In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 september 2025 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen een autoverhuurbedrijf en een consument. De eisende partij, een B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van € 4.027,60, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij moet voldoen aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230l BW. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij aan deze verplichtingen heeft voldaan. Het oordeel is dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om bij akte toe te lichten hoe zij aan de informatieverplichtingen heeft voldaan.
Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst op oneerlijke bedingen. Een beding dat de eisende partij in staat stelt om onbeperkte administratiekosten in rekening te brengen, is voorlopig als oneerlijk beoordeeld. De kantonrechter heeft de eisende partij ook de gelegenheid gegeven om zich over dit voornemen uit te laten. De overige bedingen zijn niet als oneerlijk bevonden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 22 oktober 2025, waarbij de eisende partij zich moet uitlaten over de precontractuele informatieplichten en de oneerlijkheid van het beding.