ECLI:NL:RBNHO:2025:1063

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/15/359715 / KG RK 24-794 en C/15/360140 / KG RK 24-816
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor onderhandse verkoop van een woning na executie door hypotheeknemer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in twee gelijktijdig behandelde verzoekschriften met betrekking tot de onderhandse verkoop van een woning. De verzoeker, [verzoeker], heeft op 2 november 2022 een recht van eerste hypotheek verkregen op de woning van de verweerders, [verweerders]. Na een aankondiging van executie op 14 november 2024, heeft [verzoeker] toestemming gevraagd voor de onderhandse verkoop van de woning. De verweerders hebben op hun beurt ook een verzoek ingediend voor een onderhandse verkoop aan een andere partij. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2025 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten en zijn er biedingen gedaan op de woning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeken tijdig zijn ingediend en dat de benodigde documenten zijn overgelegd. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de verweerders om toestemming voor de onderhandse verkoop aan [naam 2] en [naam 5] toegewezen, omdat dit het meest gunstige bod was. Het verzoek van [verzoeker] is aangehouden, zodat er in de toekomst nog op teruggevallen kan worden indien de verkoop aan de verweerders niet doorgaat. De voorzieningenrechter heeft de partijen verzocht om zich op 2 april 2025 uit te laten over de voortgang van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/359715 / KG RK 24-794 en C/15/360140 / KG RK 24-816
Beschikking van 24 januari 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats 1] ,
verzoekende partij in de zaak 24-816,
verwerende partij in de zaak 24-794,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. W.Ph. Steenhuisen,
tegen

1.[verweerder 1] ,2. [verweerder 2] ,

wonende te [plaats 1] ,
verwerende partijen in de zaak 24-816,
verzoekende partijen in de zaak 24-794,
hierna samen te noemen: [verweerders] ,
advocaat: mrs. U.E.M. Pinas en M.J.G. Stork,
en belanghebbende:
[belanghebbende],
gevestigd te [plaats 2] ,
niet verschenen.

1.De procedure en de feiten

1.1.
Bij notariële akte van 2 november 2022 heeft [verzoeker] van [verweerders] een recht van eerste hypotheek verkregen op het registergoed, staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats 1] (Noord-Holland), [adres] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] (Noord-Holland), [sectieletter] [sectienummer] (hierna: de woning).
1.2.
Om te [verzoeker] tot verhaal van zijn vordering heeft [verzoeker] bij deurwaardersexploot van 14 november 2024 de executie van de woning aangezegd. De executieveiling was gepland op 16 december 2024.
1.3.
Op 6 december 2024 is het door de behandelend notaris mr. J.H.J.A. Hofstee (hierna: de notaris) namens [verzoeker] ingediende verzoek binnengekomen in de zaak 24-816. Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof tot onderhandse verkoop van de woning op grond van artikel 3:268 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), overeenkomstig de bij het verzoek ter goedkeuring overgelegde koopovereenkomst.
1.4.
Op 9 december 2024 is het door hun advocaat namens [verweerders] ingediende verzoek binnengekomen in de zaak 24-794. Dit verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof tot onderhandse verkoop op grond van artikel 3:268 lid 2 BW van de woning, overeenkomstig de bij het verzoek ter goedkeuring overgelegde koopovereenkomst.
1.5.
Op 10 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is [verzoeker] verschenen en bijgestaan door mr. Steenhuisen en zijn [verweerder 1] en [verweerder 2] verschenen en bijgestaan door mrs. Pinas en Stork. Daarnaast waren aanwezig - voor zover hier van belang - de notaris en [naam 1] namens [bedrijf] , de door [verzoeker] voorgestelde onderhandse koper. Ook waren aanwezig, namens de door [verweerders] voorgestelde onderhandse kopers, de heer [naam 2] , en de heer [naam 3] en mevrouw [naam 4] , bieders.

2.Het verzoek in de zaak 24-816

2.1.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op 2 november 2022 tot zekerheid voor de terugbetaling van het ontvangen geldbedrag een recht van hypotheek van [verweerders] heeft verkregen. [verweerders] zijn in verzuim zijn met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. [verzoeker] is op grond daarvan en gelet op artikel 3:268 BW bevoegd de woning in het openbaar ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen. Binnen de in artikel 547 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vermelde termijn is er een bod uitgebracht door [bedrijf] van € 861.000,-. [verzoeker] heeft dit bod aanvaard, zodat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten.

