ECLI:NL:RBNHO:2025:10000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
15/278554-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van in voorraad hebben van ketamine zonder wetenschap van aanwezigheid

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in voorraad hebben van 9.535,81 gram ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 24 oktober 2023 ketamine is aangetroffen op het adres van de verdachte, maar oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze drugs. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de ketamine en dat het procesdossier onvoldoende bewijs bevatte voor een bedrijfsmatige activiteit. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte in overweging genomen, evenals de chatberichten die door de officier van justitie als belastend werden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat zij wist van de aanwezigheid van de ketamine, en spreekt haar vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/278554-23 (P)
Uitspraakdatum: 28 augustus 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2025 in de zaak tegen:
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (Spanje),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. S.C. van Klaveren, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 oktober 2023 te Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder registratie (als bedoeld in artikel 38 lid 2 van de Geneesmiddelenwet), (een) werkzame stof(fen) in voorraad heeft gehad, te weten een (handels)hoeveelheid (van (in totaal ongeveer) 9.535,81 gram, althans een hoeveelheid) (van een stof bevattende) ketamine (zijnde ketamine een geneesmiddel als bedoeld in/in de zin van de Geneesmiddelenwet).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de chatberichten in de telefoon van de verdachte erop wijzen dat zij wist van de aanwezigheid van de ketamine op haar adres en daarover ook kon beschikken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet hierop in mindering worden gebracht.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de ketamine op haar adres, noch dat zij daarover kon beschikken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet – blijkens de plaatsing van het artikel in de wet en de wetsgeschiedenis – uitsluitend ziet op bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot ketamine. In het geval de rechtbank toch bewezen acht dat de verdachte de ketamine in haar bezit heeft gehad, bevat het procesdossier onvoldoende bewijs om vast te stellen dat het handelen van de verdachte een bedrijfsmatig karakter had. Op die grond dient de verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde in voorraad hebben van ketamine.

4.Vrijspraak

De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde op de zitting vast dat op 24 oktober 2023 in totaal 9.535,81 gram ketamine is aangetroffen op het adres waar de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] woonde. De ketamine is gevonden in de slaapkamer van de verdachte en [medeverdachte] en (in een shoppertas onder de werkbank) in de schuur achter hun woning. In de slaapkamer lag de ketamine in een witte doos op de bovenste plank van de inloopkast en in een kartonnen doos onder het bed, die werd ontdekt nadat de politie de ladeblokken onder het bed geheel had verwijderd en onder het houten frame was gekropen.
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier geen bewijs bevat dat de verdachte wetenschap droeg van de aanwezigheid van de ketamine op de plaatsen waar die op
24 oktober 2023 is aangetroffen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van de verdachte en van [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat de verdachte tweemaal (in april 2023 en in augustus 2023) drugs heeft aangetroffen in de schuur achter hun woning en vervolgens [medeverdachte] hiermee heeft geconfronteerd. Tijdens die gesprekken heeft de verdachte aan [medeverdachte] duidelijk gemaakt dat hij de drugs moest weghalen en dat zij geen drugs (meer) in de woning wilde hebben, waarna [medeverdachte] haar heeft verzekerd dat hij hiermee zou stoppen. De verdachte heeft verder verklaard dat zij na die gesprekken geen drugs meer in of rondom haar woning heeft aangetroffen, welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] dat hij – zonder dat de verdachte het wist – toch hiermee is doorgegaan en de ketamine voor de verdachte heeft verstopt (onder het bed).
In het procesdossier bevinden zich daarnaast chatberichten uit de telefoon van de verdachte, die de officier van justitie als belastend voor de verdachte heeft aangemerkt. Die chatberichten zijn echter uitgewisseld in de periode van 25 maart 2023 tot en met
19 mei 2023. Reeds daarom acht de rechtbank die berichten niet redengevend voor het bewijs van wetenschap bij de verdachte – vijf maanden later – op 24 oktober 2023.
Ook overigens biedt het procesdossier geen aanknopingspunten om, in weerwil van de verklaring van de verdachte, aan te nemen dat de verdachte wetenschap droeg van de aanwezigheid van de ketamine die op 24 oktober 2023 op haar adres is aangetroffen.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. C.M.A.V. van Kleef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2025.