ECLI:NL:RBNHO:2025:1035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
15/306582-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting met bewezenverklaring seksueel binnendringen van een dertienjarig meisje

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en seksueel binnendringen van een dertienjarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de voor verkrachting vereiste dwang had uitgeoefend. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld of bedreiging. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het seksueel binnendringen van een minderjarige. Dit werd bewezen door de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van vier jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/306582-23 (P)
Uitspraakdatum: 4 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
feitelijk verblijvende op het adres [adres 2] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.E. de Boer, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 18 september 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het:
- kussen op de mond en/of op de borst(en) en/of de borst(streek) en/of het bovenlichaam en/of de bil(len) en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- likken van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] en/of
- ( over en onder de kleding) betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- ( onder de kleding) betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of vingeren van die [slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of beffen van die [slachtoffer] en/of
- duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vaginale) gemeenschap hebben met die [slachtoffer] ,
en/of bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit het:
- toen die [slachtoffer] langsfietste zwaaien naar die [slachtoffer] en/of een gebaar maken waarbij hij, verdachte, een kopje naar zijn mond bracht (waardoor die [slachtoffer] de indruk kreeg dat hij, verdachte, haar uitnodigde voor een kopje thee en/of waarna die [slachtoffer] naar de woning van verdachte is gegaan) en/of
- binnenlaten van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning en/of
- ( toen die [slachtoffer] in de woning was) onverhoeds voornoemde seksuele handeling(en) bij die [slachtoffer] verrichten en/of
- hebben van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] (gelet op het leeftijdsverschil en/of het feit dat die [slachtoffer] zich bevond in de woning van verdachte) en/of (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een zodanige bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon en/of durfde te onttrekken;
subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 18 september 2023 te Alkmaar, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het:
- kussen op de mond en/of op de borst(en) en/of de borst(streek) en/of het bovenlichaam en/of de bil(len) en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- likken van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] en/of
- ( over en onder de kleding) betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- ( onder de kleding) betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of vingeren van die [slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of beffen van die [slachtoffer] en/of
- duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vaginale) gemeenschap hebben met die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd van de zaak kennis te nemen, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat de consistente verklaring van de verdachte geen aanleiding geeft om te spreken van dwang. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde seksueel binnendringen heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het primaire feit (verkrachting)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat voor een veroordeling van verkrachting moet komen vast te staan dat de verdachte door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen om de seksuele handelingen te ondergaan. Overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende (objectieve) bewijsmiddelen bevat om te kunnen vaststellen dat de verdachte de voor verkrachting vereiste dwang heeft uitgeoefend, zoals bedoeld in artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten het seksueel binnendringen van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt. Aangezien de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak voor dit feit is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 januari 2025 afgelegd;
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever] , de moeder van [slachtoffer] , van 4 oktober 2023 (dossierpagina 7 e.v.);
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 23 oktober 2023 (dossierpagina 13 e.v.).
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
subsidiair
hij op 18 september 2023 te Alkmaar met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het:
- kussen op de mond en op de borsten en de billen van die [slachtoffer] en
- likken van de borsten van die [slachtoffer] en
- over en onder de kleding betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- betasten van de vagina van die [slachtoffer] en duwen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en vaginale gemeenschap hebben met die [slachtoffer] .
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Bij de beantwoording van de vraag of en in welke mate het gepleegde feit aan de verdachte kan worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van de deskundigenrapportage van drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, van 29 april 2024.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat op basis van de onderzoeksresultaten bij de verdachte geen psychopathologie kan worden vastgesteld. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit ook zo. Bij een bewezenverklaring adviseert de psycholoog het gepleegde feit volledig aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de deskundige over. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] . Voor iedere overtreding van deze maatregel door de verdachte moet vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden toegepast, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de gezondheid van de verdachte. Hij heeft het zwaar in detentie en gaat zichtbaar achteruit. De kans dat hij zijn woning zal verliezen, wordt steeds groter. Bovendien is de verdachte een
first offenderen wordt het risico op recidive ingeschat als laag. De raadsvrouw heeft daarom verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, te weten ontucht met – waaronder het seksueel binnendringen van – een minderjarig meisje. Hij heeft het slachtoffer met een uitnodigend gebaar zijn woning ingelokt. Toen ze eenmaal binnen was, is hij handtastelijk geworden, is hij stapje voor stapje steeds verder gegaan en heeft hij geslachtsgemeenschap met haar gehad. Het was voor het slachtoffer een zeer angstige situatie en zij heeft verklaard dat zij bevroor, onder meer uit angst voor mogelijke consequenties in het geval zij niet zou meewerken (zoals geweld). De verdachte heeft kennelijk op geen enkel moment zich afgevraagd hoe deze situatie voor haar zou moeten zijn en of hij niet zou moeten stoppen. Hij heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer de mogelijkheid ontnomen om een normale seksuele ontwikkeling door te maken. Uit de op zitting door de moeder van het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het incident een grote impact heeft gehad op het slachtoffer en haar leven. Zij heeft psychische schade opgelopen, zo heeft zij angstklachten en slaapproblemen. Zij volgt hiervoor EMDR-therapie.
