ECLI:NL:RBNHO:2025:11328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
15/041861-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van voertuigen en bedreiging van een buschauffeur door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk vernielen van auto’s en het bedreigen van een buschauffeur. De verdachte, geboren in Kraków (Polen) en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, heeft op 7 februari 2025 in Westzaan meerdere auto’s beschadigd door met stenen tegen de ruiten en spiegels te gooien. Tevens heeft hij op dezelfde dag een buschauffeur bedreigd door met een steen tegen de voorruit van de bus te gooien, terwijl de chauffeur zich achter die ruit bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen vormverzuim was in de zin van artikel 359a Sv en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 176 dagen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten gehandhaafd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing of omdat de schade al door verzekeringen was vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/041861-25
Uitspraakdatum: 14 augustus 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2025 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Kraków (Polen),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught, op het adres:
Lunettenlaan 501, 5263 NT in Vught.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. van Driel, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Rafik, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, verkort en zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1:het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van een of meer (ruiten en/of spiegels van) auto’s, toebehorende aan anderen, op 7 februari 2025 in Westzaan, gemeente Zaanstad;
feit 2
primair:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [benadeelde 1] op 7 februari 2025 in Westzaan, gemeente Zaanstad;
subsidiair:het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van een ruit van een bus, toebehorende aan een ander, op 7 februari 2025 in Westzaan, gemeente Zaanstad;
feit 3:het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van een ruit van een auto, toebehorende aan een ander, op 8 februari 2025 in Zaandijk, gemeente Zaanstad;
feit 4
primair:poging tot zware mishandeling van [benadeelde 2] op 8 februari 2025 in Zaandijk, gemeente Zaanstad;
subsidiair:mishandeling van [benadeelde 2] op 8 februari 2025 in Zaandijk, gemeente Zaanstad;
feit 5:mishandeling van [benadeelde 3] op 8 februari 2025 in Zaandijk, gemeente Zaanstad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de vernieling van de voertuigen van [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3], omdat uit het dossier niet blijkt dat de voertuigen die aan deze personen toebehoren, schade hebben opgelopen.
Daarnaast heeft de officier van justitie zich ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het met kracht trekken of draaien aan de duim van [benadeelde 2], omdat deze gedraging niet evident zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht over het bewijs, waaronder de partiële vrijspraken. Verder heeft hij, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, geen bewijsverweer gevoerd en geen vrijspraak bepleit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de verdachte partieel vrijgesproken moet worden van de onderdelen zoals hiervoor onder 3.1. verwoord. De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt voor de naam [benadeelde 1], omdat uit het dossier niet blijkt dat een voertuig dat aan hem toebehoort, schade heeft opgelopen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
ten aanzien van feit 1
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 7 februari 2025, p. 8-14, met bijlagen p. 15-38;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 13 februari 2025, los document;
ten aanzien van feit 2 primair
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] van 7 februari 2025, p. 44-47, met bijlagen p. 48-49;
ten aanzien van feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] van 8 februari 2025, p. 6-8;
ten aanzien van feit 4 primair
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 8 februari 2025, p. 16-18;
ten aanzien van feit 5
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] van 8 februari 2025, p. 9-12, met bijlagen p. 13-15.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
feit 1
hij op 7 februari 2025 te Westzaan, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en/of spiegels van auto’s, die geheel of ten dele aan
- [benadeelde 4] en
- [benadeelde 5] en
- [benadeelde 6] en
- [benadeelde 7] en
- [benadeelde 8] en
- [benadeelde 9] en
- [benadeelde 10] en
- [benadeelde 11] en
- [benadeelde 12] en
- [benadeelde 13] en
- [benadeelde 14] en
- [benadeelde 15] en
- [benadeelde 16] en
- [benadeelde 17] en
- [benadeelde 18] en
- [benadeelde 19] en
- [benadeelde 20] en
- [benadeelde 21] en
- [benadeelde 22] en
