ECLI:NL:RBNHO:2025:1135

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
11474265 KG EXPL 25-2
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ontruiming van de woning wegens overlast en afwijzing van betaling van huurpenningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) en De VAO-Bewind B.V. (hierna: de bewindvoerder). Woonwaard vorderde de ontruiming van een woning die door [naam] werd gehuurd, vanwege ernstige overlast en vervuiling. De huurder, [naam], had sinds 2018 regelmatig klachten van omwonenden veroorzaakt, waaronder agressief gedrag en ernstige vervuiling van de woning. Ondanks herhaalde verzoeken om zijn gedrag aan te passen, bleef de overlast bestaan. Woonwaard had eerder geprobeerd om de situatie via het Veiligheidshuis te verbeteren, maar zonder succes. Uiteindelijk besloot Woonwaard om een ontruimingsprocedure te starten. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van [naam], verantwoordelijk was voor de ontruiming. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, omdat de overlast zo ernstig was dat het in hoge mate waarschijnlijk was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De vordering tot betaling van huurpenningen werd afgewezen, omdat de bewindvoerder had aangegeven de huur tijdig te blijven betalen. De kantonrechter veroordeelde de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten en stelde een termijn voor de ontruiming van de woning.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11474265 \ KG EXPL 25-2
Vonnis in kort geding van 12 februari 2025
in de zaak van
STICHTING WOONWAARD NOORD-KENNEMERLAND,
te [plaats 2] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonwaard,
gemachtigde: mr. M.J. Dekker,
tegen
DE VAO-BEWIND B.V.
handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan [naam] (hierna: [naam] ),
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. J.W. Hijnen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de producties van Woonwaard,
- de mondelinge behandeling van 29 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De uitgangspunten

2.1.
[naam] huurt sinds 16 februari 2018 van Woonwaard een woning aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van toepassing verklaard.
2.2.
Vanaf 2018 krijgt Woonwaard regelmatig klachten van omwonenden over [naam] . Woonwaard heeft [naam] vervolgens meermaals per brief verzocht om zijn gedrag aan te passen.
2.3.
Sinds 2018 neemt Woonwaard maandelijks deel aan de zogenaamde 1%-PGA overleggen van het Veiligheidshuis, waarin ook [naam] wordt besproken. Deze overleggen bestaan uit een intensieve persoonsgerichte aanpak voor complexe casuïstiek en hebben tot doel om de situatie van [naam] te verbeteren.
2.4.
Woonwaard heeft meermaals op het punt gestaan om een ontruimingsprocedure te starten, maar is telkens door het Veiligheidshuis verzocht om dat niet te doen.
2.5.
Eind 2023 krijgt Woonwaard signalen dat de situatie van [naam] achteruit gaat. Uit een bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie op 19 maart 2024 de woning is binnengetreden. De woning blijkt ernstig vervuild en bezaaid met menselijke ontlasting.
2.6.
Na ontvangst van de bestuurlijke rapportage besluit Woonwaard over te gaan tot een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Nadat Woonwaard dit besluit aan het Veiligheidshuis mededeelt, staat er een derde partij op die een laatste poging wil wagen om [naam] op het goede spoor te zetten. Ook deze inzet blijkt tevergeefs.
2.7.
Op 21 november 2024 ontvangt Woonwaard een melding van ernstige overlast veroorzaakt door [naam] . Naar aanleiding van deze klacht voert Woonwaard een buurtonderzoek uit. Daaruit blijkt dat meerdere omwonenden ernstige overlast van [naam] ervaren.
2.8.
Woonwaard heeft [naam] vervolgens in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf op te zeggen, maar daar is hij niet op ingegaan.

