ECLI:NL:RBNHO:2025:10892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
15.051055.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het medeplegen van een poging tot het veroorzaken van een ontploffing en brand in Alkmaar

Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot het veroorzaken van een ontploffing en brand bij een woning in Alkmaar op 4 februari 2024. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat de gedragingen van de medeverdachte voldoende gericht waren op de voltooiing van het strafbare feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij als medepleger of medeplichtige betrokken was bij de strafbare poging. De feiten wezen uit dat er meerdere woningen in Alkmaar waren beschadigd door ontploffingen, waarbij gebruik werd gemaakt van vuurwerk-brandstof combinaties. De verdachte had een rol als tussenpersoon, maar de rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de uitvoerders daadwerkelijk een vuurbron bij zich hadden om de explosie te veroorzaken. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.051055.24 (P)
Uitspraakdatum: 23 september 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 september 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sierra Leone),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Booij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich op 4 februari 2024 in Alkmaar schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
-
primair:het medeplegen van een poging tot het veroorzaken van een ontploffing en brand bij de woning aan de [A straat] in Alkmaar;
- s
ubsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot het veroorzaken van een ontploffing en brand bij de woning aan de [A straat] in Alkmaar;
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld als tussenpersoon tussen zijn opdrachtgever en de uitvoerders.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt erkent dat hij is benaderd met de opdracht om een explosief in Alkmaar te plaatsen. Omdat hij de opdracht zelf niet wilde uitvoeren, heeft hij een ander gevraagd om dit te doen en heeft hij de uitvoerder informatie verstrekt. De verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en was niet lijfelijk aanwezig op de plek waar het explosief zou moeten worden geplaatst. Gelet op het voorgaande is de rol van de verdachte te kwalificeren als medeplichtige en dient hij te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbankDe rechtbank zal de verdachte vrijspreken, omdat zij dat wat aan hem ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Feiten en omstandighedenUit het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
In de periode van 9 januari 2024 tot en met 11 februari 2024 werden in Alkmaar meerdere woningen beschadigd door ontploffingen. Daarbij werd gebruik gemaakt van zogenaamde vuurwerk brandstof combinaties (hierna: VBC’s), bestaande uit knalvuurwerk (in de vorm van cobra’s) vastgemaakt aan flesjes gevuld met brandbare materialen. Deze incidenten hebben een enorme impact gehad op de stad en haar inwoners. Als gevolg van de ontploffingen en pogingen daartoe zijn meerdere delen van Alkmaar aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Er werden woningen gesloten (waaronder de [A straat]) en er werd ingezet op permanent cameratoezicht en (on)opvallende observaties van woningen.
Tijdens zo’n onopvallende observatie in de avond van 4 februari 2024 werd door de politie in de buurt van de [A straat] een langzaam rijdende zwarte Volkswagen Polo zonder achterlicht gezien. Vervolgens heeft een persoon (later bleek: [medeverdachte A]) voor de voordeur van de woning aan de [A straat] twee VBC’s neergezet. Dit betrof twee flessen wasbenzine met aan beide flessen een cobra vastgeplakt. Daarna is [medeverdachte A], op het moment dat er een voertuig aankwam, met versnelde pas weggelopen.
Gebleken is dat de verdachte aan de bestuurder van de Volkswagen Polo (later bleek: [medeverdachte B]) de opdracht had gegeven om tegen betaling VBC’s bij twee woningen, waaronder aan de [A straat], in Alkmaar te plaatsen. De verdachte heeft [medeverdachte B] informatie en instructies gegeven voorafgaand aan het plaatsen van de VBC’s. Ook moest [medeverdachte B] een filmpje maken van de uitvoering van de opdracht om de beloning te kunnen incasseren. De verdachte heeft op de zitting van 9 september 2025 bekend dat hij de opdracht had gekregen om bij twee woningen in Alkmaar een explosie te veroorzaken. Omdat hij dit zelf niet wilde doen, heeft hij [medeverdachte B] bereid gevonden om de klus uit te voeren. De instructies die de verdachte van zijn opdrachtgever ontving, heeft hij vervolgens doorgestuurd naar [medeverdachte B]. Deze instructies en informatie zagen onder meer op de plek waar [medeverdachte B] de cobra’s kon ophalen en de adressen waar de explosies plaats moesten vinden.
Poging tot ontploffing: begin van uitvoering?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of voornoemde handelingen van de uitvoerders een strafbare poging tot het veroorzaken van een ontploffing dan wel het veroorzaken van brandstichting opleveren.
