ECLI:NL:RBNHO:2025:10682

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
C/15/367493 / KG ZA 25-471
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van een auto na beëindiging van een affectieve relatie met betrekking tot eigendom en gebruiksrechten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2025, vordert de man de teruggave van een Ford Focus van de vrouw, na het beëindigen van hun affectieve relatie. De partijen hebben een minderjarig kind en zijn nooit getrouwd geweest. De man heeft de auto op zijn naam staan en heeft het krediet voor de auto volledig afgelost. Na de beëindiging van de relatie heeft de vrouw de auto blijven gebruiken, terwijl de man in een andere auto reed. De man stelt dat hij de enige rechtmatige eigenaar van de Ford Focus is, terwijl de vrouw betoogt dat de auto gezamenlijk is aangeschaft en dat er afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de auto.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de auto zonder recht of titel onder zich houdt. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de auto gezamenlijk is aangeschaft. De rechter oordeelt dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en dat de auto eigendom van de man is. De vordering tot teruggave van de auto wordt toegewezen, met een dwangsom voor het geval de vrouw niet aan de uitspraak voldoet. De vordering van de man tot betaling van kosten voor de Hyundai van de vrouw en het verschil in wegenbelasting en verzekeringspremies wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/367493 / KG ZA 25-471
Vonnis in kort geding van 23 september 2025
in de zaak van
[de man],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.G. Westerman,
tegen
[de vrouw],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J. van Ommeren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de uitgebrachte dagvaarding van 29 augustus 2025 met 11 producties
- de producties van de vrouw
- de mondelinge behandeling van 9 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie een thans nog minderjarig kind is geboren. Partijen zijn nooit getrouwd geweest, noch hebben zij een samenlevingsovereenkomst gesloten. De relatie tussen partijen is in 2023 beëindigd.
2.2.
Tijdens hun relatie hebben partijen meermaals een kredietovereenkomst gesloten ten behoeve van een nieuwe auto, laatstelijk voor een Ford Focus met kenteken [kenteken 1] (hierna: de auto). De auto heeft in het verleden op naam van de vrouw gestaan en staat thans op naam van de man. Het verleende krediet is inmiddels volledig afgelost door de man.
2.3.
Na het verbreken van de relatie heeft de vrouw op 15 maart 2023 de tussen partijen gemaakte afspraken (onder meer) als volgt vastgelegd:
Dit jaar zeker (en hopelijk volgende jaren ook) mag ik wanneer we op vakantie gaan de Ford mee en gebruiken wanneer de kids vakanties hebben. Totdat wij voor een andere auto hebben gekeken.
2.4.
Sindsdien is de vrouw in de auto blijven rijden en heeft de man de auto van de vrouw, een Hyundai met kenteken [kenteken 2] , tot zijn beschikking.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I.
[de vrouw] te veroordelen tot teruggave aan [de man] van de Ford Focus met kenteken [kenteken 1] alsmede alle bijbehorende zaken zoals (doch niet beperkt tot) de autosleutels (inclusief reserve sleutels) en autopapieren binnen 5 dagen na datum vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 50.000,- ;
II.
[de vrouw] te veroordelen tot betaling aan [de man] van een bedrag ad € 1.166,39 voor de door [de man]gemaakte kosten voor de Hyundai met kenteken [kenteken 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III.
[de vrouw] te veroordelen tot betaling aan [de man] van een bedrag ad € 816,40 +PMvoor het verschil tussen de door [de man] betaalde wegenbelasting en verzekeringspremies voor de Ford terwijl hij in de Hyundai moest rijden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV.
[de vrouw] te veroordelen in de kosten van procedure.
3.2.
De man legt aan zijn vordering – samengevat – ten grondslag dat de auto op naam van de man staat en door (uitsluitend) hem betaald is. Omdat van een gemeenschappelijk vermogen tussen partijen geen sprake is, is hij de (enige) rechtmatige eigenaar van de auto. De vrouw houdt de auto zonder recht of titel onder zich, aldus de man
3.3.
