ECLI:NL:RBNHO:2025:11333

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
15-359190-24 en 15-348354-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens autodiefstallen en rijden onder invloed

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere autodiefstallen, vernielingen en rijden onder invloed van cocaïne. De verdachte heeft in een periode van vier maanden zeven autodiefstallen gepleegd, twee auto’s vernield, het dakluik van een arrestantenbus beschadigd en heeft geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 514 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor enkele feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte voor de meeste feiten schuldig bevonden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [benadeelde 4]. De rechtbank heeft de verdachte ook een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opgelegd voor de duur van 22 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-359190-24 en 15-348354-24 (P)
Uitspraakdatum: 9 september 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Ad van Emmenesstraat 24, 2553 NP 's-Gravenhage,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De zaak met parketnummer 15-35910-24 wordt hierna aangeduid als zaak A. De zaak met parketnummer 15-348354-24 wordt hierna aangeduid als zaak B.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Kubbinga, en van wat de verdachte en zijn raadvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Zaak A
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 6 november 2024 tot en met 11 mei 2025, meermalen auto’s heeft gestolen dan wel heeft verduisterd, vernielingen heeft gepleegd, heeft gereden onder invloed van cocaïne, heeft gereden terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een ademanalyse en een bloedonderzoek.
Zaak B
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 22 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024, meermalen auto’s en een kentekenplaat heeft gestolen dan wel heeft verduisterd en heeft gereden terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de in zaak A onder 11 en in zaak B onder 5 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat wat de officier van justitie betreft ten aanzien van de in zaak A onder 2, 3, 8, 9 en in zaak B onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten telkens sprake is van diefstal en niet van verduistering.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de in zaak A onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 8 primair, 9 primair, 11 en 12 ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder 2 subsidiair, 8 subsidiair, 9 subsidiair en 10 ten laste gelegde feiten.
Daarnaast heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit van de in zaak B onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraken
Zaak A feit 11 een zaak B feit 5De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat de verdachte in zaak A onder feit 11 en in zaak B onder feit 5 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat hoewel de verdachte bekend heeft op enig moment met een ingevorderd rijbewijs te hebben gereden, uit het dossier onvoldoende blijkt op welk moment het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd.
Zaak A feit 10 i) en iii)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat de verdachte in zaak A onder feit 10 i) en iii) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet blijkt dat de hoeveelheid cocaïne die geconstateerd is door middel van het bloedonderzoek in de middag van 7 november 2024 om 12:25 uur, ook al in de avond van 6 november 2024 aanwezig was en ook nog aanwezig was in de avond van 7 november 2024 om 23:00 uur.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaak A onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8 primair, 9 primair, 10 en 12 en in zaak B onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Bewijsmotivering
Ten aanzien van de in zaak A onder 1, 2 primair, 3 primair, 8 primair, 9 primair en in zaak B onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 22 oktober 2024 tot en met 24 januari 2025 meermaals schuldig heeft gemaakt aan het zich wederrechtelijk toe-eigenen van auto’s, dan wel het verduisteren van deze auto’s.
Bij de vraag of sprake is van verduistering of diefstal is van belang welke intentie de verdachte had op het moment dat hij de auto’s onder zich kreeg. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij telkens aan de proefritten begon met het vooropgezette plan om er met de auto vandoor te gaan. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij de auto van [benadeelde 1] (zaak A, feit 3) heeft meegenomen zonder intentie om deze terug te brengen. Zijn voornemen was met andere woorden van meet af aan gericht op toe-eigening van de voertuigen zonder instemming van de rechthebbenden. De rechtbank verbindt hieraan de conclusie dat de wegnemingshandeling, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, zich telkens al voordeed op het moment dat de verdachte in de auto stapte. Daarmee komt de rechtbank tot bewezenverklaring van diefstal zoals ten laste gelegd in zaak A onder 1, 2 primair, 3 primair, 8 primair, 9 primair en in zaak B onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair en zal zij de verdachte vrijspreken van het in zaak B onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde verduistering.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak A
Feit 1hij op 6 november 2024 te Ursem, gemeente Alkmaar, een personenauto BMW M3 (voorzien van kenteken [kenteken 1]), die aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2primair
hij op 6 november 2024 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, een personenauto Audi A3 (voorzien van kenteken [kenteken 2]), die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3primair
hij op 7 november 2024 te Alkmaar, een personenauto Opel Corsa (voorzien van kenteken [kenteken 3]) en een Apple iPhone 14, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4hij op 7 november 2024 te Blokker, gemeente Hoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (voorzien van kenteken [kenteken 4]), die aan de Politie toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt ;
Feit 5hij op 7 november 2024 te Blokker, gemeente Hoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Audi A3 (voorzien van kenteken [kenteken 2]), die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Feit 6hij op 7 november 2024 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk het dakluik van de arrestantenbus (voorzien van kenteken [kenteken 5]), die aan Politiebureau Hoorn toebehoorde, heeft vernield en/of onbruikbaar gemaakt;
Feit 7hij op 20 januari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, een personenauto Citroën C2 (voorzien van kenteken [kenteken 6]), die aan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 8primair
hij op 22 januari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, een personenauto BMW type 3 (voorzien van kenteken [kenteken 7]), die aan [benadeelde 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 9
primairhij op 24 januari 2025 te Beverwijk, een personenauto Opel Corsa (voorzien van kenteken [kenteken 8]), die aan [benadeelde 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 10hij op 7 november 2024 te Wormerveer, Gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig, te weten een Audi A3 [[kenteken 2]] dat voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Feit 12hij op 11 mei 2025 te Alkmaar, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Zaak B
Feit 1subsidiairhij omstreeks 22 oktober 2024 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, een personenauto, die aan [benadeelde 8] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
hij in de periode van 22 oktober 2024 tot en met 23 oktober 2024 te Alkmaar meerdere kentekenplaten, die aan [benadeelde 9] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
subsidiairhij op 23 oktober 2024 te Joure, gemeente De Fryske Marren, een personenauto, die aan [benadeelde 10] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4subsidiairhij op 31 oktober 2024 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, een personenauto, die aan [benadeelde 11] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A feit 1, 2 primair, 3 primair, 7, 8 primair, 9 primair en zaak B feit 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair:
telkens, diefstal;
Zaak A feit 4 en 5:
eendaadse samenloop van telkens, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken;
Zaak A feit 6:
telkens, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of onbruikbaar maken;
Zaak A feit 10:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Zaak A feit 12:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde ontbreekt. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel moeten de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden. De officier van justitie heeft de gevangenneming van de verdachte gevorderd voor de in zaak A onder 7, 8 en 9 en zaak B onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, met het oog op het hoge recidivegevaar. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd voor de duur van tweeëntwintig maanden, met aftrek van de tijd dat de bevoegdheid reeds is ontzegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, hem een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en hem voor het overige een voorwaardelijke straf op te leggen met de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de klinische opname.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer vier maanden schuldig gemaakt aan een hele reeks van strafbare feiten. Tot zeven keer toe heeft hij een auto gestolen. Ook heeft hij de auto van zijn vriendin gestolen en de auto en telefoon gestolen van een klant voor wie hij heeft gewerkt. Verder heeft de verdachte tijdens een van de ritten in een gestolen auto, ingereden op een politieauto, met schade aan beide auto’s als gevolg. Daarnaast heeft hij het dakluik van een arrestantenbus van de politie vernield. Tot slot heeft de verdachte gereden onder invloed van cocaïne en heeft hij een bloedonderzoek geweigerd.
De verdachte heeft met deze gedragingen een groot aantal gedupeerden financiële schade toegebracht en heel veel overlast veroorzaakt. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de verdachte, in zijn vlucht voor de politie, meermaals dusdanig gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond dat de politie de achtervolging heeft moeten staken. De verdachte heeft bewust geen rekening willen houden met de nadelige financiële en ook overigens uiterst hinderlijke gevolgen van zijn gedrag voor anderen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 juli 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden meermalen wegens vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld, laatstelijk in 2020. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het door de reclassering over de verdachte uitgebracht voorlichtingsrapport van 22 mei 2025. De reclassering schat het risico op recidive en het risico op letsel in als hoog. Zij zien op meerdere gebieden risicofactoren. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandelverplichting, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontroles.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 720 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 514 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank is van oordeel dat ook een klinische opname essentieel is met het oog op het terugdringen van herhaling. De psycholoog heeft in het trajectconsult een klinische opname in beginsel weliswaar niet noodzakelijk geacht, maar gebleken is echter dat de verdachte daarna, tijdens de schorsingsperiode waarin hij ambulant werd behandeld, gerecidiveerd is. De rechtbank zal daarom ook als voorwaarde opleggen dat de verdachte klinisch wordt behandeld.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn en daarmee direct van kracht, omdat er op dit moment gelet op zijn persoonlijke omstandigheden nog ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de duur dat het rijbewijs van de verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om die verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.