- [benadeelde 23] en
- [benadeelde 24] en
- [benadeelde 25] en
- [benadeelde 26]
toebehoorden heeft vernield en/of beschadigd;
feit 2 primair
hij op 7 februari 2025 te Westzaan, gemeente Zaanstad [benadeelde 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door meermalen met een steen tegen een ruit van een bus te gooien terwijl die [benadeelde 1] zich achter die ruit bevond;
feit 3
hij op 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto, die geheel aan [aangever 5] toebehoorde heeft vernield;
feit 4 primair
hij op 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met kracht een steen, tegen het hoofd van die [benadeelde 2] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5
hij op 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad [benadeelde 3] heeft mishandeld door meermalen met zijn vuisten met kracht tegen het hoofd te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 2 primair: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4 primair: poging tot zware mishandeling;
feit 5: mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Hij heeft aangevoerd dat de politie bij de aanhouding van de verdachte op 7 februari 2025 meer geweld heeft toegepast dan noodzakelijk was. Op het moment dat de agenten de verdachte wilden aanhouden, stond hij met zijn handen in de lucht. De agenten hebben hem vervolgens de instructie gegeven om op zijn knieën te gaan zitten, maar de verdachte heeft hieraan geen gehoor gegeven. Hierop hebben de politieagenten tweemaal een stroomstootwapen ingezet en vervolgens pepperspray gebruikt om de verdachte aan te houden. Volgens de raadsman waren deze geweldsmiddelen disproportioneel, omdat de verdachte op dat moment zijn handen in de lucht had. Hierdoor was de aanhouding onrechtmatig. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, waardoor de verdachte nadeel heeft ondervonden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dit vormverzuim tot strafvermindering moet leiden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig is geweest. Volgens de officier van justitie is geen sprake van een vormverzuim.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 7 februari 2025 is aangehouden. De politie is afgegaan op een melding over een persoon die meerdere voertuigen met een steen aan het vernielen was. Uit de processen-verbaal van bevindingen van 7 februari 2025 (pagina 50 t/m 52 en p 53 t/m 55 van het procesdossier) blijkt dat de agenten in het Engels naar de verdachte hebben geroepen dat hij was aangehouden en dat hij zijn handen in de lucht moest doen. Vervolgens hebben de agenten aangegeven dat de verdachte op zijn knieën moest gaan zitten en dat er geweld zou worden gebruikt als hij dit niet zou doen. De verdachte is meerdere keren gewaarschuwd, maar heeft geen gehoor gegeven aan de instructie van de agenten om op zijn knieën te gaan zitten. Verbalisant [verbalisant] hoort de verdachte meermaals in de Engelse taal zeggen dat hij niet mee ging werken aan zijn aanhouding en dat hij niets verkeerds had gedaan. Vervolgens hebben de agenten tweemaal een stroomstootwapen gebruikt. Omdat de verdachte ook na het gebruik van het stroomstootwapen niet op zijn knieën is gaan zitten en bleef zeggen dat hij niet mee zou werken, hebben zij pepperspray gebruikt, waarna de verdachte is aangehouden. Gelet op deze gang van zaken, zoals deze uit het procesdossier blijkt, is de rechtbank van oordeel dat de politie proportioneel heeft gehandeld. De aanhouding wordt daarom rechtmatig geacht. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verzoek van de verdediging tot strafvermindering wordt verworpen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 175 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, net als de officier van justitie, verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 7 februari 2025, kort nadat hij uit detentie was vrijgelaten, schuldig gemaakt aan het vernielen en beschadigen van 23 auto’s op de parkeerplaats van het Justitieel Complex Zaanstad. Hij heeft dit gedaan door met stenen tegen auto’s te gooien, waardoor ruiten en spiegels van deze voertuigen kapot zijn gegaan.
Daarnaast heeft de verdachte diezelfde dag een buschauffeur bedreigd met zware mishandeling door meermalen een steen tegen de voorruit van de bus te gooien, terwijl de chauffeur zich achter die ruit bevond.
De verdachte is op 8 februari 2025 in vrijheid gesteld en heeft zich vervolgens opnieuw schuldig gemaakt aan het vernielen van een auto door een steen door de voorruit te gooien. Nadat de eigenaar van het voertuig had gehoord dat zijn voorruit was vernield, is hij achter de verdachte aangegaan. De verdachte gooide vervolgens een kei van circa 10 centimeter lang en 5 centimeter breed tegen het hoofd van het slachtoffer. Hierdoor is sprake van een poging tot zware mishandeling. Daarna heeft hij een ander slachtoffer, die hem probeerde vast te houden, meerdere keren met zijn vuisten tegen het hoofd geslagen.
