ECLI:NL:RBNHO:2025:1068

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
359904
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

Op 3 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige. Sinds april 2024 zijn er ernstige zorgen gerezen over de minderjarige, die zich onttrekt aan het gezag van zijn ouders, vaak weglopen, spijbelen van school en blowen. Na een verblijf bij Optimal Zorg is er een positieve ontwikkeling zichtbaar, maar deze is nog pril. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor zes maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de zus van de minderjarige, om zo de zorg en opvoeding te waarborgen.

De kinderrechter heeft de feiten en de procedure in overweging genomen. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om de minderjarige te begrenzen. De minderjarige verblijft sinds 13 december 2024 bij zijn zus, waar hij structuur en duidelijkheid kan krijgen. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de minderjarige gegrond zijn en dat een gedwongen kader noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met ingang van 3 januari 2025 tot 3 juli 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/359904 / JU RK 24-1846
Datum uitspraak: 3 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.I. Vervest te Heemskerk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .
advocaat mr. J.I. Vervest te Heemskerk.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de zus] ,hierna te noemen: de zus,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door een tolk, [tolk] ;
  • de advocaat van de vader en de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad.
1.3.
De Jeugdbescherming Gelderland is, hoewel behoorlijk opgeroepen en zonder bericht van afwezigheid, niet verschenen.
1.4.
De moeder is wegens ziekte niet verschenen.
1.5.
[de minderjarige] heeft tijdens het kindgesprek zijn mening aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft sinds 13 december 2024 bij de zus in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerk pleeggezin, namelijk bij de zus te verlenen voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad motiveert de verzoeken als volgt.
3.2.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] , omdat hij zich onttrekt aan het gezag van zijn ouders en zijn eigen plan trekt. [de minderjarige] komt de afspraken die hij met zijn ouders en de hulpverlening maakt niet na en hij wordt onvoldoende in zijn gedrag begrensd. Hij trekt naar vrienden die een negatieve invloed op hem hebben, raakt in beeld bij de politie, verzuimt van school, gebruikt middelen, loopt weg, verblijft dan op onbekende en mogelijk onveilige plekken en gaat uit contact met de ouders. Bij Optimal Zorg heeft [de minderjarige] laten zien dat hij zich wel aan de afspraken kan houden, maar deze ontwikkeling is precair, temeer nu de in het vrijwillige kader ingezette hulpverlening er niet voor heeft gezorgd dat [de minderjarige] zich gedurende langere tijd aan de afspraken houdt. Het is voor de Raad op dit moment overigens onduidelijk of het positieve gedrag van [de minderjarige] van de afgelopen weken bij Optimal Zorg komt door verworven vaardigheden of dat de gedragsverandering een middel is voor meer vrijheid. De zorgen over [de minderjarige] zullen direct toenemen als hij vervalt in spijbelen of wegloopgedrag. De situatie is in die zin kwetsbaar. Een gedwongen kader is noodzakelijk zodat een gezinsvoogd naast de ouders kan gaan staan en hen kan ondersteunen bij gezagsbeslissingen. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor slechts zes maanden, omdat het nu beter lijkt te gaan met [de minderjarige] en hij op de goede weg is. Een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden kan ervoor zorgen dat er een goede basis wordt gelegd voor [de minderjarige] ’s verblijf bij de zus.
3.3.
Een uithuisplaatsing voor [de minderjarige] is daarnaast noodzakelijk, zolang [de minderjarige] in het kader van een ondertoezichtstelling niet bij een gezaghebbende ouder verblijft. De Raad acht het op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] om bij de ouders in [plaats] te wonen, vanwege de onmacht van de ouders om [de minderjarige] te begrenzen en de aantrekkingskracht van [de minderjarige] ’s negatieve netwerk daar. Voorheen (medio 2024) heeft [de minderjarige] bij zijn zus [zijn zus] en schoonbroer [schoonbroer] gewoond en daar liep hij – net als bij de ouders – herhaaldelijk en voor meerdere dagen achter elkaar weg. [de minderjarige] woont sinds 13 december 2024 bij de zus in [plaats] . Een machtiging tot uithuisplaatsing is gelet op het wegloopgedrag van [de minderjarige] noodzakelijk om de plaatsing bij de zus en de relatie tussen de ouders en [de minderjarige] te borgen.

