ECLI:NL:RBNHO:2025:110

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11018566 \ CV EXPL 24-897
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen en verrekening met schadevordering in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om de betaling van facturen door Van Til Interieur B.V. aan Gordijnatelier [naam 1] B.V. voor geleverde werkzaamheden en materialen. Van Til betwist de facturen niet, maar beroept zich op verrekening met een schadevordering. De rechtbank oordeelt dat dit verrekenverweer niet slaagt, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld of het verweer gegrond is. De vordering van Gordijnatelier [naam 1] wordt toegewezen, en Van Til wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.026,62, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Van Til had ook een tegenvordering ingesteld wegens wanprestatie van Gordijnatelier [naam 1], maar deze wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat Van Til onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade en dat de tegenvordering niet kan worden toegewezen. De proceskosten worden eveneens aan Van Til opgelegd, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11018566 \ CV EXPL 24-897
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
GORDIJNATELIER [naam 1] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
verwerende partij tegen de tegenvordering,
hierna te noemen: Gordijnatelier [naam 1] ,
gemachtigde: [naam 9] (Vermeer Gerechtsdeurwaarders),
tegen
VAN TIL INTERIEUR B.V.,
te Alkmaar,
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: Van Til,
gemachtigde: mr. Y.F. Helle.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om betaling van facturen voor door eiseres verrichte werkzaamheden en geleverde materialen. Gedaagde betwist de facturen op zichzelf niet, maar beroept zich op verrekening met een schadevordering. Dit verrekenverweer slaagt niet, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld of dit verweer gegrond is. Daarom wordt de vordering van eiseres toegewezen.
Gedaagde heeft een tegenvordering ingesteld tot vergoeding van schade die zij stelt geleden te hebben door wanprestatie van eiseres. Deze tegenvordering wordt afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat gedaagde schade heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van eiser.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6
- de conclusie van antwoord met tegenvordering en bijlagen I tot en met VII
- het tussenvonnis van 29 mei 2024
- de brief van Van Til van 1 november 2024 met aanvullende producties 8 tot en met 13
- de mondelinge behandeling van 12 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben jarenlang samengewerkt. Aanvankelijk bestelde Van Til confectie bij Gordijnatelier [naam 1] . Halverwege 2022 is de samenwerking geïntensiveerd. Van Til heeft toen haar stofferingswerkzaamheden voor klanten, inclusief opmeten, montage en service, compleet uit handen gegeven aan [naam 1] .
2.2.
Omdat Van Til niet tevreden was over de nieuwe samenwerkingsvorm heeft zij in een brief van 23 december 2022 andere voorwaarden gesteld aan de samenwerking ten aanzien van lopende orders, waarbij Van Til voortaan (onder meer) weer zelf de afspraken met klanten zal maken voor het opmeten en montage. Verder heeft Van Til in deze brief meegedeeld dat zij nieuwe klanten weer zelf zal gaan bedienen, waarbij zij wel gebruik wil blijven maken van het atelier van Gordijnatelier [naam 1] .
2.3.
In een factuur van 1 februari 2023 met kenmerk ‘ [naam 2] ’ heeft Gordijnatelier [naam 1] een bedrag van € 1.887,25 in rekening gebracht aan Van Til.
2.4.
In een factuur van 5 april 2023 met kenmerk [naam 3] ’ heeft Gordijnatelier [naam 1] een bedrag van € 262,45 in rekening gebracht aan Van Til.
2.5.
In een factuur van 26 april 2023 met kenmerk ‘ [naam 4] ’ heeft Gordijnatelier [naam 1] een bedrag van € 1.022,76 in rekening gebracht aan Van Til.
2.6.
In een factuur van 10 mei 2023 met kenmerk ‘ [naam 5] ’ heeft Gordijnatelier [naam 1] een bedrag van € 627,64 in rekening gebracht aan Van Til.
2.7.