8.Vordering benadeelde partijen

Vordering [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.392,02 ingediend wegens materiële schade die hij als gevolg van de in zaak A onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering genoegzaam is onderbouwd en kan worden toegewezen, maar exclusief de voor de benadeelde partij aftrekbare btw, dus tot een bedrag van € 7.762,-.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering onduidelijk is en dat uit het dossier niet blijkt dat de schade zo omvangrijk was als gesteld door de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade rechtstreeks voortvloeit uit de in zaak A onder 2 en 5 bewezenverklaarde feiten. De gestelde schade is op basis van het dossier en de overgelegde factuur voldoende onderbouwd. De enkele betwisting in algemene bewoordingen door de verdachte leidt niet tot een ander oordeel. De gevorderde btw is aftrekbaar voor de benadeelde partij en de rechtbank zal daarom dat deel van de vordering afwijzen. De vordering is daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 7.762, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2024 tot aan de dag waarop de vordering volledig is voldaan.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak A onder 5 bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
Vordering [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 725,75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 675,75 kan worden toegewezen. Op de factuur is een bedrag van € 25,- opgenomen ten aanzien van een adapter. Niet gebleken is dat deze ook is weggenomen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de vordering, voor zover deze ziet op de telefoon, niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering is onduidelijk en onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van het contante geldbedrag heeft de raadsvrouw verzocht dit deel af te wijzen, omdat het niet is opgenomen op de tenlastelegging.
Mede gelet op de betwisting van de gestelde schade aan de telefoon door de verdachte en het uitgangspunt dat in beginsel slechts de dagwaarde van de telefoon voor vergoeding in aanmerking komt, heeft de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd dat na vergoeding van een bedrag van € 328,20 door de verzekering in verband met het verlies van die telefoon niettemin nog sprake is van (verdere) schade met betrekking tot die telefoon. De benadeelde partij is daarom niet-ontvankelijk in dat deel van zijn vordering.
De schade ter grootte van het contante bedrag van € 25,- dat de benadeelde partij stelt onder dwang te hebben afgegeven aan de verdachte vloeit niet rechtstreeks voort uit het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij is daarom niet-ontvankelijk in die vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt. Die kosten worden vastgesteld op nihil.
Vordering [benadeelde 12]
De benadeelde partij [benadeelde 12] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.350,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering onduidelijk is en onvoldoende onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partij op 12 november 2024 een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend en op 7 februari 2025 per e-mailbericht een aanvulling daarop heeft gestuurd. De rechtbank leidt uit het verzoek tot schadevergoeding af dat de benadeelde partij in eerste instantie een schatting heeft gemaakt van haar geleden schade, zonder te onderbouwen hoe zij op het uiteindelijke bedrag is uitgekomen. In het e-mailbericht worden vervolgens meerdere geldbedragen genoemd, maar met onduidelijke omschrijvingen en zonder deugdelijke onderbouwing.
In het licht van de betwisting door de verdachte is de vordering dan ook niet voldoende onderbouwd en zal de rechtbank daarom bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt. Die kosten worden vastgesteld op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 55, 57, 310 en 350 Sr.
artikel 8, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak A onder 11 en zaak B onder 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zevenhonderdtwintig (720) dagen.Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vijfhonderdveertien (514) dagennietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
drie (3) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
De verdachte meldt zich binnen vijf (5) dagen na het ingaan van de proeftijd] bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN, Den Haag. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Opname in een zorginstelling
De verdachte laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
De verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
4.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5.
Dagbesteding
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
6.
Meewerken aan schuldhulpverlening
De verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
7.
