Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[de VOF], gevestigd te Hauwert,
en haar vennoten
[vennoot 1] en [vennoot 2] , beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
1.Het procesverloop
van de zijde van [eisers] :- de schriftelijke reactie op de door [gedaagde] ingestelde tegenvordering;
van de zijde van [gedaagde] :- de op 19 juni 2025 ingekomen producties 9 en 10;
- de op 30 juni 2025 ingekomen productie 11.
2.De feiten
3.De vordering
Partijen hebben met ingang van juni 2017 een mondelinge pachtovereenkomst gesloten. Op basis daarvan maakt [eisers] gebruik van een veestal, met mestkelder en erfgedeelte. Hiervoor betaalt [eisers] een pachtsom. De pachtovereenkomst dient schriftelijk te worden vastgelegd, maar [gedaagde] weigert hieraan mee te werken.
Subsidiair moet de overeenkomst worden ontbonden. [eisers] schiet tekort in de nakoming van de overeenkomst. Zonder toestemming van [gedaagde] verpacht [eisers] het aan haar ter beschikking gestelde perceeldeel onder aan een derde.
Meer subsidiair stelt [gedaagde] dat de overeenkomst is gesloten onder een ontbindende voorwaarde. [eisers] zou namelijk het gepachte ontruimen als de eigendomsoverdracht aan de projectontwikkelaar aanstaande zou zijn en de gemeente een andere bestemming aan het land zou hebben gegeven. [eisers] heeft daarom geen belang bij zijn vordering. Voor zover [gedaagde] geen beroep toekomt op een ontbindende voorwaarde, dient de pachtkamer de overeenkomst op grond van artikel 7:377 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, omdat [gedaagde] ter plaatse woningen wil laten bouwen.
Nog afgezien van het voorgaande is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [eisers] een beroep zou kunnen doen op de pachter beschermende regels uit het pachtrecht.
4.De tegenvordering
(i) de overeenkomst tussen partijen ontbindt;
(ii) [eisers] veroordeelt tot ontruiming.
De onder (i) ingestelde vordering is verbonden aan de voorwaarde dat de pachtkamer het beroep van [gedaagde] op dwaling verwerpt. De onder (ii) ingestelde vordering is onvoorwaardelijk.
5.De beoordeling
De formulering ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ brengt tot uitdrukking dat de pachtkamer bij de beoordeling van het door [gedaagde] gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid de nodige terughoudendheid zal moeten betrachten. Dit geldt te meer indien het, zoals in deze zaak, gaat om
een regel van dwingend recht. Onder een regel van dwingend recht verstaat de pachtkamer een regel waar partijen niet van mogen afwijken.
De pachtkamer stelt vast dat de feiten en omstandigheden die [gedaagde] heeft aangevoerd, van onvoldoende gewicht zijn om te kunnen voldoen aan de hoge maatstaf die de pachtkamer moet toepassen bij het beoordelen van een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- i) [eisers] heeft het gepachte zonder voorafgaande toestemming van [gedaagde] aan een derde in gebruik gegeven;
- ii) de overeenkomst bevat een ontbindende voorwaarde, die in vervulling is gegaan, nu [gedaagde] het betreffende perceel aan een derde heeft verkocht en de eigendomsoverdracht aanstaande is;
- iii) op het gepachte een woonbestemming is komen te rusten.
Gelet op het onweersproken verweer van [eisers] , is de pachtkamer van oordeel dat [eisers] hiermee niet in strijd met de pachtovereenkomst heeft gehandeld, laat staan dat dit ontbinding van de overeenkomst zou rechtvaardigen.
(ii) de ontbindende voorwaarde
(iii)de bestemmingswijziging
Tevens draagt de pachtkamer [eisers] op om zich uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen en een voorstel te doen over de persoon van de deskundige(n) en het specialisme van de deskundige(n). Omdat het hier een schadeloosstelling betreft overeenkomstig het geval van onteigening, ligt het voor de hand om ook in dit geval drie deskundigen te benoemen. Voorts kan [eisers] zich uitlaten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen. De rechtbank geeft partijen in overweging, na overleg over één en ander, tot een gezamenlijk voorstel te komen. [eisers] kan zich tevens uitlaten over de hoogte van het voorschot van de deskundige(n).
Tot slot dient [eisers] , indien voorhanden, de door de Grondkamer gegeven goedkeuring van de door de pachtkamer vastgelegde pachtovereenkomst in het geding te brengen.