ECLI:NL:RBNHO:2025:11336

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
11497071 BM VERZ 25-353 SZ
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens verkwisting en financieel misbruik

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van een bewind. Het verzoek tot opheffing is ingediend door betrokkene, die stelt dat er geen sprake meer is van problematische schulden en dat hij in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Betrokkene heeft in het verleden zelf het beheer over een rekening gevoerd en heeft gespaard. Echter, de bewindvoerders hebben verweer gevoerd en wijzen op recent financieel misbruik door betrokkene, die grote bedragen contant aan een vriend geeft. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel er geen problematische schulden meer zijn, er nog steeds sprake is van verkwisting. Betrokkene erkent dat hij regelmatig contact heeft met de vriend en grote bedragen aan hem geeft, zonder een duidelijke verklaring voor deze uitgaven. De kantonrechter concludeert dat betrokkene beschermd moet worden tegen financieel misbruik en wijst het verzoek tot opheffing van het bewind af. De beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer : 11497071 BM VERZ 25-353 SZ
dossiernummer : [BM]
datum :

beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind

op verzoek van:

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres],
hierna te noemen: betrokkene,
met als bewindvoerders:
[bewindvoerder 1],
[adres] en
[bewindvoerder 2],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna te noemen: bewindvoerders.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 10 januari 2025;
- de schriftelijke reactie van [bewindvoerder 1], ontvangen op 10 februari 2025;
- de schriftelijke reactie van [dochter van betrokkene], ontvangen op 10 februari 2025;
- de schriftelijke reactie van [bewindvoerder 2], ontvangen op 13 maart 2025;
- de reactie van betrokkene, ontvangen op 1 mei 2025.
Het verzoek is mondeling behandeld op 31 juli 2025.

beoordeling

Bij beschikking van 25 juli 2016 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkene wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Betrokkene vraagt om opheffing van het bewind. Hij voert aan dat er al jaren geen sprake meer is van problematische schulden. Er is genoeg inkomen om ruim van te leven. Betrokkene is in staat om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Zo heeft hij geruime tijd zelf het beheer over een rekening gehad en regelde hij veel zaken met betrekking tot vastgoed zelf. Ook van verkwisting is geen sprake. Betrokkene erkent dat hij veel geld aan een vriend geeft, maar doet dit omdat hij een schuld bij hem heeft. Betrokkene voelt zich verantwoordelijk voor het ontstaan van schade voor deze vriend.
De bewindvoerders voeren verweer tegen het verzoek. De afgelopen jaren ging het goed met betrokkene. Hij beheerde een rekening zelf en bouwde veel spaargeld op. Echter, eerdergenoemde vriend van betrokkene is opnieuw in beeld gekomen en sindsdien is er weer sprake van verkwisting. Betrokkene nam grote bedragen contant geld op en geeft dit aan de vriend. Nadat de betreffende rekening voor betrokkene is geblokkeerd, kan dit niet meer gebeuren, maar nu geeft betrokkene zijn leefgeld weg en kan hij daarna geen boodschappen meer doen. De bewindvoerders stellen dat er sprake is van financieel misbruik en maken zich grote zorgen.
De kantonrechter dient te beoordelen of de grond van het bewind nog aanwezig is. Het bewind is destijds ingesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Het klopt dat er al enige tijd geen sprake meer is van problematische schulden. Dit was ook al niet meer het geval toen de kantonrechter in 2021 uitgebreid met betrokkene en de bewindvoerders heeft gesproken over de plannen van betrokkene in het kader van diverse schenkingen aan zijn kinderen. In dat gesprek is ook aan de orde gekomen of het bewind nog nodig was. Betrokkene heeft toen aangegeven dat hij geen geld meer zou geven aan de vriend en dat er geen contact meer met hem was. Hij heeft toen wel aangegeven het bewind in stand te willen houden. In onderhavig verzoek tot opheffing van het bewind erkent betrokkene dat hij weer regelmatig contact heeft met de vriend en dat hij grote bedragen contant aan hem geeft. Op de vraag van de kantonrechter wanneer daar een einde aan komt, met andere woorden wat de vermeende schuld aan de vriend nog is, kan betrokkene geen antwoord geven. Ook kan hij niet verklaren waarom het geld contant wordt overhandigd. Hij wil de vrijheid hebben geld te blijven geven aan deze vriend.
De kantonrechter overweegt dat betrokkene erkent dat uit geen enkel stuk blijkt dat er sprake is van een schuld aan de vriend. De verklaring die betrokkene geeft voor het bestaan van deze schuld is onsamenhangend en als er al sprake zou zijn geweest van een schuld of schade bij deze vriend is het aannemelijk dat deze al geruime tijd geleden is ingelost. Dit betekent dat er naar het oordeel van de kantonrechter sprake is van verkwisting en dat betrokkene beschermd dient te worden tegen dit financieel misbruik. Gelet op voorgaande zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.