Op 15 juni 2023 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over kosten en schade die Van Til koppelt aan het door Gordijnatelier [naam 1] uitgevoerde werk. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Gordijnatelier [naam 1] een aantal creditnota’s aan Van Til verstrekt en hebben partijen gedeeltelijk overeenstemming bereikt.
2.8.
Op 26 oktober 2023 heeft Gordijnatelier [naam 1] per e-mail een betalingsherinnering aan Van Til gestuurd voor de hierboven omschreven nog openstaande facturen met een totaalbedrag van € 5.736,80.
2.9.
Vervolgens heeft de gemachtigde van Gordijnatelier [naam 1] met een brief van
4 december 2023 Van Til aangemaand tot betaling van het openstaande factuurbedrag.
2.10.
In reactie daarop schrijft Van Til in een e-mail van 11 december 2023 – kort weergegeven – dat zij € 4.937,00 niet zal betalen als compensatie voor schade die zij heeft geleden door gebrekkig handelen van Gordijnatelier [naam 1] . Daarbij heeft Van Til meegedeeld dat zij alle daadwerkelijk geleden schade op Gordijnatelier [naam 1] zal verhalen als het tot een gerechtelijke procedure komt.
2.11.
Het is partijen vervolgens niet gelukt om de kwestie in onderling overleg te regelen.

3.Het geschil

de vordering en de tegenvordering
3.1.
Gordijnatelier [naam 1] vordert betaling van een hoofdsom van € 5.736,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (tot 13 februari 2024 berekend op € 488,99) en een bedrag van € 800,83 (inclusief btw) voor buitengerechtelijke incassokosten. Van Til voert verweer en vindt dat de vordering van Gordijnatelier [naam 1] moet worden afgewezen.
3.2.
Van Til vordert (na vermindering van eis) € 25.000,00 als vergoeding voor schade die zij heeft geleden wegens toerekenbare tekortkomingen van Gordijnatelier [naam 1] in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, onder voorbehoud van haar rechten op vergoeding van verdere schade. Hiertegen voert Gordijnatelier [naam 1] verweer. Zij vindt dat de tegenvordering van Van Til moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
Gordijnatelier [naam 1] vordert betaling van de onder de feiten omschreven facturen met een totaalbedrag van € 5.736,80. Van Til betwist op zichzelf niet dat Gordijnatelier [naam 1] de werkzaamheden en materialen waarop deze facturen zien heeft verricht en geleverd. Ook tegen het daarvoor in rekening gebrachte bedrag als zodanig voert Van Til geen verweer. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat Van Til de facturen van Gordijnatelier [naam 1] moet betalen.
4.2.
Van Til voert daartegen aan dat Gordijnatelier [naam 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de gemaakte afspraken. Voor zover Van Til bedoelt dat zij om die reden de facturen van Gordijnatelier [naam 1] niet hoeft te betalen is dit onvoldoende. Als een partij van mening is dat de wederpartij haar verplichting niet volledig of niet deugdelijk is nagekomen, betekent dat op zichzelf namelijk niet dat de partij van de eigen betalingsverplichting is bevrijd. Daarvoor moet een rechtsgevolg verbonden worden aan de gestelde tekortkoming, zoals ontbinding van de overeenkomst, opschorting of verrekening met een eigen (schade)vordering. [1]
4.3.
Van Til beroept zich niet op ontbinding van de overeenkomst of opschorting van haar betalingsverplichting. Wel stelt Van Til een tegenvordering op Gordijnatelier [naam 1] te hebben, die zij met de vordering van Gordijnatelier [naam 1] wil verrekenen. Dit verrekenverweer van Van Til slaagt niet. In de wet is namelijk bepaald dat de rechter een vordering kan toewijzen ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening, indien niet eenvoudig is vast te stellen of het verrekenverweer gegrond is. [2] Die situatie doet zich hier voor. Gordijnatelier [naam 1] betwist gemotiveerd dat Van Til een vordering op haar heeft, en deze kwestie zal hierna bij de tegenvordering afzonderlijk worden beoordeeld.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door Gordijnatelier [naam 1] gevorderde hoofdsom van € 5.736,80 wordt toegewezen.