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van een misdrijf als het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Daarvan is sprake in het geval de door de verdachte(n) verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate waren gericht op de voltooiing van het misdrijf. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van een begin van uitvoering, komt het aan op de beoordeling van de feiten en omstandigheden van het concreet voorliggende geval. Een belangrijke beoordelingsfactor daarbij is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Verder kan het bij een poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele andere deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld.
Voor de beoordeling of in deze zaak sprake is van een begin van uitvoering acht de rechtbank het volgende van belang.
Vaststaat dat [medeverdachte A] VBC’s voor de deur van de [A straat] in Alkmaar heeft gezet. [medeverdachte A] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris (RC) verklaard geen aansteker of lucifers bij zich te hebben gehad. [medeverdachte B] heeft bij de RC verklaard dat de aansteker in de auto is achtergebleven en [medeverdachte A] niet van plan was om de VBC’s aan te steken. Voor het bewijs dat sprake is van een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing of het veroorzaken van brandstichting moet in ieder geval buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de uitvoerder een vuurbron of ander ontstekingsmechanisme bij de hand had om de explosie tot stand te brengen. Op grond van het dossier en het verhandelde op de zitting van 9 september 2025 kan echter niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat [medeverdachte A] op het moment dat hij de VBC’s voor de woning in de [A straat] plaatste, een dergelijk middel voorhanden had. Ook is niet gebleken dat de VBC’s spontaan vlam konden vatten of ontploffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet bewezen worden dat de gedragingen van de medeverdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate gericht waren op de voltooiing van het strafbare feit van brandstichting of ontploffing. Een strafbare poging tot ontploffing of brandstichting kan daarom niet bewezen worden. Dat brengt mee dat ook niet bewezen kan worden dat de verdachte als medepleger of medeplichtige betrokken was bij die strafbare poging. Het handelen van de verdachte, zoals dat is komen vast te staan, kan mogelijk worden gekwalificeerd als bedreiging of enig ander strafbaar feit, maar dat is niet ten laste gelegd door de officier van justitie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.

4.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [naaam A] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Artikel 361, tweede lid, onder a Sv bepaalt dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk is in zijn vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel in geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken is aan die voorwaarde niet voldaan en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [naaam A] niet-ontvankelijk in de vordering.
Beslist dat de verdachte en de benadeelde ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Haan, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. V.J.A. de Weerd, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2025.
Bijlage 1
De volledige tekst van de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 4 februari 2024 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen en/of brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand gelegen aan de [A straat] te Alkmaar en/of aangrenzende panden en/of de in voornoemde panden aanwezige goederen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten (een) aanwezige(n) in voornoemde panden en/of (een) passant(en) en/of hulpverleners te duchten was
met dat opzet
- met een of meer anderen met een auto naar Alkmaar is gereden en/of (vervolgens)
- een of meerdere zogenaamde vuurwerk-brandstof-combinatie(s), te weten (een fles met) snel ontbrandende vloeistof en/of een (daar aan vastgemaakt) explosief (een cobra 6) mee heeft genomen en/of (vervolgens)
- naar de woning aan de [A straat] is gelopen en/of (vervolgens)
- deze vuurwerk-brandstof-combinatie(s) voor de deur van voornoemd pand heeft neergezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiaireen of meer anderen op of omstreeks 4 februari 2024 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen en/of brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand gelegen aan de [A straat] te Alkmaar en/of aangrenzende panden en/of de in voornoemde panden aanwezige goederen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten (een) aanwezige(n) in voornoemde panden en/of (een) passant(en) en/of hulpverleners te duchten was
met dat opzet
- met een of meer anderen met een auto naar Alkmaar is gereden en/of (vervolgens)
- een of meerdere zogenaamde vuurwerk-brandstof-combinatie(s), te weten (een fles met) snel ontbrandende vloeistof en/of een (daar aan vastgemaakt) explosief (een cobra 6) mee heeft genomen en/of (vervolgens)
- naar de woning aan de [A straat] is gelopen en/of (vervolgens)
- deze vuurwerk-brandstof-combinatie voor de voordeur van voornoemd pand neergezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk voorgenomen misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- het plan van aanpak en/of de wijze van communicatie (mede) te bepalen/af te stemmen/te coördineren en/of het doorgeven van informatie/instructies en/of
- een of meer personen te zoeken/benaderen voor de uitvoering van de voornoemde (poging tot) brandstichting en/of het teweegbrengen van de ontploffing en/of
- op zoek te gaan naar en/of het (al dan niet door tussenkomst van anderen) verstrekken van cobra’s/explosieven ten behoeve van de voornoemde (poging tot) brandstichting en/of het teweegbrengen van de ontploffing.