omgang dan wat langer duren en de andere keer wat korter. Verder constateert de rechter dat [de minderjarige] wekelijks op dinsdag en donderdag tussen 18.00 uur en 18.30 uur via videobellen contact heeft met de vader en dat dit naar tevredenheid verloopt. De rechtbank zal dit vastleggen.
5.11.
Tot slot wijst de rechtbank het verzoek van de vader af om een vakantieregeling vast te stellen waarbij de vakanties bij helfte tussen de ouders worden verdeeld. Naast hetgeen hierboven is overwogen over dat de vader eerst voorspelbaar moet worden voor [de minderjarige] de omgang, is tijdens de zitting gebleken dat [de minderjarige] nog niet eerder bij de vader heeft overnacht. Een vakantieregeling zoals verzocht door de vader acht de rechtbank dan ook niet in het belang van [de minderjarige] .
Informatieregeling
5.12.
De moeder heeft tijdens de zitting ingestemd met de door de vader verzochte informatieregeling waarbij zij de vader eens per twee weken via WhatsApp informeert over de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige] . De rechtbank zal in het dictum beslissen op de wijze zoals door partijen aangegeven, nu niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] :
- [de minderjarige] heeft elke eerste zaterdag van de maand vanaf 13.00 uur omgang met de vader, waarbij de vader [de minderjarige] brengt en haalt van [plaats] Centraal Station;
- [de minderjarige] heeft elke dinsdag en donderdag tussen 18.00 uur en 18.30 uur via videobellen contact met de vader;
6.2.
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per twee weken via WhatsApp informeert over de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige] ;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Vogel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.