Meewerken aan middelencontrole
De verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden als hiervoor genoemd onder 1 tot en met 5 en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feiten 10 en 12 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
tweeëntwintig (22) maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 7.762,-, als vergoeding voor de geleden materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 7.762,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 83 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in diens vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 12]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 12] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Wijst af de vordering tot gevangenneming voor de in zaak A onder 7, 8 en 9 en zaak B onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. D.J. Straathof en mr. A. Talmricht, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D.C. Schoenmaker, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025
Bijlage I
De tenlastelegging
Zaak A
Feit 1hij op of omstreeks 6 november 2024 te Ursem, gemeente Alkmaar, althans in Nederland, een personenauto BMW M3 (voorzien van kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2primair
hij op of omstreeks 6 november 2024 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, een personenauto Audi A3 (voorzien van kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 november 2024 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, opzettelijk personenauto Audi A3 (voorzien van kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten wegens het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 3primair
hij op of omstreeks 7 november 2024 te Alkmaar, althans in Nederland, een personenauto Opel Corsa (voorzien van kenteken [kenteken 3]) en/of een Apple iPhone 14, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op of omstreeks 7 november 2024 te Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto Opel Corsa (voorzien van kenteken [kenteken 3]) en/of een Apple iPhone 14, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten wegens een vriendendienst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 4hij op of omstreeks 7 november 2024 te Blokker, gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (voorzien van kenteken [kenteken 4]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 5hij op of omstreeks 7 november 2024 te Blokker, gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Audi A3 (voorzien van kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 6hij op of omstreeks 7 november 2024 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk het dakluik van de arrestantenbus (voorzien van kenten [kenteken 5]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politiebureau Hoorn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 7hij op of omstreeks 20 januari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, een personenauto Citroën C2 (voorzien van kenteken [kenteken 6]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 8primair
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, een personenauto BMW type 3 (voorzien van kenteken [kenteken 7]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op of omstreeks 22 januari 2025 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto BMW type 3 (voorzien van kenteken [kenteken 7]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten wegens het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 9
primairhij op of omstreeks 24 januari 2025 te Beverwijk, althans in Nederland, een personenauto Opel Corsa (voorzien van kenteken [kenteken 8]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op of omstreeks 24 januari 2025 te Beverwijk, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto Opel Corsa (voorzien van kenteken [kenteken 8]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten wegens het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
Feit 10hij op of omstreeks 6 en 7 november 2024 te
i) Ursum, Gemeente Alkmaar en/of
ii) Wormerveer, Gemeente Zaanstad en/of
iii) Alkmaar en/of
als bestuurder van meerdere voertuigenvoertuigen, te weten
ad i) een BMW M3 [[kenteken 1]] en/of
ad ii) een Audi A3 [[kenteken 2]] en/of
ad iii) een Opel Corsa [[kenteken 3]]
die voertuigen heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Feit 11Hij in de periode van 6 november 2024 tot en met 24 januari 2025 te
i) Ursum, Gemeente Alkmaar en/of
ii) Wormerveer, Gemeente Zaanstad en/of
iii) Alkmaar en/of
iv) Heerhugowaard en
v) Beverwijk en
vi) Rotterdam
als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg,
ad i) Leet, in een motorrijtuig BMW M3 [[kenteken 1]] en/of
ad ii) Kikkertweg, in een motorrijtuig Audi A3 [[kenteken 2]] en/of
ad iii) Burgemeester W. Kooijmanstraat, in een motorrijtuig Opel Corsa [[kenteken 3]] en/of
ad iv) Parelhof, Citroën Cs [[kenteken 6]] en/of Nijverheidsstraat, in een motorrijtuig BMW 3 serie [[kenteken 7]] en/of
ad v) Flevoland, in een motorrijtuig Opel Corsa [[kenteken 8]] en/of
ad vi) Karel Doormanstraat, in een motorrijtuig Opel Corsa [[kenteken 8]]
steeds van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd;
Feit 12hij op 11 mei 2025 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
en
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Zaak B
Feit 1primair
hij op of omstreeks 22 oktober 2024 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard opzettelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper en/of ten behoeve van het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiairhij op of omstreeks 22 oktober 2024 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2024 tot en met 23 oktober 2024 te Alkmaar één of meerdere kentekenplaten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2024 te Joure, gemeente De Fryske Marren opzettelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper en/of ten behoeve van het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiairhij op of omstreeks 23 oktober 2024 te Joure, gemeente De Fryske Marren een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 10], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4primair
hij op of omstreeks 31 oktober 2024 te Velsen-Noord, gemeente Velsen opzettelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper en/of ten behoeve van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiairhij op of omstreeks 31 oktober 2024 te Velsen-Noord, gemeente Velsen een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 11], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024 te a) Heerhugowaard en/of b) Alkmaar en/of c) Joure en/of d) Velsen-Noord, althans in Nederland telkens als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg,
a) de James Wattstraat en/of
b) de Wollebrandtstraat en/of
c) de Tolhuswei en/of N243 en/of N242 en/of de Nieuwe Schermerweg en/of
d) de Leeghwaterweg,
een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd.