ECLI:NL:RBNHO:2025:10249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
C/15/367913 / JU RK 25-1036
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedproblemen

Op 21 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak van een minderjarige, vertegenwoordigd door de gecertificeerde instelling Stichting NIDOS. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om een machtiging tot gesloten jeugdhulp afgewijzen. De minderjarige, die binnenkort 18 jaar wordt, verblijft momenteel in een open setting bij een jeugdhulpaanbieder en lijkt positieve veranderingen te ondergaan. De kinderrechter oordeelt dat, hoewel de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedproblemen vertoont, er minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn dan een gesloten plaatsing. De minderjarige heeft in het verleden problematisch gedrag vertoond, waaronder druggebruik en contacten met het criminele circuit, maar heeft recentelijk zelf om hulp gevraagd en lijkt gemotiveerd om zijn leven te beteren. De kinderrechter concludeert dat de huidige open setting de juiste omgeving biedt voor de minderjarige om aan zijn toekomst te werken, en dat een gesloten plaatsing niet meerwaarde zou bieden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367913 / JU RK 25-1036
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter tot afwijzing van verzoek machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Stichting NIDOS,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ),
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van deze rechtbank van 24 juli 2025;
  • een proces-verbaal van deze rechtbank van 5 augustus 2025;
  • een verklaring van een gedragswetenschapper van 20 augustus 2025.
1.2
Op 21 augustus 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • [de minderjarige] , vergezeld van mr. D.E. de Boer, waarnemend raadsvrouw, en ondersteund door [tolk] , tolk [taal] ;
  • als informanten [informant 1] en [informant 2] , van [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] .
1.3
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover, in bijzijn van zijn raadsvrouw, voorafgaand aan de zitting eerst een afzonderlijk gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van 14 september 2022 is [de minderjarige] onder voogdij gesteld van de GI.
2.2
Bij beschikking van 24 juli 2025 heeft de kinderrechter een voorlopige machtiging verleend voor plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten setting, voor de duur van vier weken, en de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aangehouden.
2.3
[de minderjarige] verblijft sinds 19 augustus 2025 bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] (een open plek) in [plaats]

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht om een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, tot zijn meerderjarigheid, en heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.2
[de minderjarige] is recentelijk geplaatst in een open setting is geplaatst bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] in [plaats] , bij gebrek aan een plek binnen een gesloten setting. De plaatsing bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] lijkt een positieve verandering bij [de minderjarige] teweeg te hebben gebracht. Hoewel de GI ervoor pleit dat [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] blijft handhaaft de GI ook het verzoek tot gesloten plaatsing van [de minderjarige] . De situatie rondom [de minderjarige] en zijn veiligheid was tot voor kort nog zeer zorgelijk en [de minderjarige] heeft zich meerdere malen onttrokken aan de hulpverlening. Een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is overwogen, maar dit is niet werkbaar omdat er dan geen plaats wordt vastgehouden. Een machtiging gesloten jeugdhulp kan voor [de minderjarige] dienen als extra motivatie en signaal dat de plaatsing bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] voor hem echt zijn laatste kans is.

4.Het standpunt van [de minderjarige]

is dankbaar dat hij bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] terecht is gekomen. Hij ziet dit als een laatste kans. Hij beseft nu dat de situatie waarin hij verkeerde niet goed voor hem was en hij op straat in contact kwam met mensen die niet het beste met hem voor hadden. De problemen van [de minderjarige] en zijn gedrag werden ook veroorzaakt doordat hij veel blowde. [de minderjarige] wil zijn leven beteren en beseft dat hij geen leven meer op straat wil. Hij wil bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] blijven wonen en naar school.
Zijn begeleiders voelen als familie voor [de minderjarige] . Een gesloten plaatsing zal [de minderjarige] niet verder helpen. [de minderjarige] wil aan zijn toekomst kunnen werken.