4.5.
Ook de wettelijke handelsrente wordt toegewezen zoals gevorderd. Vast staat dat Van Til de facturen waar het om gaat niet tijdig heeft betaald en Van Til heeft op dit punt ook geen zelfstandig verweer gevoerd.
4.6.
Gordijnatelier [naam 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen die daarvoor gelden is voldaan. De gevorderde vergoeding van € 800,83 (inclusief btw) is niet hoger dan het tarief dat is bepaald in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zodat dit bedrag wordt toegewezen.
4.7.
Van Til is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Gordijnatelier [naam 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,68
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.475,68
de tegenvordering
4.8.
Van Til stelt dat zij schade heeft geleden door wanprestatie van Gordijnatelier [naam 1] . Die schade bestaat volgens Van Til uit een creditering van € 1.936,70 aan klant [naam 6] , een bedrag van € 3.000,00 voor kosten die Van Til heeft moeten maken als gevolg van nalatige ontzorgservice die Gordijnatelier [naam 1] heeft geleverd en € 100.000,00 voor door Van Til gemiste omzet en geleden verlies. De tegenvordering die Van Til daarvoor bij haar conclusie van antwoord heeft ingesteld, heeft zij op de zitting verminderd tot € 25.000,00 onder voorbehoud van haar rechten op het meerdere.
4.9.
Op de zitting heeft Van Til haar tegenvordering nader toegelicht en daarbij concreet verwezen naar een e-mail van 14 december 2022 die gaat over klachten van klant [naam 7] en een e-mail van 19 januari 2023 over klachten van klant [naam 8] . Wat [naam 7] betreft wordt Gordijnatelier [naam 1] met name verweten dat zij haar medewerker [naam 10] bij [naam 7] heeft laten inmeten, terwijl besproken was dat [naam 10] niet meer naar klanten van Van Til zou gaan. Ten aanzien van klant [naam 8] gaat de e-mailwisseling over stof die Gordijnatelier [naam 1] heeft afgekeurd en teruggestuurd wegens weeffouten, waarop Gordijnatelier [naam 1] volgens Van Til eerder actie had moeten ondernemen. Gordijnatelier [naam 1] heeft daartegenover gesteld dat deze klachten door haar zijn opgelost, onder verwijzing naar het gesprek tussen partijen op 15 juni 2023 en de e-mailcorrespondentie die daarover is gevoerd. Gelet op deze gemotiveerde betwisting heeft Van Til ten aanzien van de klachten van [naam 7] en [naam 8] onvoldoende aangevoerd om te kunnen vaststellen dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Gordijnatelier [naam 1] als gevolg waarvan Van Til schade heeft geleden. Van Til heeft ook niet geconcretiseerd waaruit deze schade zou bestaan.
4.10.
Wat klant [naam 6] betreft beroept Van Til zich op haar creditnota van 20 juli 2023, waarin zij een bedrag van € 1.936,70 heeft gecrediteerd wegens ‘korting i.v.m. afkoop klacht’. In een factuur van diezelfde datum heeft Van Til € 1.936,70 in rekening gebracht aan Gordijnatelier [naam 1] ‘voor de geleverde wanprestatie’. Gordijnatelier [naam 1] heeft op de zitting de feitelijke gang van zaken bij klant [naam 6] uitvoerig toegelicht. Daarbij heeft Gordijnatelier [naam 1] erop gewezen dat Van Til zelf een verkeerd advies aan [naam 6] heeft gegeven door een stof te adviseren die niet verduisterend bleek te zijn, wat heeft geleid tot ergernis bij [naam 6] en extra werkzaamheden voor Gordijnatelier [naam 1] . Verder was volgens Gordijnatelier [naam 1] bij [naam 6] sprake van een Luxaflex die niet goed werkte, welke klacht door Luxaflex is opgelost. De vertraging die hierbij is opgetreden was mede het gevolg van [naam 6] zelf, die geen ‘child safety’ op haar nieuwe behang wilde schroeven, hetgeen voor Luxaflex een voorwaarde was voor het verlenen van service, aldus Gordijnatelier [naam 1] . Ook voert Gordijnatelier [naam 1] aan dat Van Til zonder overleg de korting aan [naam 6] heeft verleend, dat het bedrag van € 1.936,70 niet is gespecificeerd, dat het creditbedrag inclusief de winst van Van Til is, dat Van Til aan haar klant vaak het dubbele factureerde van wat Gordijnatelier [naam 1] aan Van Til rekende, en dat de creditfactuur mogelijk ook een korting omvat voor een door Van Til geleverd sprei waarmee [naam 6] niet blij was. Van Til heeft hier niet concreet op gereageerd en volstaan met een algemene verwijzing naar het pakket overgelegde e-mails. Daarmee kan ook op dit punt niet worden aangenomen dat Van Til, op wie de stelplicht en bewijslast rust, een schadevordering op Gordijnatelier [naam 1] heeft wegens een toerekenbare tekortkoming.