4.De mening van [de minderjarige]

4.1.
begrijpt de zorgen van de ouders en wil graag een nieuwe, goede start maken bij de zus. Hij verblijft daar sinds 13 december 2024 en zal na de kerstvakantie weer beginnen bij het [College] in [plaats] . Hij wil ook proberen te stoppen of minderen met blowen. Hij zal ook niet meer weglopen. Zijn vrienden in [plaats] spreekt hij nog heel weinig en hij wil ook niet meer in aanraking komen met justitie. Op de JOM-zitting is een jeugdreclasseringstoezicht opgelegd, daar gaat hij aan meewerken.

5.Het standpunt van de ouders

5.1.
Door dan wel namens de ouders is naar voren gebracht dat er forse zorgen zijn over [de minderjarige] en dat zij achter de door de Raad verzochte maatregelen staan.

6.De beoordeling

Op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Hiervoor is het volgende redengevend.
6.2.
Sinds april 2024 zijn er forse zorgen ontstaan over de ontwikkeling van de bijna 14-jarige [de minderjarige] . De grootste zorg was/is dat hij zich heeft onttrokken aan het gezag van de ouders en zijn eigen plan heeft getrokken door vaak en lang (paar dagen) weg te lopen en om te gaan met zijn anti-sociale vriendenkring in [plaats] . Daarbij komt het veelvuldig spijbelen van school en het dagelijkse blowgedrag van [de minderjarige] . Hij heeft hierdoor een afhankelijkheid van cannabis gekregen en een schoolachterstand opgelopen. Tijdens zijn verblijf bij Optimal Zorg in [plaats] (van 18 oktober 2024 tot 13 december 2024) heeft hij goed gedrag laten zien en een positieve ontwikkeling doorgemaakt. [de minderjarige] deed zijn best op de groep en liet zien dat hij zich aan de afspraken kan houden. Deze ontwikkeling is – zoals ook is vastgesteld door de Raad – echter nog te pril. [de minderjarige] kreeg veel ondersteuning op de groep. Het is onduidelijk of hij de positieve lijn ook kan voortzetten bij de zus, zonder die ondersteuning. Om de netwerkplaatsing bij de zus te laten slagen, heeft [de minderjarige] enerzijds structuur, duidelijkheid en grenzen nodig. Anderzijds is afstemming op zijn behoefte aan autonomie ook belangrijk. De Raad heeft vastgesteld dat er daartoe aan de volgende doelen gewerkt moet worden:
-
[de minderjarige] heeft opvoeders die veiligheid en structuur bieden, die begrip tonen en geduldig met hem zijn bij het inzicht krijgen in en veranderen van gedragspatronen;
-
[de minderjarige] heeft ouders die duidelijke grenzen stellen;
-
[de minderjarige] krijgt ondersteuning bij zijn schoolgang en toekomstperspectief;
-
[de minderjarige] krijgt hulp om vaardigheden op verschillende gebieden te versterken, zoals het maken van verstandigere keuzes en weerstand bieden tegen jongeren die een negatieve invloed op hem hebben;
-
Het wordt duidelijk in welke mate [de minderjarige] last heeft (gehad) van de onrustige thuissituatie bij ouders, waarbij [de minderjarige] getuige is geweest van huiselijk geweld en hij mogelijk onvoldoende begrenzing heeft ervaren;
-
[de minderjarige] krijgt hulp om te minderen of te stoppen met blowen en er wordt gezocht naar alternatieven.
6.3.
De kinderrechter zal [de minderjarige] gelet op het voorgaande onder toezicht stellen en daarnaast de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlenen voor de duur van zes maanden, zodat zijn plek bij de zus geborgd is.
6.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht door de Raad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Gelderland, locatie [locatie] , met ingang van 3 januari 2025 tot 3 juli 2025;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een netwerk pleeggezin, namelijk bij de zus [de zus] , met ingang van 3 januari 2025 tot 3 juli 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025 door mr. S. Ok, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.E. Vogel als griffier, en op schrift gesteld op 7 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.