Dit zijn ernstige feiten waar de vele slachtoffers en ook de samenleving veel nadeel van ondervinden. De verdachte heeft met zijn handelen aangetoond ten tijde van het plegen van de feiten geen respect te hebben voor anderen en hun eigendommen. Hij heeft ook voor angst en overlast gezorgd bij personen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij deze feiten heeft gepleegd omdat hij terug naar de gevangenis wilde, aangezien hij geen huis, werk, familie en vrienden heeft.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het strafblad van de verdachte van 14 juli 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Wel is hij op 3 april 2025 door de rechtbank Amsterdam onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarom is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing en zal de rechtbank hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de maatschappij, is naar het oordeel van de rechtbank enkel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en met straffen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

In de onderhavige zaak zijn door zestien (16) benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De vorderingen zullen in het navolgende worden besproken.
7.1.
Vorderingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 133,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit (€ 622,96) en de vervanging van de ruitenwissers (€ 58,99). De benadeelde partij heeft aangegeven dat van het schadebedrag € 547,96 is vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De totaal niet vergoede schade bedraagt daarom € 133,99.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 133,99 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een schadeafwikkelingsbrief van de ANWB en een Carglass ebon). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade van € 756,18 bestaat uit het herstel van een kapotte achteruit. De benadeelde partij heeft aangegeven dat van dit schadebedrag een bedrag van € 681,18 is vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De totaal niet vergoede schade bedraagt daarom € 75.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 75 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een factuur van Autotaalglas, die is betaald per pin). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 444,90 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 444,90 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een factuur van Autotaalglas, die is betaald per pin). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 13.045,09 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit schade aan de autoruiten, spiegels, lak en bumpers.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gelet op de gevorderde partiële vrijspraak ten aanzien van [aangever 1]. Daarnaast ontbreekt de bijlage bij de vordering, waardoor deze niet is onderbouwd, en blijkt evenmin dat een machtiging is verstrekt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd en daardoor niet duidelijk is waarop de vordering betrekking heeft. De benadeelde partij is niet op de zitting verschenen, zodat op de zitting hierover geen vragen konden worden gesteld en geen nadere toelichting kon worden gegeven. Het opvragen van een nadere onderbouwing van de vordering, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, reden waarom de rechtbank daartoe niet overgaat.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit schade uit schade aan de voorruit en lak. Uit het verzoek tot schadevergoeding blijkt niet wat de hoogte van het gevorderde schadebedrag is, omdat de verzekeringsmaatschappij nog bezig is het schadebedrag vast te stellen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gelet op de gevorderde partiële vrijspraak ten aanzien van [aangever 2].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit ten aanzien van [aangever 2] partieel wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade van € 634 bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit. De benadeelde partij heeft aangegeven dat van dit schadebedrag een bedrag van € 559 is vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De totaal niet vergoede schade bedraagt daarom € 75.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 75 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een factuur van Autotaalglas, die is betaald per pin). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 10]
De benadeelde partij [benadeelde 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 8.002,20 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit reparatiekosten (€ 6.206,99), herstel van een kapotte ruit (€ 1.542,42), het door Carglass in rekening gebrachte eigen risico (€ 75), referentiekosten (€ 150), autowaskosten (€ 13) en de aanschaf van ruitenwissers (€ 14,79). Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt dat de verzekeringsmaatschappij een bedrag van € 1.542,42 heeft vergoed voor het herstel van de kapotte ruit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 89,79, bestaande uit het door Carglass in rekening gebrachte eigen risico (€ 75) en de aanschaf van ruitenwissers (€ 14,79). Ten aanzien van de overige gevorderde schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu onvoldoende is onderbouwd dat deze schade rechtstreeks is geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 75 bestaande uit het door Carglass in rekening gebrachte eigen risico rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van dit schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een schadeafwikkelingsbrief van de ANWB en een factuur van Carglass).
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, omdat onvoldoende is onderbouwd dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de ontstane schade. De benadeelde partij is niet op de zitting verschenen, zodat op de zitting hierover geen vragen konden worden gesteld en geen nadere toelichting kon worden gegeven. Het opvragen van een nadere onderbouwing van de vordering, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, reden waarom de rechtbank daartoe niet overgaat.
De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 75, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 12]
De benadeelde partij [benadeelde 12] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 6.428,92 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit diverse reparatiekosten aan de auto.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 595,34, bestaande uit de kosten voor het herstel van de achterruit (€ 267,09), een kitset voor de achterruit (€ 18,45), het arbeidsloon voor het herstellen van de achterruit (€ 206,48) en 21% btw over dit bedrag. Ten aanzien van de overige gevorderde schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu onvoldoende is onderbouwd dat deze schade rechtstreeks is geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Uit de inhoud van het dossier blijkt namelijk dat alleen de achterruit door de verdachte is vernield.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de kosten voor de achterruit toegewezen kunnen worden en, dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het weliswaar aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit, maar acht het onvoldoende duidelijk welke opgevoerde schadeposten daarmee rechtstreeks verband houden. Door de benadeelde partij overgelegde schadecalculatie ziet namelijk op veel meer dan de reparatiekosten van de achterruit die door de verdachte is ingeslagen. Het is niet aan de rechtbank om uit de veelheid van opgevoerde posten te bepalen welke mogelijk wel/niet rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij is niet op de zitting verschenen, zodat op de zitting hierover geen vragen konden worden gesteld en geen nadere toelichting kon worden gegeven. Het opvragen van een nadere onderbouwing van de vordering, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, reden waarom de rechtbank daartoe niet overgaat.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[benadeelde 13]
De benadeelde partij [benadeelde 13] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat (afgaande op de onderbouwing) uit reparatiekosten aan de auto, voor zover die niet vergoed zijn door de verzekeringsmaatschappij. De benadeelde partij heeft met de overlegging van stukken aangegeven dat de herstelkosten € 726,41 bedroegen en dat deze kosten tot een bedrag van € 576,41 zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De totaal niet vergoede schade bedraagt daarom € 150.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het schadebedrag ontbreekt in het verzoek tot schadevergoeding. Subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de (kennelijk) gevorderde materiële schade van € 150 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Hoewel het schadebedrag in het verzoek tot schadevergoeding ontbreekt, blijkt uit de onderbouwing dat de verzekeringsmaatschappij het gevorderde bedrag niet vergoedt en dat dit voor rekening van de benadeelde partij komt. De vordering zal derhalve tot een bedrag van € 150 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 14]
De benadeelde partij [benadeelde 14] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.483 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 1.083 aan materiële schade, bestaande uit het eigen risico van de autoverzekering (€ 500) en het verlies van de no-claimkorting (€ 583) en € 400 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade bestaande uit het eigen risico van de autoverzekering (€ 500) en het verlies van de no-claimkorting (€ 583) kunnen worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de gestelde verergerde psychische klachten bij de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit onvoldoende zijn onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, net als de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade moet worden afgewezen omdat er geen sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 1.083 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten twee e-mails van de verzekeraar en een factuur met betaalbewijs het verschuldigde bedrag aan eigen risico). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd om aan te tonen dat sprake is van ander nadeel, zoals bedoeld in artikel 6:106 BW. De benadeelde partij heeft weliswaar voldoende onderbouwd dat hij in de periode 2021 tot en met 2023 is behandeld voor PTSS-klachten, maar niet dat deze klachten door het bewezenverklaarde feit zijn verergerd. Het opvragen van een nadere onderbouwing van de vordering bij de benadeelde partij zelf, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, reden waarom de rechtbank daartoe niet overgaat. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De verdachte moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 17]
De benadeelde partij [benadeelde 17] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 871,15 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 871,15 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een factuur van Carglass en een betaalbewijs). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 20]
De benadeelde partij [benadeelde 20] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.486,19 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte ruit en de schade aan de spiegels. De benadeelde partij heeft aangegeven dat het gevorderde bedrag geheel is vergoed door de verzekeringsmaatschappij.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat uit de stukken blijkt dat de schade volledig door de verzekering is vergoed.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 1.486,19 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat deze schade al door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[benadeelde 22]
De benadeelde partij [benadeelde 22] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 188,28 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte achteruit. De benadeelde partij heeft aangegeven dat de herstelkosten een bedrag van € 652,65 bedroegen en dat deze kosten tot een bedrag van € 464,37 zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De totaal niet vergoede schade bedraagt daarom € 188,28.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 188,28 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een factuur van Autoglaz en een betaalbewijs). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 24]
De benadeelde partij [benadeelde 24] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 90 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 90 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat de hoogte van het schadebedrag voldoende met stukken is onderbouwd (te weten een factuur van Toyota die per automatische incasso is betaald). De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
[aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.967,62 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit en het overspuiten van de motorkap.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat uit de stukken blijkt dat de schade volledig door de verzekering is vergoed.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade van € 2.967,62 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat deze schade al door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle benadeelde partijen
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van de benadeelde partijen, ter zake van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding, steeds de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
7.2.