3.Het geschil

3.1.
Woonwaard vordert samengevat:
I. de bewindvoerder op straffe van een dwangsom te veroordelen om de woning te ontruimen;
II. de bewindvoerder te veroordelen tot betaling aan Woonwaard van een bedrag € 428,24 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd met ingang van 1 februari 2025,
III. de bewindvoerder te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Woonwaard legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [naam] heeft zich door de jaren heen niet als goed huurder gedragen. Ondanks alle inspanningen van Woonwaard blijven de klachten over [naam] bestaan. Zo heeft hij agressief en bedreigend gedrag getoond tegen een medewerker van Woonwaard en tegen omwonenden. Verder blijft hij zijn woning en de algemene ruimtes ernstig vervuilen en zorgt hij structureel voor ernstige overlast. Bovendien zijn er aanwijzingen waaruit blijkt dat [naam] de woning in gebruik heeft gegeven aan een vriend, wat in strijd is met de bepalingen uit de huurovereenkomst.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer tegen de vorderingen. De bewindvoerder concludeert primair tot niet-ontvankelijk verklaring van Woonwaard, en subsidiair tot afwijzing van de vorderingen. Tot slot verzoekt de bewindvoerder de proceskosten te compenseren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang
4.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen.
4.2.
Woonwaard heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Dat [naam] op dit moment in detentie verblijft en daardoor geen overlast veroorzaakt, neemt dat spoedeisend belang niet weg. Het is immers onzeker wanneer de detentie van [naam] eindigt en hij weer zal terugkeren naar de woning. Bovendien lijkt er op dit moment -zonder toestemming van Woonwaard- een derde in de woning te verblijven. Woonwaard is ontvankelijk in haar vordering.
ontruiming
4.3.
Over de gevorderde ontruiming stelt de kantonrechter voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Daarom kan in kort geding een vordering tot ontruiming alleen worden toegewezen als in hoge mate waarschijnlijk is dat de kantonrechter in een eventuele bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.4.
Allereerst voert de bewindvoerder aan dat ontruiming van een woning niet onder haar takenpakket valt, en dat zij daarom niet daartoe kan worden veroordeeld. Dit acht de kantonrechter onjuist. De bewindvoerder treedt in deze zaak op als wettelijk vertegenwoordiger van [naam] . Vorderingen die de vermogenspositie van [naam] betreffen, bijvoorbeeld over de huurovereenkomst, moeten daarom tegen de bewindvoerder worden ingesteld. Dat een bewindvoerder een ontruiming niet zelf feitelijk hoeft uit te voeren, maakt dat niet anders. Overigens is het de bewindvoerder die, zo nodig, een ontruimingsbedrijf opdracht kan geven de woning te ontruimen.
4.5.
De bewindvoerder heeft de gestelde overlast niet betwist. De kantonrechter is van oordeel dat de door [naam] veroorzaakte overlast een inbreuk vormt op zijn verplichtingen als goed huurder en dat die overlast zo ernstig is dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat een bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De vordering tot ontruiming van de woning zal dan ook worden toegewezen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.6.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat er sinds 2018 regelmatig door omwonenden wordt geklaagd over overlast die wordt veroorzaakt door [naam] . Omwonenden geven daarbij aan zich onveilig te voelen. De klachten bestaan onder andere uit geluids- en stankoverlast, het plaatsen van spullen in de gemeenschappelijke ruimte, ernstige vervuiling van de woning en agressief en bedreigend gedrag richting personeel van Woonwaard en omwonenden. Blijkens een rapportage van de wijkagent is [naam] een tijdbom, schuwt hij geen geweld en is zijn boosheid met name gericht tegen de buren. Ondanks meerdere sommatiebrieven, de inspanningen van Woonwaard en haar deelname aan de overleggen in het Veiligheidshuis, is de situatie niet verbeterd en is de overlast blijven bestaan. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat [naam] een derde persoon de toegang tot de woning heeft verstrekt en dat deze persoon nu in de woning verblijft. Ondanks de verplichting daartoe is hiervoor geen toestemming aan Woonwaard gevraagd. Er is geen aanknopingspunt dat de toestand in en rond de woning op termijn zal verbeteren.
dwangsom
4.7.
De gevorderde dwangsom wijst de kantonrechter af. Met de veroordeling tot ontruiming heeft Woonwaard al een titel om met de deurwaarder tot een gedwongen ontruiming over te gaan als de bewindvoerder dat niet vrijwillig doet.
betaling huurprijs
4.8.
De gevorderde veroordeling tot betaling van de huurpenningen tot de woning is ontruimd, wijst de kantonrechter ook af. Woonwaard stelt dat de huurprijs -zodra een ontruiming is aangezegd- vaak niet meer door de huurder wordt voldaan. De bewindvoerder voert aan dat zij de huurprijs namens [naam] altijd tijdig heeft voldaan en dat zij dit tot de ontruiming zal voortzetten. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de toezegging van de bewindvoerder in twijfel te trekken. Bovendien is niet gebleken dat het beschermingsbewind in de nabije toekomst zal worden opgeheven.
proceskosten
4.9.
Omdat de bewindvoerder grotendeels in het ongelijk is gesteld ziet de kantonrechter geen aanleiding om de proceskosten te compenseren. De bewindvoerder zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van Woonwaard worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,48
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
957,48

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] [plaats 2] te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten, met alle daarin van haar, althans van [naam] , de zijnen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd, onder afgifte van alle sleutels aan Woonwaard,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 957,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
MKI/JG