5.De beoordeling

5.1
Een gesloten plaatsing is aan de orde als een jeugdige ernstige opgroei- of opvoedproblemen laat zien die zijn of haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, opneming en verblijf in de gesloten jeugdhulp noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrekt, en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedproblemen te behandelen.
5.2
De kinderrechter is van oordeel dat niet aan deze voornoemde voorwaarden wordt voldaan. [de minderjarige] laat ernstige opgroei- en opvoedproblemen zien, maar er zijn minder ingrijpende middelen dan een gesloten plaatsing mogelijk om deze te behandelen. De kinderrechter neemt hierbij het volgende in overweging.
5.3
Gebleken is dat de afgelopen jaren zeer problematisch zijn geweest en [de minderjarige] in ernst toenemende gedragsproblemen liet zien. [de minderjarige] heeft vanaf zijn komst naar Nederland in 2022 in opvanggezinnen en een gezinshuis verbleven, maar zijn problemen namen alleen maar toe. [de minderjarige] hing veel op straat , liet zich in met mensen uit het criminele circuit, gebruikte drugs en was zeer zelfbepalend. [de minderjarige] is in mei 2024 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder een steekincident en bedreiging, en heeft een jeugdreclasseringsmaatregel opgelegd gekregen. Er bestonden tot kort geleden ook ernstige zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] , omdat hij mogelijk zou worden bedreigd door mensen uit het criminele circuit.
5.4
[de minderjarige] is in de afgelopen weken vermist geweest. Er was weliswaar een spoedmachtiging gesloten plaatsing voor hem afgegeven maar er was geen plek voor hem beschikbaar in een gesloten setting. Nadat [de minderjarige] zichzelf had gemeld, is hij terecht gekomen bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , een open setting in [plaats] . Sinds zijn plaatsing hier lijkt [de minderjarige] tot inkeer te zijn gekomen en lijkt hij te beseffen dat de situatie waarin hij zich bevond niet goed voor hem is. De begeleiders van [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , voelen voor hem naar eigen zeggen als familie, iets wat hij heeft gemist. [de minderjarige] heeft zich erg eenzaam gevoeld, wat er mede toe heeft geleid dat hij op straat met verkeerde mensen in aanraking is gekomen. Positief is dat [de minderjarige] uiteindelijk zelf aan de bel heeft getrokken en om hulp heeft gevraagd.
5.5
De begeleiders van [de minderjarige] vanuit [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] hebben aangegeven dat [de minderjarige] een positieve start heeft gemaakt op de groep en zich open heeft opgesteld. Er zal op korte termijn een plan van aanpak worden opgesteld, met daarin ook een signaleringsplan om de risico’s inzichtelijk te maken. De begeleiders geven hem het vertrouwen dat hij nodig heeft, iets wat voor [de minderjarige] , mede gelet op zijn voorgeschiedenis en het feit dat hij zonder ouders in Nederland verblijft, van wezenlijk belang is. Vanuit [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] wordt gewerkt vanuit “liefde” en niet vanuit angst. De begeleiding heeft er daarom voor gepleit om [de minderjarige] het voordeel van de twijfel te geven en hem te vertrouwen in plaats van een voorwaardelijke gesloten machtiging boven zijn hoofd te hangen. De kinderrechter sluit zich hierbij aan en hoopt dat [de minderjarige] met hulp van zijn begeleiders van zijn leven een positieve wending weet te geven en hij de goede inzichten die hij in de afgelopen periode heeft opgedaan weet vast te houden.
5.6
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI afwijzen.
Een machtiging gesloten jeugdhulp als ‘stok achter de deur’ (een verkapte voorwaardelijke machtiging) is wat betreft de kinderrechter niet aan de orde. [de minderjarige] is gemotiveerd voor zijn plaatsing bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . Daarbij wordt [de minderjarige] op [datum] meerderjarig, waarna een gesloten plaatsing niet meer aan de orde kan zijn. Als een gesloten plaatsing in de tussentijd onverhoopt toch aan de orde mocht komen, dan zal dit vermoedelijk geen meerwaarde meer hebben. [de minderjarige] zal in de komende periode, met de begeleiding vanuit [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , verantwoordelijkheid moeten nemen voor zichzelf en zijn toekomst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
- wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025 door
mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van S. Rebel als griffier, en op schrift gesteld op 28 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.