4.11.
Verder omvat de vordering van Van Til een bedrag van € 3.000,00 in verband met een nalatige ontzorgservice van Gordijnatelier [naam 1] . Volgens Van Til zijn er 30 klachten van klanten en heeft zij hierdoor zelf werkzaamheden moeten uitvoeren terwijl het de bedoeling was dat zij ontzorgd zou worden door Gordijnatelier [naam 1] . Van Til vraagt hiervoor een schadevergoeding van € 100,00 per klacht. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat partijen een samenwerkingsovereenkomst hadden die inhield dat Gordijnatelier [naam 1] de door haar verrichte werkzaamheden en daarbij gebruikte materialen aan Van Til factureerde, en dat Van Til op haar beurt aan haar eigen klanten factureerde. Tussen partijen bestond geen afspraak over een door Van Til aan Gordijnatelier [naam 1] te betalen commissie of iets dergelijks. Voor ‘ontzorgen’ heeft Van Til niet afzonderlijk aan Gordijnatelier [naam 1] een vergoeding betaald. Tegen deze achtergrond heeft Van Til onvoldoende concreet en inzichtelijk gemaakt waaruit de gestelde schade bestaat.
4.12.
Ten slotte heeft Van Til in algemene termen gesteld dat sprake is van een schadepost van € 100.000,00 wegens gemiste omzet en geleden verlies, maar deze stelling heeft Van Til op geen enkele manier verifieerbaar onderbouwd door overlegging van bijvoorbeeld omzetcijfers van eerdere jaren. Het overgelegde overzicht van orders in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 oktober 2024, met een gemiddelde verkoopprijs van € 4.816,00 per order, kan bij gebrek aan enige context niet dienen als bewijs van de gestelde omzetverlies. Van Til heeft ook geen jaarstukken overgelegd over de jaren voor en na de intensivering van de samenwerking met Gordijnatelier [naam 1] . Zo er al kan worden aangenomen dat sprake is van (omzet)verlies, heeft Van Til nagelaten te onderbouwen dat dit omzet(verlies) kan worden toegerekend aan aan Gordijnatelier [naam 1] .
4.13.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de tegenvordering van Van Til wordt afgewezen.
4.14.
Van Til is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Gordijnatelier [naam 1] B.V. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
271,50
(1 punt × factor 0,5 × € 543,00)
Totaal
271,50

5.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
5.1.
veroordeelt Van Til om aan Gordijnatelier [naam 1] te betalen een bedrag van € 7.026,62, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 5.736,80, met ingang van 13 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Van Til in de proceskosten van € 1.475,68, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
de tegenvordering
5.3.
wijst de vorderingen van Van Til af,
5.4.
veroordeelt Van Til in de proceskosten van € 271,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
de vordering en de tegenvordering
5.5.
veroordeelt Van Til tot betaling van de kosten van betekening als Van Til niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1., 5.2. en 5.4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
BvdL

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 april 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHARL:2018:3116
2.Artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW)