In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een onderzoekswens door de rechter-commissaris. De bezwaarde, vertegenwoordigd door zijn raadsman, had verzocht om een schouw in zijn woning om de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te toetsen. De rechter-commissaris had dit verzoek op 22 mei 2025 afgewezen, omdat de gewenste onderzoekshandeling volgens haar van onvoldoende belang was voor enige beslissing in de zaak. De rechtbank heeft het bezwaarschrift op 19 augustus 2025 behandeld in besloten raadkamer, waarbij de bezwaarde, zijn raadsman en de officier van justitie zijn gehoord. De raadsman voerde aan dat een schouw noodzakelijk was om een algeheel beeld van de woning te verkrijgen en om de gebeurtenissen van 18 februari 2022 te kunnen beoordelen. De officier van justitie concludeerde echter dat de schouw niet van belang was voor de zaak en dat de video die door de verdediging was ingediend een voldoende alternatief bood. De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris de juiste toetsingsmaatstaf had toegepast en dat er geen aanleiding was om anders te oordelen. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond.