In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiser, [eiser], heeft de vordering ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde], die als huurder in de woning verblijft. De eiser vorderde ontruiming van de woning op basis van geluidsoverlast en het ophangen van camera's door de gedaagde, wat volgens de eiser in strijd zou zijn met de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde incidenteel geluidsoverlast heeft veroorzaakt, maar oordeelt dat deze tekortkomingen niet van voldoende gewicht zijn om een ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter benadrukt dat een ontruiming een ingrijpende maatregel is die grote gevolgen heeft voor de huurder en dat er grote terughoudendheid moet worden betracht bij het toewijzen van een dergelijke vordering. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de huurovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd op de door de eiser gestelde datum, omdat de huurovereenkomst meerdere keren is verlengd. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 834,00.