ECLI:NL:RBNHO:2024:996

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/15/345844 / JU RK 23-1699
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 januari 2024 een beschikking gegeven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de verdeling vastgesteld zoals deze momenteel wordt nageleefd, om de positieve ontwikkelingen in de opvoeding van [de minderjarige] te waarborgen en om toekomstige onduidelijkheid over de zorgregeling te voorkomen. Dit biedt duidelijkheid en voorspelbaarheid voor [de minderjarige].

De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die verzocht om een zorgregeling vast te stellen. De ouders van [de minderjarige], de moeder en de vader, zijn betrokken bij de procedure. De moeder is bijgestaan door haar advocaat, mr. J.H.F. Overkleeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2024 waren beide ouders aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI en de persoonlijk begeleider van de moeder.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de afgelopen periode aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt in hun samenwerking en communicatie. De moeder heeft gewerkt aan haar opvoedvaardigheden en de vader is actief betrokken bij de opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor hun inspanningen en heeft besloten de huidige omgangsafspraken vast te leggen in een beschikking, zodat er in de toekomst geen onduidelijkheid ontstaat over de zorgregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

De kinderrechter heeft de ouders en betrokken hulpverlening aangespoord om samen te blijven werken aan de opvoeding van [de minderjarige] en om te zorgen voor een warme overdracht naar de gemeente voor verdere ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/345844 / JU RK 23-1699
Datum uitspraak: 11 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J.H.F. Overkleeft, kantoorhoudende te Hoorn,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 2 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. J.H.F. Overkleeft;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
Ter ondersteuning van de moeder was ook haar persoonlijk begeleider vanuit Komunazorg, [persoonlijk begeleider] , tijdens de zitting aanwezig.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 24 januari 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 18 juli 2023 tot 24 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, op basis waarvan [de minderjarige] iedere twee van de drie zaterdagen (week 1 naar de vader, week 2 naar de vader, week 3 naar een weekendpleeggezin etc.) van 10:00 tot 17:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder [de minderjarige] naar [plaats] brengt en de vader [de minderjarige] weer bij de moeder terugbrengt. De GI verzoekt deze regeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
Op dit moment heeft [de minderjarige] iedere twee van de drie zaterdagen omgang met de vader. Het andere weekend gaat [de minderjarige] naar een weekendpleeggezin van Parlan. De omgang tussen [de minderjarige] en de vader was eerst deels begeleid van 12:00 uur tot 17:00 uur. In mei 2022 is de begeleiding eraf gegaan en de omgang uitgebreid van 10:00 uur tot 17:00 uur. Deze afspraak wordt nog steeds nageleefd. Gezien wordt dat de vader goed aansluit bij de opvoedbehoeften van [de minderjarige] . Hij maakt plezier met [de minderjarige] en onderneemt leuke activiteiten met hem. Daarnaast lukt het de vader om [de minderjarige] te stimuleren en consequent te begrenzen.
3.3.
De GI ziet twee betrokken ouders die met elkaar in gesprek gaan en afspraken maken in het belang van [de minderjarige] . Zo zijn de ouders in staat om onderling af te stemmen wanneer [de minderjarige] in de vakanties een dag bij de vader verblijft. De ouders doen dit zo goed dat de GI van plan is de ondertoezichtstelling af te sluiten. Om te voorkomen dat er op een later moment onduidelijkheid bestaat over wanneer [de minderjarige] bij de vader verblijft, acht de GI het van belang dat de huidige omgang wordt vastgelegd. De ouders en betrokken hulpverlening stemmen daarmee in.
3.4.
Op de zitting heeft de GI naar voren gebracht dat het weekendpleeggezin onverwachts heeft aangegeven dat zij [de minderjarige] niet meer kunnen opvangen. De GI gaat met de pleegzorgbegeleider op zoek naar een nieuw gezin of andere oplossing. Ook zal de GI dit bespreken met de vrijwillige hulpverlening, aangezien de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op 24 januari 2024 afloopt. Verder heeft de GI verzocht in de zorgregeling op te nemen dat de moeder [de minderjarige] naar de vader in [plaats] / [plaats] brengt, aangezien de vader op zoek is naar een nieuwe woning en hij tijdelijk in de weekenden in [plaats] verblijft.

