ECLI:NL:RBNHO:2025:10184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
11563350 \ CV EXPL 25-809
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van schadevergoeding in verband met aankoop van een auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser 1] en de besloten vennootschap ELEGANCE CAR SELECTION B.V. [eiser 1] vorderde een schadevergoeding van € 14.488,00, vermeerderd met rente en kosten, omdat hij stelde dat de door hem aangekochte auto niet aan de overeenkomst voldeed. Tijdens de procedure bleek echter dat de auto niet door [eiser 1] zelf was gekocht, maar door zijn vader, [derde belanghebbende]. De kantonrechter oordeelde dat [eiser 1] geen vordering kon instellen, omdat hij niet de rechtmatige koper was. De kantonrechter wees de vordering van [eiser 1] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 947,00. De kantonrechter overwoog dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, waardoor een integrale proceskostenveroordeling niet aan de orde was. De wettelijke rente over de proceskosten werd toegewezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11563350 \ CV EXPL 25-809 WD
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiser 1],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
gemachtigde: Berga juridische diensten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELEGANCE CAR SELECTION B.V.,
te Zwaag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Elegance,
gemachtigde: mr. A.W. van Luipen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met 8 producties;
- de conclusie van antwoord, met 2 producties;
- het tussenvonnis van 14 mei 2025;
- de mondelinge behandeling van 25 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling door [eiser 1] ingediende “antwoordakte op conclusie van antwoord & aanvullende productie 9 en 10;
- het voorafgaande aan de mondelinge behandeling door Elegance gemaakte bezwaar tegen de door [eiser 1] ingediende antwoordakte.
1.2.
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Van Luipen zich ter zake zijn bezwaar gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter is vervolgens voorbijgegaan aan het bezwaar, omdat Elegance niet in haar procesbelangen is geschaad.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak in de zaak zal worden gedaan.

2.Het geschil

2.1.
[eiser 1] vordert - samengevat - veroordeling van Elegance tot betaling van een bedrag van € 14.488,00, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Elegance voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser 1] afwijzen. De kantonrechter zal uitleggen waarom.
3.2.
Uitgaande van de inhoud van de dagvaarding heeft [eiser 1] op eigen naam een vordering tegen Elegance ingesteld. [eiser 1] voert in de dagvaarding ter onderbouwing van de vordering aan dat hij voor zichzelf een auto van Elegance heeft gekocht en dat de door [eiser 1] aangekochte auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Dat [eiser 1] deze procedure ten behoeve van of namens zijn vader ( [derde belanghebbende] ) aanhangig heeft gemaakt, blijkt niet uit de dagvaarding.
3.3.
Inmiddels is echter komen vast te staan dat niet [eiser 1] , maar [derde belanghebbende] als koper van de auto is te beschouwen. [eiser 1] heeft namelijk erkend dat [eiser 1] de auto namens [derde belanghebbende] heeft gekocht. Dit brengt mee dat, voor zover de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, niet [eiser 1] , maar [derde belanghebbende] een vordering op Elegance heeft. Het hierop ziende verweer van Elegance slaagt.
3.4.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de door [eiser 1] in reactie op het verweer van Elegance ingediende machtiging. De machtiging luidt als volgt:
“MACHTIGINGSFORMULIER:
Hierbij komen te vervallen en over te dragen naar een nieuwe contactpersoon:
Mijn zoon ( [eiser 1] )zal willen optreden voor mij ( [derde belanghebbende] )
Op 25 augustus 09:30 in Gerechtsgebouw Alkmaar.
Met vriendelijke groet,
[derde belanghebbende]
[eiser 1] ”
3.5.
De inhoud van deze machtiging leidt niet tot een ander oordeel. In de eerste plaats wijst de kantonrechter erop dat de machtiging niet is ondertekend. Daarnaast strekt de machtiging er niet toe dat [derde belanghebbende] in dit geding de hoedanigheid van procespartij van [eiser 1] overneemt. Evenmin valt uit de machtiging af te leiden dat [derde belanghebbende] zijn eventuele vorderingsrechten op [eiser 1] heeft overgedragen.
3.6.
Bij deze stand van zaken hoeft de kantonrechter niet in te gaan op hetgeen partijen over de auto hebben aangevoerd.
3.7.
[eiser 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Elegance vordert dat de kantonrechter [eiser 1] veroordeelt in de integrale proceskosten. De kantonrechter overweegt dat een integrale proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken als het voeren van een procedure kwalificeert als misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. De kantonrechter zal de proceskosten begroten op basis van de gebruikelijke tarieven.
3.8.
De proceskosten van Elegance worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] af,
4.2.
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiser 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.