3.Het verzoek in de zaak 24-794

3.1.
[verweerders] hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat zij op 4 december 2024 een koopovereenkomst hebben gesloten met [naam 2] en zijn partner, mevrouw [naam 5] . De koopsom bedraagt € 1.400.000,-. Bovendien hebben [naam 3] en [naam 4] ter zitting een bod uitgebracht van € 1.425.000, zonder voorbehouden. [verweerders] verzoeken de voorzieningenrechter uit te gaan van het hoogste, en volgens hen gunstigste, bod.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
Beide verzoekschriften zijn tijdig ingediend. Bij de verzoeken zijn de in artikel 548 lid 2 Rv bedoelde bescheiden overgelegd, waaronder de overeenkomst tussen [verzoeker] en [bedrijf] strekkende tot aankoop van de woning voor € 861.000,- en de overeenkomst tussen [verweerders] en [naam 2] en [naam 5] strekkende tot aankoop van de woning voor € 1.400.000,-. In beide verzoeken is bovendien melding gedaan van de belanghebbenden in de zin van artikel 544 Rv.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er naast de twee koopovereenkomsten, ter zitting een bod door [naam 3] en [naam 4] op de woning is gedaan van € 1.425.000,- zonder voorbehouden.
Toewijzing verzoek zaak 24-794
4.3.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek van [verweerders] toe tot het verkrijgen van verlof voor een onderhandse verkoop met [naam 2] en [naam 5] . De voorzieningenrechter licht hieronder dit toe.
4.4.
De voorzieningenrechter is het met [verweerders] eens dat zij belang hebben bij het meest gunstige bod. Als dit op basis van het hoogste gedane bod bepaald zou worden, dan zouden [naam 3] en [naam 4] tijdens de zitting het meest gunstige bod hebben gedaan op de woning. Maar omdat [naam 3] en [naam 4] bij het eventueel sluiten van een koopovereenkomst met [verweerders] (dwingendrechtelijk) recht hebben op de wettelijke bedenktijd van drie dagen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bod van [naam 2] en [naam 5] in dit geval gunstiger is. De voorzieningenrechter geeft daarom goedkeuring aan de koopovereenkomst met [naam 2] en [naam 5] , zoals die door [verweerders] bij hun verzoekschrift is overgelegd.
Aanhouding zaak 24-816
4.5.
Voor wat betreft het verzoek van [verzoeker] , oordeelt de voorzieningenrechter dat deze aangehouden dient te worden. Voor het geval dat de levering van de woning aan [naam 2] en [naam 5] onverhoopt niet plaatsvindt, kan er daardoor nog teruggevallen worden op en goedkeuring gegeven worden aan het verzoek van [verzoeker] om de woning onderhands te verkopen aan [bedrijf] In dat geval is het immers in het belang van [verzoeker] dat de woning snel wordt verkocht terwijl voor het bod van [naam 3] en [naam 4] genoemd dwingendrechtelijk voorbehoud geldt. Daarbij geldt natuurlijk wel de voorwaarde dat het verzoek in de zaak 24-816 dan nog bij de voorzieningenrechter voorligt en niet bijvoorbeeld is ingetrokken omdat [bedrijf] de woning niet meer wil afnemen.
4.6.
De voorzieningenrechter verzoekt [verzoeker] en [verweerders] daarom om zich in de zaak
24-816 op de rol van 2 april 2025 uit te laten over vraag of het verzoek ingetrokken wordt of dat er in die zaak alsnog een beslissing dient te volgen. Omdat [naam 2] en [naam 5] hebben verklaard dat de levering van de woning kan plaatsvinden zes weken na de toestemming van de voorzieningenrechter maar niet eerder dan 6 maart 2025, acht de voorzieningenrechter deze termijn afdoende voor partijen om zich uit te laten over de voortgang van de procedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in de zaak met nummer 24-816
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
2 april 2025voor het uitlaten over de voortzetting van de procedure door [verzoeker] en [verweerders] ,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak met nummer 24-794
5.3.
verleent [verweerders] toestemming om tot onderhandse verkoop ex artikel 3:268 lid 2 BW over te gaan conform de koopovereenkomst tussen [verweerders] en [naam 2] en [naam 5] ,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.