4.De standpunten

4.1.
De vader staat achter het verzoek van de GI. [de minderjarige] wil graag een nachtje bij de vader blijven slapen, maar begrijpt dat dat op dit moment niet kan vanwege het gebrek aan woonruimte van de vader. De vader hoopt dat de omgangsmomenten – in overleg met de moeder en de gemeente – kunnen worden uitgebreid als hij wel weer een eigen woonruimte heeft.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting ingestemd met de voorgestelde zorgregeling. De samenwerking tussen de ouders verloopt goed. Als de treinen tussen [plaats] en [plaats] bijvoorbeeld niet rijden, spreken de ouders onderling af dat de vader naar de moeder komt, zodat het omgangsmoment wel door kan gaan. Daarna koppelt de moeder terug aan de betrokken hulpverlening en de GI hoe de omgang is verlopen. Zij zal dit ook in het vrijwillig kader blijven doen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI een zorgregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt deze zorgregeling als een regeling als bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid, onder a, BW.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de ouders de afgelopen periode grote stappen hebben gezet. De moeder heeft bij het moeder-kindhuis gewerkt aan haar opvoedvaardigheden. Zij woont nu zelfstandig met [de minderjarige] in een ambulante zorgwoning van Komunazorg waar zij om hulp en ondersteuning vraagt als zij dat nodig heeft. De vader heeft twee van de drie zaterdagen omgang met [de minderjarige] en dit verloopt goed. Hij is betrokken, maakt plezier met [de minderjarige] en sluit aan bij zijn opvoedbehoeften.
Ook de communicatie en samenwerking tussen de ouders is verbeterd. Het aanbod van de vader om [de minderjarige] tijdelijk iedere zaterdag op te vangen en op die manier de moeder te ontlasten, is daar een goed voorbeeld van. Ook lukt het de ouders om samen afspraken te maken in afwijkende situaties, bijvoorbeeld als [de minderjarige] vakantie heeft of als de treinen niet rijden. De kinderrechter wil de ouders daar een groot compliment voor geven en begrijpt dat de ondertoezichtstelling wordt afgerond.
5.4.
Om deze positieve ontwikkelingen te waarborgen, acht de kinderrechter het – net als de rest van de betrokkenen – van belang dat de omgangsafspraken zoals deze nu worden nageleefd, worden vastgelegd in een beschikking. Voorkomen moet worden dat daar in de toekomst ruis over ontstaat. Bovendien zorgt dit voor duidelijkheid, zekerheid en voorspelbaarheid voor [de minderjarige] .
De kinderrechter hoopt dat er snel een nieuwe plek wordt gevonden waar [de minderjarige] naartoe kan als hij niet naar de vader gaat. De kinderrechter gaat er vanuit dat er een warme overdracht vanuit de GI naar de gemeente plaatsvindt, zodat de zoektocht naar een nieuwe plek ook binnen het vrijwillige kader doorgang vindt. Tot die tijd kan [de minderjarige] in overleg met de moeder en de betrokken hulpverlening worden opgevangen bij de vader. Alle betrokkenen hebben hier ter zitting mee ingestemd.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
[de minderjarige] verblijft iedere twee van de drie zaterdagen van 10:00 tot 17:00 uur bij de vader, waarbij de moeder [de minderjarige] brengt en de vader [de minderjarige] weer bij de moeder terugbrengt. De ouders bepalen in overleg met de betrokken hulpverlening waar [de minderjarige] om de drie weken op zaterdag verblijft. Andere omgangsmomenten tijdens vakanties en feestdagen worden in onderling overleg afgesproken.
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L. Jense als griffier, en op schrift gesteld op 15 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.