ECLI:NL:RBNHO:2025:1

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
10859000 \ CV EXPL 23-8359
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van (pre)contractuele informatieplichten en algemene voorwaarden in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, is een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Hekwerken Lisserbroek B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De zaak betreft een geschil over de totstandkoming van een overeenkomst en de naleving van (pre)contractuele informatieverplichtingen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen en of voldaan is aan de informatieverplichtingen. De eisende partij heeft hierop gereageerd, maar de kantonrechter oordeelt dat niet voldoende is aangetoond dat aan de wettelijke informatieplichten is voldaan. Dit betreft met name de verplichting om de consument voorafgaand aan de overeenkomst te informeren over de prijs van de werkzaamheden.

De kantonrechter heeft ambtshalve de stukken gecontroleerd en vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de informatieplicht, waardoor de gedaagde partij niet in staat was een weloverwogen keuze te maken. De kantonrechter heeft daarom besloten de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, met als gevolg dat 25% van de hoofdsom niet verschuldigd is. Daarnaast is er een toetsing van de algemene voorwaarden uitgevoerd, waarbij de kantonrechter concludeert dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat de juiste voorwaarden van toepassing zijn. De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld, maar de kantonrechter wijst een deel van de vordering af en legt de proceskosten bij de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10859000 \ CV EXPL 23-8359
Uitspraakdatum: 8 januari 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten venoootschap
Hekwerken Lisserbroek B.V.
te Lisserbroek
de eisende partij
gemachtigde: J.R. van Dijk
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 6 maart 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen en of daarbij is voldaan aan de (pre) contractuele informatieverplichtingen. Daarnaast is de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden van de eisende partij. Dit heeft zij gedaan bij akte van 3 april 2024 (hierna: de akte).

2.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.1.
In de naar aanleiding van het tussenvonnis genomen akte heeft de eisende partij toegelicht hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst tot stand is gekomen. Uit de door de eisende partij gegeven toelichting maakt de kantonrechter op dat er sprake is van een ‘buiten een verkoopruimte’ gesloten overeenkomst. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft namelijk nagelaten concreet aan te geven welke informatie waar en wanneer aan de gedaagde partij is verstrekt. Dit terwijl het op de weg van de eisende partij had gelegen om expliciet en op een duidelijke manier aan te geven op producties waar welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230t BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren, maar tenminste door aan te geven op welke bladzijde van de productie de betreffende informatie te vinden is). Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier.
2.3.
Bij wijze van uitzondering heeft de kantonrechter in dit geval wel zelf in de stukken gecontroleerd of de eisende partij bij het sluiten van de overeenkomst aan de wettelijk voorgeschreven (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter niet volledig het geval is. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder e BW heeft voldaan. Dit artikel bepaalt onder meer dat de consument moet worden gewezen op de prijs van door de eisende partij uitgevoerde werkzaamheden. Dat dit is gebeurd valt niet op te maken uit het door de gedaagde partij ondertekende monteursrapport. In dat rapport is namelijk geen bedrag opgenomen. Bovendien is dat rapport pas na afloop van de werkzaamheden opgesteld, terwijl de eisende partij de gedaagde partij voorafgaande aan het uitvoeren van de werkzaamheden had moeten informeren over de kosten. Doordat niet is gebleken dat dat is gebeurd is de gedaagde partij de mogelijkheid ontnomen een weloverwogen keuze te maken of hij, bij wetenschap van de daadwerkelijke totaalprijs, de werkzaamheden wel had willen laten uitvoeren.
2.3.
Omdat ook niet gesteld en gebleken is dat voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst aan de gedaagde partij een afschrift van de overeenkomst is verstrekt, is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230t lid 2 BW.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.4.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [2] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [3] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.5.
Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en de jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.6.
In de naar aanleiding van het tussenvonnis genomen akte heeft de gedaagde partij aangevoerd dat de algemene voorwaarden die bij de dagvaarding zijn overgelegd en waarvan in de dagvaarding wordt gesteld dat die op de overeenkomst van toepassing zijn, toch niet van toepassing zijn. Dit omdat de algemene voorwaarden niet aan de gedaagde partij ter hand zouden zijn gesteld. De enkele omstandigheid dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld, maakt echter niet dat deze niet van toepassing zijn. Wel brengt dat met zich mee dat een wederpartij een beroep kan doen op vernietiging van in de algemene voorwaarden opgenomen bedingen. [4] Dat de gedaagde partij dit heeft gedaan blijkt nergens uit. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat er algemene voorwaarden op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijn.
2.7.
Verder heeft de eisende partij in de akte aangevoerd dat, voor zover er algemene voorwaarden van toepassing zijn, dat niet de algemene voorwaarden zijn die bij de dagvaarding zitten, maar de consumentenvoorwaarden van de Koninklijke Metaalunie. Deze voorwaarden heeft de eisende partij echter niet bij de akte overgelegd.
2.8.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. De eisende partij heeft niet aan deze voorwaarden voldaan, doordat in tegenstelling tot hetgeen in de dagvaarding is opgenomen de eisende partij in de akte stelt dat de overgelegde voorwaarden toch niet van toepassing zijn. Bovendien kan de kantonrechter, doordat de algemene voorwaarden die volgens de eisende partij wel van toepassing zijn niet zijn overgelegd, niet beoordelen of in die algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn. Aangezien de eisende partij voldoende gelegenheid heeft gehad haar vordering juist te onderbouwen, krijgt de eisende partij niet meer de gelegenheid de juiste algemene voorwaarden alsnog bij akte in te sturen.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
De (wettelijke) rente en de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. De kantonrechter kan niet beoordelen of hierover in de algemene voorwaarden die volgens de eisende partij bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn. Dat de vorderingen op dit punt mogelijk in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen maakt niet uit. De wettelijke bepalingen voor rente en incassokosten kunnen alleen worden toegepast als de kantonrechter heeft vastgesteld dat in de algemene voorwaarden geen oneerlijke rente- en incassobedingen staan.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.127,84 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 1.503,79 x 0.75).
2.10.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Nu een gedeelte van het gevorderde bedrag niet toewijsbaar is, kan de gedaagde partij ten aanzien van het griffierecht slechts worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat verschuldigd is voor het toe te wijzen bedrag, te weten € 328,00. Het meerdere, dat op grond van de dagvaarding aan de eisende partij in rekening is gebracht, dient voor rekening van de eisende partij te blijven. Verder blijven de kosten voor de genomen akte voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.127,84,
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 111,17
griffierecht € 328,00
salaris gemachtigde € 132,00 ;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
3.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
4.Artikel 6:233 onder b BW