ECLI:NL:RBNHO:2025:111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11179692 \ CV EXPL 24-2107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot terugbetaling van krediet met rente en kosten na beëindiging kredietovereenkomst

In deze zaak heeft de eiseres, [naam 1] N.V., rechtsopvolgster van [naam 4], een kredietovereenkomst met de gedaagde, [gedaagde], gesloten. De kredietovereenkomst, die op 4 februari 2020 werd aangegaan, is opgezegd door de kredietverstrekker vanwege betalingsachterstanden van de gedaagde. De eiseres vordert terugbetaling van het geleende bedrag van € 3.471,92, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft erkend dat er een betalingsachterstand is, maar betwist de hoogte van het gevorderde bedrag en stelt dat er een betalingsregeling is getroffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen ter zitting en dat de hoogte van het gevorderde bedrag niet is weersproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres recht heeft op de gevorderde hoofdsom, rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De totale vordering van de eiseres, inclusief rente en kosten, bedraagt € 7.870,00. De gedaagde is veroordeeld om dit bedrag te betalen, met de mogelijkheid van uitvoerbaarheid bij voorraad.

De uitspraak is gedaan door de kantonrechter D.D.M. Hazeu op 18 december 2024, waarbij de gedaagde binnen veertien dagen na aanschrijving moet voldoen aan de veroordeling, anders komen er extra kosten bij.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11179692 \ CV EXPL 24-2107
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[naam 1] N.V., rechtsopvolgster onder bijzondere titel van [naam 2] , voorheen genaamd [naam 3] , handelend onder de namen [naam 4] en [naam 5] ,
te [plaats 1] ( [land] ),
eisende partij,
hierna te noemen: [naam 1] ,
gemachtigde: LAVG BV (Groningen),
tegen
[gedaagde] ,voorheen handelend onder de naam [naam 6] ,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft met de rechtsvoorgangster van [naam 1] een kredietovereenkomst gesloten. De kredietovereenkomst is opgezegd en [naam 1] wil terugbetaling van het geleende bedrag met rente en kosten. De vordering wordt toegewezen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- het mondeling antwoord en de aanvullend overgelegde producties
- het tussenvonnis van 28 augustus 2024
- de akte overlegging producties 6 tot en met 16 van [naam 1]
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van [naam 1] is ter zitting verschenen.
[gedaagde] is - zonder bericht - niet verschenen ter zitting.

2.2. De feiten

2.1.
Op 4 februari 2020 is tussen [naam 4] ( [naam 4] ) als kredietverstrekker en [gedaagde] als kredietnemer een zakelijke kredietovereenkomst gesloten.
2.2.
De totale kredietsom bedraagt € 3.000,00, af te lossen in maandelijkse termijnen van € 300,00. De afgesproken prijs voor het krediet bedraagt € 126,00 per maand.
2.3.
Achter het kopje ‘Kosten bij een betalingsachterstand’ staat in de overeenkomst dat de kredietverstrekker het recht heeft om een vertragingsrente van 2,5% per maand in rekening te brengen, dat daarnaast een vertragingsvergoeding van € 20,00 in rekening gebracht kan worden bij een betalingsachterstand van meer dan zes dagen, en dat ook incassokosten in overeenstemming met de wet in rekening gebracht kunnen worden.
2.4.
In een brief van 16 juni 2020 deelt [naam 4] aan [gedaagde] mee dat zij ondanks meerdere herinneringen geen betaling heeft ontvangen in overeenstemming met de kredietovereenkomst, zodat zij - samengevat - het krediet zal beëindigen indien [gedaagde] niet betaalt en niet kiest voor het behoud van het krediet.
2.5.
[gedaagde] heeft niet betaald en heeft geen keuze gemaakt voor het behoud van het krediet.
2.6.
[naam 1] heeft de vordering op [gedaagde] van [naam 4] gecedeerd gekregen en heeft hiervan op 27 november 2023 mededeling gedaan aan [gedaagde] . Zij is daarmee rechtsopvolgster van [naam 4] .

3.Het geschil

3.1.
[naam 1] vordert betaling van een hoofdsom van € 3.471,92, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2,5% per maand (tot en met 24 mei 2024 berekend op € 3.826,73) en een bedrag van € 574,81 (inclusief btw) voor buitengerechtelijke incassokosten. [naam 1] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [naam 1] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
3.2.
[naam 1] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de kredietovereenkomst. Doordat [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet nakwam, heeft [naam 4] de kredietovereenkomst met [gedaagde] beëindigd en heeft [naam 4] het gehele verschuldigde bedrag van € 3.471,92 inclusief de vertragingsrente en de vertragingsvergoeding ineens opgeëist. De vordering van [naam 4] is bij akte van cessie overgedragen aan [naam 1] .
3.3.
[gedaagde] heeft bij mondeling antwoord verweer gevoerd. Hij erkent dat sprake is van een betalingsachterstand, maar is het niet eens met het gevorderde bedrag. Verder beroept [gedaagde] zich erop dat hij een betalingsregeling heeft getroffen.

4.De beoordeling

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
[naam 1] is gevestigd in [land] . [gedaagde] heeft woonplaats in Nederland. Het geschil gaat over een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de in dit geval toepasselijke herschikte EEX Verordening (Verordening EU nr. 1215/2012; hierna: EEX-Vo II). Op grond van artikel 4 lid 1 EEX-Vo II heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
4.2.
Op grond van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is omdat [gedaagde] woonachtig is te [plaats 2] , de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
4.3.
Niet in geschil is dat de rechtsverhouding wordt beheerst door Nederlands recht.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
[naam 4] heeft met (de eenmanszaak van) [gedaagde] een kredietovereenkomst gesloten.
[gedaagde] is als eigenaar van die eenmanszaak en als degene voor wiens rekening de eenmanszaak werd gedreven gehouden tot nakoming van de verplichtingen uit die overeenkomst.
Ter zitting is namens [naam 1] gewezen op de door haar ingediende aanvullende producties. Hieruit blijkt volgens haar de opbouw van het gevorderde bedrag en het verloop van de zaak. In productie 10 staat een specificatie van het uitstaande saldo van
€ 3.471,92. Productie 14 bevat een brief van 14 januari 2021 van [naam 1] waarin [gedaagde] is meegedeeld dat geen betaling is ontvangen naar aanleiding van de op verzoek van [gedaagde] getroffen betalingsregeling om € 100,00 per maand af te lossen, waarbij is vermeld dat door niet te betalen de betalingsregeling vervalt.
4.5.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft de hoogte van het gevorderde bedrag niet (langer) weersproken, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Daarnaast is als onbetwist komen vast te staan dat de eerder getroffen betalingsregeling tussen partijen is vervallen door gebrek aan betaling van de afgesproken termijnbedragen door [gedaagde] .
De conclusie is dat de gevorderde hoofdsom met de gevorderde rente zal worden toegewezen, zoals hierna is vermeld.
4.6.
[naam 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan.
De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 574,81 (inclusief BTW) als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 571,35 bij € 3.471,92 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom
€ 571,35 (inclusief BTW) toe.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom € 3.471,92
- rente t/m 24 mei 2024 € 3.826,73
- buitengerechtelijke incassokosten € 571,35 +
totaal € 7.870,00
1.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 137,39
- griffierecht € 524,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten × € 339,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 1.474,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [naam 1] te betalen een bedrag van € 7.870,00, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2,5 % per maand over een bedrag van
€ 3.471,92, met ingang van 25 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.474,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.