Ten tweede speelt voor de rechtbank een belangrijke rol dat het slachtoffer jong was: zij was toen het feit werd gepleegd nog maar net dertien jaar geworden. Er was daarnaast een enorm leeftijdsverschil tussen haar en de verdachte (te weten: 55 jaar). De verdachte houdt vast aan zijn verklaring dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het slachtoffer al achttien jaar was, maar zij was evident een veel jonger kind.
Verder weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat het slachtoffer door de ontucht is ontmaagd en dat de verdachte geen condoom heeft gebruikt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit en daarmee een
first offenderis.
De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij op geen enkele wijze empathie heeft geuit richting het slachtoffer. De verdachte heeft weliswaar spijt betuigd op de zitting, maar die spijt leek naar de indruk van de rechtbank meer te zien op de gevolgen die deze zaak voor hem persoonlijk heeft (zoals een schending van zijn reputatie).
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het eerder genoemde rapport van de GZ-psycholoog, waarin wordt geadviseerd om het handelen van de verdachte volledig aan hem toe te rekenen.
De rechtbank heeft tot slot gekeken naar het advies van de reclassering van 9 januari 2025. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank zit het bewezenverklaarde handelen van de verdachte – gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden – in ernst dicht aan tegen een verkrachting met een beperkte mate van dwang. Daarom heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf onder meer gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verkrachting met lichte mate van dwang. Daarvoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank komt dan ook tot een straf die bij dit oriëntatiepunt in de buurt komt.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden, met aftrek van het voorarrest.
Vrijheidsbeperkende maatregel (contactverbod)
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte ook een maatregel in de zin van artikel 38v lid 2 sub d van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Deze maatregel wordt opgelegd voor de duur van vier jaar omdat het slachtoffer na afloop van die periode een volwassen leeftijd zal hebben bereikt. Voor elke overtreding wordt veertien dagen vervangende hechtenis toegepast met een maximum van zes maanden. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend gedraagt jegens het slachtoffer, zal de rechtbank deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. Dit baseert de rechtbank op aanwijzingen uit het dossier dat de verdachte in het verleden al eerder contact zocht met het slachtoffer en zich daarin grenzeloos opstelde. Daarnaast wonen de verdachte en het slachtoffer bij elkaar in de buurt en is het voor het psychische herstel van het slachtoffer belangrijk dat zij niet zal worden geconfronteerd met de verdachte zolang zij nog minderjarig is.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. J.A. van der Lem, advocaat te Alkmaar, heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door haar moeder
[aangever] , een vordering tot schadevergoeding van € 10.225,24 ingediend tegen de verdachte wegens schade die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De vordering bestaat uit een bedrag van € 225,24 aan materiële schade wegens reis- en parkeerkosten in verband met bezoeken aan het Centrum voor Seksueel Geweld en aan het ziekenhuis, vergoeding voor ondergoed en voor slaapmedicatie en een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft bepleit de gevorderde immateriële schade te matigen en daarvoor aansluiting te zoeken bij letselschadecategorie 3, zoals deze wordt gehanteerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. Het gevorderde bedrag aan materiële schade is redelijk en onderbouwd waar mogelijk. Bovendien is de hoogte van het gevorderde bedrag door de verdediging niet betwist. De gevorderde materiële schade zal daarom geheel worden toegewezen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte een inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij en dat de aard en de ernst van de normschending maken dat de nadelige gevolgen hiervan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Dat vormt een grondslag voor vergoeding van immateriële schade. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer] naast fysieke pijn als gevolg van het feit ook last heeft van flashbacks, waarvoor (EMDR-)traumabehandeling is gestart. Ze heeft angstklachten, concentratie- en slaapproblemen. Het is nog onbekend hoe groot de nadelige psychische gevolgen zullen zijn die [slachtoffer] aan het handelen van de verdachte zal overhouden. Gelet op het voorgaande, de jonge leeftijd van [slachtoffer] en de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend, komt de rechtbank vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,00 billijk voor.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van
€ 7.725,24, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: het seksueel binnendringen van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38v, 38w en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twintig (20) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Maatregel 38v Sr
Legt aan de verdachte op een
vrijheidsbeperkende maatregelals bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod. Het contactverbod houdt in dat de verdachte gedurende vier (4) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee (2) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.725,24(zegge: zevenduizend zevenhonderdvijfentwintig euro en vierentwintig cent), bestaande uit
€ 225,24 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade.
Voornoemd bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij van een bedrag van € 7.725,24, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 73 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2025.