De vrouw voert tot haar verweer – kort gezegd – aan dat de auto is betaald van de en/of-rekening – en dus gezamenlijk – is aangeschaft als gezinsauto. Partijen zijn bovendien overeengekomen dat de man voor de vrouw een grotere auto zou aanschaffen ter vervanging van de Hyundai, aldus de vrouw.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Bij de beoordeling van een voorlopige voorziening, zoals gevorderd moet de voorzieningenrechter eerst beoordelen of de man ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
De vrouw betwist dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en voert aan dat de vordering van de man mee moet worden genomen bij de algehele verdeling. Dit betoog faalt. De vordering van de man strekt immers niet tot verdeling, maar tot revindicatie van de auto. Met de aard van die vordering is het spoedeisend belang in deze zaak gegeven.
Inhoudelijk
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat hun relatie is beëindigd, dat tussen hen geen sprake was van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst. Van een algehele gemeenschap van goederen is dan ook geen sprake.
4.4.
Evenmin is in geschil dat de auto thans op naam van de man staat geregistreerd, aan welke registratie de vrouw ook heeft meegewerkt. De vrouw heeft bovendien onvoldoende weersproken de stelling van de man dat de leasekosten voor de auto steeds door hem zijn voldaan. Zij heeft weliswaar aangegeven dat die kosten ‘van de en/of-rekening zijn betaald’, maar heeft niet betwist dat die rekening daartoe door de man werd gevoed. Dat zij heeft ‘meebetaald’ aan de auto, is dan ook niet voldoende aannemelijk geworden. Dat tussen partijen daarnaast een afspraak gold dat de vrouw de ‘huishoudelijke’ kosten betaalde van een door haar gevoede (andere) en/of-rekening, zoals zij ter zitting heeft betoogd, doet aan het voorgaande niet af. Ook de ‘afspraken’ tussen partijen van 15 maart 2023 verschaffen de vrouw geen eigen recht of titel ten aanzien van de auto. Daarin is immers slechts bepaald dat de vrouw de auto dat jaar (2023) in de vakantie mag gebruiken. Dat partijen hebben afgesproken dat de man een (grotere) auto voor de vrouw zou kopen valt daar niet uit af te leiden, noch dat die aanschaf een voorwaarde was voor teruggave van de auto aan de man.
4.5.
Op grond van het voorgaande is voorshands voldoende vast komen te staan dat de auto eigendom is van de man, zodat diens vordering tot teruggave van de auto door de vrouw aan hem voor toewijzing gereed ligt. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt zoals in de beslissing vermeld.
4.6.
De vordering tot veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van de door hem gemaakte kosten voor de Hyundai van de vrouw zal worden afgewezen. Ter zitting heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de man ook in die auto heeft gereden en dat zij zelf ook kosten heeft gemaakt voor (onder meer het onderhoud van) de Ford. Dat de man aanspraak kan maken op vergoeding van deze kosten, is in het kader van dit kort geding dan ook onvoldoende gebleken.
4.7.
Ook de vordering ter zake het verschil in wegenbelasting en verzekeringspremies tussen beide auto’s zal worden afgewezen. Uit de door partijen overgelegde stukken valt niet op te maken dat de man voorafgaand aan deze procedure op vergoeding van deze kosten aanspraak heeft gemaakt of dit aan de vrouw kenbaar heeft gemaakt. Uit de zich in het dossier bevindende documenten komt eerder het beeld naar voren dat de vrouw de auto na het verbreken van de relatie aanvankelijk nog een tijdje mocht gebruiken zonder dat daar nadere voorwaarden aan waren verbonden. Nu voorshands niet is gebleken dat partijen hierover nadere afspraken hebben gemaakt, wordt ook dit deel van de vordering afgewezen.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw tot teruggave aan de man van de Ford Focus met kenteken
[kenteken 1] alsmede alle bijbehorende zaken zoals (doch niet beperkt tot) de autosleutels (inclusief reserve sleutels) en autopapieren binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 150,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025.
936
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.