Vordering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
[benadeelde 27]
De benadeelde partij [benadeelde 27] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 878,50 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstel van een kapotte voorruit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat informatie over de vertegenwoordigingsbevoegdheid en een eventuele verzekering ontbreekt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de ingediende vordering niet aan de formele vereisten voldoet. Niet kan worden vastgesteld of degene die het verzoek heeft ingediend hiertoe bevoegd is, omdat een volmacht ontbreekt. De benadeelde partij is niet op de zitting verschenen, zodat op de zitting hierover geen vragen konden worden gesteld en geen nadere toelichting kon worden gegeven. Het opvragen van een nadere onderbouwing van de vordering, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, reden waarom de rechtbank daartoe niet overgaat. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 57, 60a, 63, 285, 300, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
176 [honderdzesenzeventig] dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vorderingen benadeelde partijen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
[benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 133,99, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 133,99, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 75, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 75, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 444,90, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 6], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 444,90, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[aangever 1]
Verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[aangever 2]
Verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen
[benadeelde 8]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 75, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 8], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 75, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 75, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 10], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 10] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 75, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 12]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 12] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[benadeelde 13]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 150, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 13], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 13] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 150, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 14]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 1.083, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 14], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 14] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.083, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 17]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 871,15, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 17], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 17] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 871,15, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 20]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 20] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[benadeelde 22]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
geleden schade tot een bedrag van
€ 188,28, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 22], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 22] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 188,28, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[benadeelde 24]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
geleden schade tot een bedrag van
€ 90, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 24], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 24] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 90, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[aangever 4]
Verklaart de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
[benadeelde 27]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 27] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. A.K. Korteweg en mr. C.M.A.V. van Kleef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2025.
Bijlage 1
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Westzaan, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (ruiten en/of spiegels van) auto’s, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [aangever 1]. en/of
- [aangever 2]. en/of
- [benadeelde 8] en/of
- [benadeelde 9] en/of
- [benadeelde 10] en/of
- [benadeelde 11] en/of
- [benadeelde 12] en/of
- [benadeelde 13] en/of
- [benadeelde 14] en/of
- [benadeelde 1], R. en/of
- [aangever 3]. en/of
- [benadeelde 15] en/of
- [benadeelde 16] en/of
- [benadeelde 17] en/of
- [benadeelde 18] en/of
- [benadeelde 19] en/of
- [benadeelde 20] en/of
- [benadeelde 21] en/of
- [benadeelde 22] en/of
- [benadeelde 23] en/of
- [benadeelde 24] en/of
- [benadeelde 25] en/of
- [benadeelde 26]
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2
primair
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Westzaan, gemeente Zaanstad [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door door (meermalen) met een steen tegen een ruit van een bus te gooien terwijl die [benadeelde 1] zich achter die ruit, althans in de bus, bevond;
feit 2
subsidiair
hij op of omstreeks 7 februari 2025 te Westzaan, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van) een bus, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 27], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van) een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4
primair
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- ( met kracht) een steen, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [benadeelde 2] heeft gegooid en/of
- ( met kracht) aan de duim van [benadeelde 2] heeft getrokken/gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4
subsidiair
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad [benadeelde 2] heeft mishandeld door
- ( met kracht) een steen, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [benadeelde 2] te gooien en/of
- ( met kracht) aan de duim van [benadeelde 2] te trekken/te draaien;
feit 5
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Zaandijk, gemeente Zaanstad [benadeelde 3] heeft mishandeld door meermalen (met zijn vuisten) (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan.